Oorlog in het land

Alles begon op 12 oktober 1798 in Overmere nabij Dendermonde toen franse gendarmen en een deurwaarder binnenvielen bij een onwillige belastingbetaler en er zijn inboedel wensten aan te slaan. De sfeer was duidelijk gespannen en verzetsacties van de omstaanders bleven niet uit. De gendarmes werden aangevallen, ontwapend en vluchtten weg.

De meer dan 600 opstandelingen hielden rekening met franse repressailles en trokken zich tijdelijk terug in de bossen. Toen de Fransen dachten  dat het verzet de kop was ingedrukt, kwamen de opstandelingen terug. De stormklok werd geluid. De menigte rukte op naar het gemeentehuis dat stormenderhand werd ingenomen. De registers van de militie en de schatplichtigen belanden op de brandstapel. Overmere was bevrijd, de Boerenkrijg was begonnen.

Gedwongen dienstplichtigen

Een van de belangrijkste oorzaken van de opstand was de franse conscriptie of de wet op de verplichte legerdienst. De Franse regering voerde een wet in die alle jonge mannen tussen 20 en 25 jaar dwong dienst te nemen in het franse leger. Door het uitvoeringsdecreet van 24 september 1798 werden meer dan 200.000 jonge mannen opgeroepen om gedwongen dienst te nemen in het franse leger met alle gevolgen vandien. Het franse leger verloor 500.000 manschappen bij de inval in Rusland.

De vervolging van de katholieke kerk was nog een extra stimulans voor de overwegend rooms-katholieke bevolking van onze gewesten om in opstand te komen tegen het franse terreurregime. Rond 1796 begon de georganiseerde kerkvervolging hier ook ernstige omvang te krijgen. Kloostergemeenschappen werden afgeschaft, abdijen verbeurd verklaard. Monniken, priesters en nonnen werden met veel frans militair machtsvertoon uit hun gebouwen gedreven. De geestelijkheid leefde ondergedoken. Verkleed als boeren, handelsreizigers of ambachtslui gingen ze overal te velde dopen, stervenden begeleiden en huwelijken voltrekken. Wanneer men families betrapte die een geestelijke verborg, werd hun woning onmiddellijk in brand gestoken !

Platteland versus stad

De Boerenkrijg was grotendeels een plattelandsverschijnsel. De steden, waar de Franse republikeinen hun gezag steviger hadden kunnen vestigen met o.a. de collaboratie van een niet onaanzienlijk aantal “franskiljons” (verfranste Vlamingen), hielden zich grotendeels afzijdig. De meeste Boerenleiders behoorden tot de vermogende topklasse van de plattelandsburgerij: Emmanuel Van Gansen (Westerlo) was een gegoede brouwer-landbouwer, A. Meulemans (Tongerlo) was landmeter, Pieter Corbeels (Turnhout) was drukker, J.C. Elen (Scherpenheuvel) was geneesheer, L.J. Heylen (Herentals) was advocaat, Emmanuel Rollier (Willebroek) was handelaar, J.B. Caeymax (Berlaar) was notaris en Theofiel Van Dyck was gemeentesecretaris van Westmeerbeek.

In West-Vlaanderen en Luxemburg duurde de Boerenkrijg amper enkele dagen terwijl hij in Oost-Vlaanderen en Henegouwen op het einde van de maand oktober 1798 zo goed als beeindigd was. Het Franse ministerie van Oorlog realiseerde zich dat de Boerenkrijg meer was dan een reeks lokale opstandjes. Daarom zond het Franse opperbevel in de Bataafse republiek (Nederland) toen een sattelietstaat van Frankrijk, vanaf 23 oktober 1798 aanzienlijke franse troepenversterkingen naar het zuiden. Parijs zond op 27 oktober C.S. Colaud als opperbevelhebber met onbeperkte macht naar Brussel om de militaire acties rond de Boerenkrijg te coordineren en zo snel mogelijk in de kiem te smoren.

