Geen officieel monument voor Mortsel
door Johan Verstraelen

1) Inleiding

15 april 1943 is de meest zwarte dag voor de Belgische stad Mortsel. Mortsel was toen nog een district van Antwerpen. Op 5 april 1943 werd deze stad getroffen door een bombardement van de geallieerden. Negenenzeventig B17-bommenwerpers – ook wel vliegende forten genoemd -en vijfentwintig B24-Liberators werden uitgestuurd richting Mortsel. Wegens serieuze tegenstand van de Duitse luchtmacht en het Duitse luchtafweergeschut raakten van de meer dan honderd vliegtuigen er maar éénentachtig ter plaatse. Ook de inrichtingen in de bommenwerpers die redelijk nauwkeurig de plaats konden bepalen waar gebombardeerd moest worden, werden beschadigd. Daardoor moesten de meer dan tweehonderd ton bommen meer op ’t gevoel gedropt worden dan met precisie-instrumenten. De bedoeling van de geallieerden was om een Duitse fabriek, Frontreparaturbetrieb GL Erlawerk VII genaamd, kortweg Erla, in de nabijheid plat te gooien. De bommen misten voor een groot deel doel en kwamen neer in naburige woonwijken. ‘De Vreeselijke Angelsaksische terreuraanval op Antwerpen’, zo kopte het dagblad De dag op woensdag 7 april zijn voorpagina.  De krant Het laatste nieuws van diezelfde dag had het over een laffe terreuraanval. Er vielen 936 doden en duizenden gewonden. Het was een bombardement dat zelfs het bekende bombardement van 1940 op Rotterdam qua slachtoffers overtrof. Het was één van de meest dramatische dagen uit de Belgische vaderlandse geschiedenis. Dat daar veel over geschreven zou zijn lijkt dan ook normaal. In 1943 stonden de kranten bol van de verschrikkelijke ervaringen die het oorlogsgeweld opleverde, maar na 1945 werd het stil rond dit drama. Het heeft zelfs tot 1988 geduurd voor dat een historicus, Achille Rely, een historische studie wijdde aan het drama. Rely schrijft in zijn boek dat de mensen recht hebben op juiste, objectieve geschiedkundige feiten, maar dat sommige actoren niet meewerkten aan zijn onderzoek. Rely’s boek zorgde ervoor dat het drama alleszins nu meer aandacht krijgt dan veertig, vijftig jaren geleden.  In 1995 kwam in Mortsel een gedenkboek uit en daarna volgde nog een studie van Rely en een gedetailleerd boek van Jean Dillen over de Erlafabriek zelf.  Anno 2008 hebben de leerlingen van de middelbare scholen in Mortsel de overlevenden van de ramp geïnterviewd. Deze getuigenissen zullen nog gebundeld worden in boekvorm.

 

2) Stilzwijgen

De herinnering aan het bombardement is geen leuke herinnering. Als iemand gedood wordt door een vijand dan kan je als nabestaande je woede op die vijand richten. Maar wanneer er bijna duizend slachtoffers vallen door toedoen van een bevriende natie – in dit geval de USA -, dan kan blijkbaar het verdriet moeilijk gekanaliseerd worden of symbolisch – lees: officieel – herdacht worden. De ware reden waarom deze gebeurtenis weinig aandacht kreeg is onduidelijk. Ook de enige historicus die het wou onderzoeken, Achille Rely, kwam niet verder dan wat speculaties, omdat cruciale informatie niet werd vrijgegeven.  De Amerikaanse commandant die het bombardement leidde, alsook de Belgische – en Amerikaanse bewindsvoerders, hulden zich in stilzwijgen. Het gevoel bij veel mensen uit Mortsel en omstreken is toch dat heel de gebeurtenis dus bewust verzwegen werd, ofwel door de Belgische staat ofwel door de Amerikaanse staat, ofwel door beide.