De Kempen wordt het Boerenbastion

Nadat de laatste weerstand in Klein-Brabant was opgeruimd (de slag bij Bornem 4 november) concentreerden de Fransen hun militaire acties op de Antwerpse Kempen. Dit was een moeilijk toegankelijk gebied van heiden, moerassen en bossen, zonder veel steenwegen. De Brigands konden zich in deze streek langer handhaven en organiseren. Reeds begin oktober was Theofiel Van Dyck hier begonnen met de recrutering van oud gedienden van de Brabantse Omwënteling. Naast deze “anciens” heeft men tijdens de Kempische werftocht (21 -2 6 oktober ) ook getracht om dienstplichtigen bij het Boerenleger in te lijven.

De impact van het Kempische leger en de “Jongens “ uit het Hageland op het geheel van de opstand was zo groot dat de Boerenkrijg in zowel Engelse als Hollandse bronnen “de opstand in Brabant” werd genoemd.

Vanaf begin november begonnen de meeste enthoesiaste jongemannen uit de streken waar de Boerenkrijg reeds was neergeslagen naar de Kempen uit te wijken om er dienst te nemen in het Boerenleger. Ook een aantal gedwongen  Vlaamse dienstplichtigen in het Franse leger  uit Antwerpen en Brussel poogden het Boerenleger te vervoegen. Het Kempisch-Brabantse leger kreeg in feite het karakter van een nationaal leger. Hert gros van het Boerenleger bleef evenwel uit Kempenaren bestaan. Het waren ook hoofdzakelijk Kempische companies die aan de vijf belangrijkste gevechten van 28 oktober tot 5 december 1798 tegen de Fransen hebben deelgenomen. Deze militaire confrontaties waren de slag bij Herentals op 28 oktober, de slag bij Meerhout op 5 november, de inname door de Boeren van Diest en de slag rond deze Demerstad (12 -15 november), de gevechten bij Mol, Balen, Meerhout, Geel op 21 november en de slag bij Hasselt op 5 december 1798.

Eretitel Brigand

Het Boerenkrijgmonument op de Grote Markt van Herentals
Het Boerenkrijgmonument op de Grote Markt van Herentals

De Boerenkrijg was zeker geen spontaan verzet. Hij heeft lang gebroed en is langzaam tot uitbarsting gekomen. Het was een goed voorbereide opstand waarin het de Boeren zeker niet aan heldenmoed en durf ontbrak, maar wel aan wapens en buitenlandse steun. Wanneer zij de strijd zouden gewonnen hebben, had men een onafhankelijke staat in het leven geroepen. De nederlaag in Hasselt was zeker geen schande. De Franse overmacht was te groot.

De beloofde buitenlandse bleef beperkt tot een mislukte Engelse invasie in Vlissingen en Blankenberge.

Bij de Boeren was er ook een streekgebonden probleem. De meeste Boeren wilden wel vechten voor hun eigen streek, maar ze voelden er weinig vooor om te gaan vechten in de  steden, waar men trouwens meestal een afwachtende houding aannam tegen de opstand.

Boerenkrijgmonument in Hasselt
Boerenkrijgmonument in Hasselt

In Hasselt is de laatste strijd van de Brigands gestreden. Hier werd de Boerenkrijg in het nadeel van ons volk beslecht. Meer dan 1000 Boeren lieten er hun leven en meer dan 600 werden er gevangen genomen. Voor de gevangenen stond enkel het vuurpeleton te wachten. Ook aan franse zijde lag het aantal slachtoffers aanzienlijk hoog.

De Fransen en franskiljons waren natuurlijk tevreden met de nederlaag van de Boeren.

De strijd van onze brigands was er één van grote heldenmoed. “Brigands” was trouwens een spotnaam die de Boeren van de Fransen kregen aangemeten.Net zoals de “Geuzen” in de 16-de eeuw maakten ze er een eretitel van.