Het doelwit van het bombardement was een voormalige fietsenfabriek. In 1921 werd het een autofabriek waar de toen prestigieuze Minerva-auto werd geproduceerd. Minerva is de Romeinse godin van wijsheid en kunst. Maar van veel wijsheid getuigde de toenmalige leiding van de fabriek niet. Door veel onkunde konden de zaakvoerders in 1934 de boeken sluiten.  In de tweede wereldoorlog werd de fabriek dan door de Duitse bezetter omgevormd tot een fabriek dat oorlogsmateriaal fabriceerde en reviseerde. De Erla-fabriek reviseerde in de tweede wereldoorlog meer dan vierduizend Messerschmitt type 109 jachtvliegtuigen. Dat was natuurlijk ook geweten door de plaatselijke overheden. Waar niets over te lezen valt zijn de preventieve maatregelen die de plaatselijke overheid had kunnen nemen. Of – en dat is misschien waarschijnlijker- werd de plaatselijke bevolking door de Duitse bezetter ingezet als een menselijk schild? Er was niet alleen de Erlafabriek. In Mortsel had je ook de chemiefabriek Agfa. De mensen en de plaatselijke overheden die toen rondom de fabrieken woonden moesten toch beseft hebben dat ze op een tijdbom leefden en werkelijk in een erg gevaarlijke zone leefden.  Die mensen hadden misschien geen keuze en voor hen was een evacuatie waarschijnlijk niet aan de orde. Dat het een gevaarlijke zone was, wordt bevestigd door het feit dat er in 1945 door de geallieerden nog eens werd overwogen om Mortsel te bombarderen. Uiteindelijk is dat niet gebeurd. Er was al genoeg ellende veroorzaakt. Alsof het toch nog niet genoeg was, werden ook de allerlaatste V2-bommen vanuit Duitsland afgeschoten met als doel…Mortsel.

 

3) Monumenten in Mortsel

inscriptie in woningblok. (foto Johan Verstraelen)
inscriptie in woningblok. (foto Johan Verstraelen)

In iedere door de oorlog zwaar getroffen stad, staat wel een oorlogsmonument. Toch zal je in Mortsel lang moeten zoeken naar een waardig groot monument dat de volledige symboliek draagt van de zware beproevingen van 5 april 1943. Wie doorheen Mortsel stapt, vindt hier en daar nog materiële artefacten die verwijzen naar de ramp. De Erla-fabriek werd na de oorlog omgevormd. De firma Agfa-Gevaert heeft er een grote productie-eenheid en opslagplaats van gemaakt. Hier vindt je dus weinig tastbaars. Maar naast de opslagplaats van Gevaert bevindt zich de zogenoemde Minervawijk, genoemd naar de autofabriek die daar stond  destijds. Er staan daar heel veel kleine arbeidershuisjes die al een zekere ouderdom verraden maar die esthetisch zeker waarde hebben. Deze huisjes worden afgewisseld met bruine grauwe woningblokken. Die werden in 1945 opgetrokken op plaatsen waar de huizen door het bombardement in 1943 zijn ingestort. Eén van deze woningblokken bevat een ingemetselde zandsteen met een inscriptie. Daarop staat te lezen: ‘Verwoest door de oorlog, herbouwd door het land’. De inscriptie maakt niet duidelijk wie de opdrachtgevers en de betalers zijn geweest van deze woningen. De inscriptie is niet ondertekend.

Eén dag na de ramp had de toenmalige burgemeester van Antwerpen, Leo Delwaide, de bevolking opgeroepen om een stevige duit in het zakje te doen om alvast de meest behoeftigen te helpen. Het is onduidelijk of de grauwe woningblokken betaald zijn door de nationale regering of door het Nationaal steunfonds voor geteisterden onder voorzitterschap van burgemeester Delwaide.

Een beetje verder in de wijk duikt een straatnaambordje op. We bevinden ons in de straat Vijf april warande. Waar nu deze straat is, was destijds het gebied waar erg veel bommen zijn gevallen. Het is nu een volledige vernieuwde wijk. Meer richting Mortsel-centrum is er de Sint-Lutgardisschool. Deze school werd zwaar getroffen door het bombardement en vele leerlingen stierven toen. De opnieuw opgebouwde school heeft ook een gedenksteen met daarop de tekst: ‘Hij nam de rookschaal, vulde haar met vuur en wierp ze op de aarde, en er kwamen als donderslagen… en velen stierven te dien dage… 5 april 1943’.

Een andere school, die in de Eggestraat, werd ook zwaar getroffen en had ook een monumentje. De gedenksteen bevond zich op de speelplaats van de jongensschool maar wegens verwaarlozing is het daar weggehaald. Het bevindt zich nu ergens in een magazijn van een kerkhof. De steen is van de hand van Floris De Cuijper en kreeg de naam Het offer van onze kinderen voor de vrede. Op het huidige gemeenteplein werd pas in 1999 een herdenkingsmonument opgericht voor de slachtoffers van het bombardement. Goed 46 jaar na het bombardement werd op initiatief van de gemeente Mortsel een openbaar monument opgericht. Tevens werd door de gemeenteraad in 1999 het bombardement van 1943 aangegrepen om de classificatie van ‘stad’ aan te vragen, wat enkele jaren daarna ook is gebeurd. Op het monument staat: ‘Mortsel gedenkt 5 april 1943’. Het bronzen bas-reliëf is een afgietsel van de gedenksteen die zich bevond in de voormalige Gemeentelijke Jongensschool in de Eggestraat. Het monument vormt samen met een fontein een geheel. De fontein, genaamd ‘Sprong 2000’, is van de hand van Stefan Bongaerts.

oorlogsmonument op het gemeenteplein in Mortsel. (foto Johan verstraelen)
oorlogsmonument op het gemeenteplein in Mortsel. (foto Johan verstraelen)

Op één de begraafplaatsen van Mortsel staat een groot oorlogskruis dat juist na de eerste wereldoorlog is opgericht maar dat na de tweede oorlog is voorzien van extra inscriptie’s. Het monument bevindt zich tussen de graven van de slachtoffers van het bombardement

In Mortsel vind je dus nog heel wat materiële artefacten die als herinneringsplaats kunnen functioneren. Veel Mortselnaren die getuige geweest zijn van deze ramp, hebben deze materiële artefacten eigenlijk niet nodig om de herinnering levendig te houden maar toch helpt het hun wel. Charles Debruyne publiceerde in 1995 een gedenkboek Het gebeurde in Mortsel. Het is een boek vol met doodskaartjes of foto’s van de slachtoffers. Het is een boek dat enigszins de smartepijn bij de overlevenden wat verzacht. Maar het boek is natuurlijk een individueel verwerkingsinstrument terwijl bijvoorbeeld een herdenkingsdag aan een herdenkingsmonument een groepservaring is waar mensen blijkbaar nood aan hebben.  In de H.Theresiakerk worden speciale jaarlijkse vieringen ingesteld en veel oud-studenten van de Sint-Lutgardisschool zoeken elkaar jaarlijks op.

op de achtergrond een groot oorlogskruis op de begraafplaats in Mortsel-dorp. (foto Johan Verstraelen)
op de achtergrond een groot oorlogskruis op de begraafplaats in Mortsel-dorp. (foto Johan Verstraelen)

 

4) Waarom is erkenning nodig ?

De tijd heeft al veel uitgewist. Vele foto’s van de ramp van 65 jaar geleden, zijn onwezenlijk voor de meeste Mortselnaars, zeker voor diegenen die na de oorlog geboren zijn. Veel ouderen vinden dat deze ramp niet vergeten mag worden en dat de ramp officieel erkend moet worden. Of dat nu mét een monument of met een symbolisch gebaar gebeurt, maakt dan niet uit. Maar dat is tot op heden niet gebeurd.

Omdat de ramp nooit officieel is erkend, zitten toch veel inwoners met een onverwerkt verleden. Dat er anno 2008 enkel een regeringscertificaat is gegeven en nog steeds geen officieel ‘oorlogskruis’, zoals dat dan heet, zet 65 jaar na de gebeurtenis nog steeds kwaad bloed. Een dergelijk officieel oorlogskruis zou nochtans een prachtige herinneringsplaats kunnen worden. Met die herinneringsplaats zou dan jaarlijks de tragedie officieel herdacht kunnen worden. Nu moeten ze dat bij het kleine monumentje aan ‘den terminus’ doen. Het ontbreken in Mortsel van een officiële herinneringsplaats waar er volgens velen ‘normaal’ wel één hoort te zijn geeft aanleiding voor discussie bij de meer theoretische achtergrond van herinneringsplaatsen.

Pierre Nora, een Franse geschiedkundige, heeft de herinneringsplaatsen betrokken bij onze kijk op het verleden. In het Frans heet een herinneringsplaats een lieu de mémoire. Lieux de mémoire of herinneringsplaatsen hebben een symboolstatus. Belangrijk in heel deze discussie is dat sommigen een vaste betekenis koppelen aan de symboliek van herinneringsplaatsen. Anderzijds is een symbool voor sommigen niet meer dan een afspraak en dan komt het niet overeen met de werkelijkheid. Bijgevolg is er ook geen of weinig houvast om de juistheid van interpretaties na te gaan. Een lieu de mémoire behoort dus evengoed in het rijtje ‘essentialy contest concepts’ waar onder andere ook identiteit, cultuur of democratie gerekend kunnen worden. Maar daar kom ik straks nog op terug.

Symbolen, zoals in dit geval een dergelijk officieel oorlogskruis, hebben dus niet voor iedereen dezelfde betekenis. Sommigen hebben dat symbool nodig om het verleden te kunnen verwerken en anderen hebben daar totaal geen nood aan. Daar gaat het in Mortsel ook om. Veel jongeren die zich nauwelijks bewust zijn van de tragedie van 1943, zullen de noodzaak van een officiële herinneringsplaats niet gemakkelijk aanvoelen of nodig achten. Niet alleen de jongeren, maar wij allemaal, leven in een steeds ingewikkeldere samenleving. Er ontstaan, mede door de media en internet, steeds meer subculturen. Herinneringsplaatsen vormen misschien een tegengewicht tegen de versplintering van het groeps- of gemeenschapsgevoel. Mensen die de symboliek achter een herinneringsplaats wel belangrijk vinden, hebben dikwijls ook de indruk dat het gemeenschapsgevoel verdwijnt, wat volgens hen niet zou mogen.

 

5) Vergeten feiten

Een bewuste poging om symboliek over te dragen via een oorlogskruis en een echte ceremonie is iets anders dan geheel ongecontroleerd en zonder symbool de traditie over te dragen.  Een boek houdt de herinnering op een andere manier levend dan een traditionele ceremonie aan een monument dat doet. Nu, bijna 65 jaar na de gebeurtenis, leven er steeds minder mensen die het bombardement meemaakten. De herinnering hinkt achterop en dreigt vergeten te worden. Zonder een ceremoniële traditie zal het drama in de vergetelheid geraken, klinkt het.

Het was Pierre Nora’s bedoeling om ‘de’ nationale geschiedenis in kaart te brengen. In dit Belgische geval kan dat best gedaan worden door ons te richten op verschillende groepen, met verschillende belangen en ideologieën, die inhoud hebben gegeven aan de zogenoemde ‘Belgische’ identiteit.

Ondermeer de ramp van 1943 hoort bij de Belgische geschiedenis. Dat was juist na de tweede wereldoorlog nog niet zo duidelijk, maar nu wel. De Belgische geschiedenisboeken gaven vroeger nauwelijks de melding van dit drama. De  persoonlijke herinnering van de Mortselnaars die het bombardement meemaakten werd daarmee genegeerd. Het verleden van België kent een aantal historische feiten die om één of andere reden niet de aandacht krijgen die ze verdienen. De manier van onderwijzen, de selectie van feiten en de achterliggende grondwaarden van aspecten van het verleden gebeurden voor een groot deel door de natie en konden van natie tot natie verschillen. De natie bepaalde met andere woorden voor een deel wat de mensen als individu zich herinnerden van het verleden. Anders gezegd, het is de Belgische natie die voor een groot deel de ‘Belgische’ identiteit bepaalde.

Onze identiteit is een creatie. In het Engels heet dat dan een invented tradition. Invented traditions worden gecreëerd om een onzekere situatie – in dit geval de wereldoorlog –  te overwinnen door te kijken naar een veilig of groots verleden. Daarbij passen geen stommiteiten waarbij duizenden slachtoffers vallen. Men trachtte deze stommiteit dus te vergeten.

En waarom eigenlijk? Het is niet toelaatbaar dat ten voordele van de natie oorlogen, burgerconflicten en zelfs genocide’s worden gerechtvaardigd of weggemoffeld. Denken we maar naar de Rwanda-genocide uit 1994. Maar in dit geval gaat het om een mislukt bombardement waarvan de allereerste intenties bewust en in tijden van oorlog relatief koosjer waren, maar de uitvoering volledig mislukte. De normaal erg precieze bombardementinstallaties van de bommenwerpers waren beschadigd en konden niet goed meer werken. Als op dat moment beslist wordt om toch over te gaan tot een bombardement dan is men bewust bezig met burgerslachtoffers te maken. Die ‘bewuste’ fout zou een reden kunnen zijn waarom tot op heden geen officiële erkenning is gegeven aan de ramp.

 

6) De geschiedschrijving van Mortsel

Een ander aspect van een lieux de mémoire of herinneringsplaatsen gaat over de manier hoe we naar het verleden kijken. Deze casus over Mortsel maakt het verschil tussen de herinnering en de geschiedenis duidelijk.

De herinnering en de geschiedschrijving vervullen twee verschillende behoeftes: De herinnering vervult voor velen de behoefte van een gemeenschap om een deel van het verleden toe te eigenen teneinde een collectieve eigenheid of zelfs eigenschap van die gemeenschap aan te tonen. Wat we ons herinneren wordt mee bepaald met wat we willen en wensen te herinneren. We wensen iets te herinneren om bijvoorbeeld argumenten te vinden teneinde een identiteit aan te tonen of te bewijzen. Om dezelfde reden worden ook sommigen dingen vergeten of bewust genegeerd. De geschiedschrijving echter is een wetenschappelijke discipline die vertrekt vanuit de feiten en constant theorieën toetst en aanpast aan die feiten. Daarbij kan je moeilijk feiten negeren of wegmoffelen. Zowel op de herinnering als op de geschiedschrijving kan je kritieken formuleren.

De mensen die het bombardement meemaakten en herinneren, hebben ieder een ervaring gehad die eigenlijk totaal anders was. De éne persoon zat in een fabriek te werken terwijl de andere juist in een school was of thuis aan het werken was. Toch komen de gevoelsmatige ervaringen van deze mensen voor een groot deel overheen. Zo ontdekken ze bij elkaar gelijksoortige ervaringen. Dikwijls worden de individuele ervaringen daardoor ‘besmet’.  Het is anno 2008 voor een slachtoffer nog erg moeilijk om juist te verwoorden wat hij heeft meegemaakt. De verbeelding van wat gebeurde is besmet met visies van wat achteraf gezegd, geschreven of getoond is geweest. We herinneren ons dingen van vroeger met de gedachten die nu in ons hoofd dwalen. Men beschrijft via de herinnering altijd een ander verleden dan wat werkelijk is gebeurd. Een herinnering heeft met een veranderende beeldvorming te maken. Wat we als individu of als Mortselnaar herinneren verschilt, en hangt af, van wat we hebben aangeleerd en wat we zelf verstaan onder wankele begrippen als collectieve en individuele identiteit. Want ook onze eigen identiteit wordt gevormd door uzelf maar ook door anderen. En, de manier waarop we ons iets herinneren hangt af van hoe we zijn, van onze identiteit dus. Concluderend, men kan bij een herinnering moeilijk van objectiviteit spreken.

Rely was de historicus die het Mortselse bombardement onderzocht. En wat als die éne historicus het bombardement niet onderzocht? Is er dan geen geschiedenis van het bombardement? Natuurlijk wel, maar ze is niet beschreven. Geschiedenis is dus nog wat anders dan geschiedschrijving. Geschiedschrijving als wetenschap is een zaak voor de deskundigen. Die interpreteren en analyseren controleerbare bronnen en wensen objectiviteit te bereiken. Dat is alvast de doelstelling. Maar dat gaat niet. Ook de enige historicus die het bombardement op Mortsel onderzocht mocht dat aan den lijve ondervinden. De geschiedenis bestaat immers niet als een finale historische waarheid. Er is altijd een perspectivistisch standpunt, zowel van de persoon die de geschiedenis bestudeert als van de persoon die de historische bronnen heeft gemaakt en wel of niet openbaar maakt. Veel cruciale informatie over het bombardement is niet vrijgegeven. Ook de selectie van bronnen is een subjectieve bezigheid. Een ander belangrijk punt is dat de geschiedschrijver zich idealiter zou moeten onttrekken aan een politieke kleur. Het oorlogsverleden is immers een moeilijk onderzoeksterrein waar politieke en andere sociale groepen een opinie over hebben. Het is voor de geschiedschrijver dan ook geen gemakkelijke klus om zich niet te laten verleiden één of andere strekking voor te trekken of te mijden.

Voorts is het methodisch wetenschappelijke onderzoek van de geschiedschrijving paradigmatisch van aard, dat is nooit te vermijden. Historiografen beseffen dat maar al te goed, zij onderzoeken juist die paradigma’s. De geschiedenis is daarom een sociale wetenschap geworden.

Met dit alles wil ik maar aantonen dat alle geschiedschrijving in laatste instantie contemporaine geschiedschrijving is. Die is, net als de herinnering, in hoge mate veranderlijk van aard. Uiteindelijk moeten we ook bij de geschiedschrijving vaststellen dat objectiviteit een illusie blijkt te zijn.

Of we nu geschiedkundige of amateur zijn, we zouden best scepticisme als leidraad nemen, geen partij kiezen en trachten te begrijpen zonder te veroordelen. Een mooie waaier van onderwerpen met een brede aanpak kan de kennis van een vaderlands verleden vergroten. Een echt historisch bewustzijn vraagt een collectieve originaliteit en openheid zodoende dat alle gezichtspunten over een onderwerp naar voor kunnen komen. Daarom zijn herinneringsplaatsen zo belangrijk en de geschiedschrijving moet ze in alle pluraliteit opnemen. Het bombardement in Mortsel leeft nog onder de mensen en iedere herinnering op het bombardement nuanceert de éénduidige en objectieve visie die een geschiedschrijver zal trachten te geven. Het Mortselse bombardement, ofschoon het geen plezierige herinnering nalaat, geeft aan ieder van ons een beeld en ervaring waar we wat kunnen van leren. Het is daarom zinvol om het Mortselse bombardement op te nemen in een Belgische lijst van plaatsen van herinnering. Niet iedereen zal dat beamen. Zij zijn van mening dat men het niet nodig vindt om het te herinneren. Op zich is daar wat voor te zeggen. Af en toe moet men een hoofdstuk kunnen afsluiten en voortgaan in het leven.

 

7) Literatuurlijst

  • Bommen op Mortsel Mission N°50 Luchtaanval op de ERLA fabrieken 5 april 1943 – Achille Rely
  • Bommen op Mortsel : mission no. 50 : luchtaanval op de ERLA-fabrieken 5 april 1943 / Rely, Achille – Antwerpen : Standaard, 1988. – 154p. p : ill. – ISBN 90-021-8123-X
  • Geen Oorlogskruis voor Mortsel – De Ramp van 5 april 1943 – Achille Rely  Geen oorlogskruis voor Mortsel : de ramp van 5 april 1943 / Rely, Achille – Deurne : MIM, 1993. – 246 p. : ill. – ISBN 90 341 0627 6
  • Het gebeurde in Mortsel – Charles Debruyne
  • Erlawerk VII Antwerpen Mortsel 1940-1944 / Dillen, Jean – Erpe : De Krijger, 1993. – 168 p. : ill. – (Uit het oorlogsdagboek van de vlieghaven Deurne = From the war diary of the airfield Deurne; 2).  bk  928.6
  • Geschiedenis van Mortsel / Dierickx, Hendrik – Mortsels stratenboek / Gastmans, B. (red.) – Mortsel: Mortselse Heemkundige Kring, 2000. – 540 p. : ill. + 7 kaarten en wapenschilden
  • Geschiedenis van Edegem / Van Passen, Robert – Edegem : Gemeentebestuur, 1974. – 1074 p. : ill.
  • De lange schaduw van vijftig jaar : voorstellingen van de Tweede Wereldoorlog in literatuur en geschiedenis / Ibsch, Elrud (red.) ; […et al] – Leuven : Garant, 1996. – 182 p. – ISBN 90-5350-475-3

 

Johan Verstraelen
Wouter Volcaertstraat, Mortsel
Studentnummer : 838705783
Academiejaar  2007-2008
Examinator : Herman Simissen
15/ 05/ 2008