Een modern personeelsbeleid voor ambtenaren

Met het ballonnetje dat staatsecretaris voor ambtenarenzaken Hendrik Bogaert opliet in De Morgen (01/10/2013) krijgt een modern personeelsbeleid voor ambtenaren opnieuw wat media-aandacht. Blijft het eens te meer bij een wensdroom ?

ambtenarenMet de storende slordigheid die de kwaliteitskranten in toenemende mate kenmerkt, wordt het moeilijker om  een correct beeld te krijgen van wat nu juist gezegd en bedoeld wordt. Voor De Standaard en De Morgen is het duidelijk : binnen twee à drie weken bestaan er geen vastbenoemde ambtenaren meer. Een journalist die zoiets schrijft heeft alvast geen last van enige kennis terzake en voert zijn journalistieke opdracht wel heel slordig uit. Het duurde trouwens niet lang vooraleer ook de reactie van de vakbonden gepubliceerd werd en er van het voornemen van de staatsecretaris nog weinig overbleef : dat ambtenaren na twee negatieve evaluaties kunnen ontslagen worden is immers nu ook mogelijk.

Maar juist daarom is de denkoefening van Hendrik Bogaert en zijn kabinet niet minder relevant én noodzakelijk. Alleen getuigt ze niet van de nodige moed om eindelijk de taboes te doorbreken zodat een oplossing ten gronde mogelijk wordt. Immers, een modern personeelsbeleid vraagt veel meer dan de aanpassing van het sanctiebeleid en de invoering van tijdelijke medewerkers. Een globale visie begint met de erkenning van alle bestaande pijnpunten. Hieronder enkele die niet aan bod kwamen – noch bij Bogaert noch bij andere ‘middenveldspelers’ – en nochtans tot de meest essentiële behoren om een efficiënt ambtenarenapparaat uit te bouwen.

Een gepolitiseerde ambtenarij is nergens goed voor

belangrijke mededeling ambtenarenHet eerste en belangrijkste pijnpunt is de politisering van de topfuncties in de ambtenarij én de druk vanuit de politieke partijen om zoveel mogelijk (lager) personeel uit de eigen regio aan te werven.

Het enige argument voor de veralgemeende politisering van de topambtenaren – die geen enkele partij openlijk durft toe te geven – is dat politici ervan uitgaan dat niet-partijgebonden ambtenaren niet in staat zijn om het beleid van ‘hun’ regering correct uit te voeren. Dat is onaanvaardbaar, want onbewezen. Ondertussen woekert de overtuiging, dat politieke benoemingen noodzakelijk, zijn als een kanker binnen de ambtenarij en is de voornaamste oorzaak van het intern wantrouwen en een partijpolitiek geïnspireerde besluitvorming. Een kaakslag voor al wie werkelijk een modern management vooropstelt. Zolang geen enkele partij het aandurft om dit taboe te doorbreken zal een modern personeelsbeleid nauwelijks meer zijn dan een verkiezingsslogan. Lippendienst aan het electoraat en dat geldt voor alle partijen.

Voor de politieke partijen met regeringsverantwoordelijkheid was het openbaar ambt vooral een tewerkstellingsmachine. Dat vooral Franstalige politici hiervan een erezaak maakten, kon ik zelf vaststellen in het departement Defensie. Indertijd voegde de defensieminister op de aanvraag van een werkster uit zijn kieskring, gericht aan de personeelsdirecteur, volgende kleine notitie toe, ‘je me permets d’insister’. Een voorbeeld uit de duizenden die schering en inslag waren. Interventies als deze zijn nu enkel wat subtieler geworden. Vandaag worden alleen partijgenoten binnen de administratie aangesproken om hun ‘partijpolitiek personeelsbeleid’ erdoor te drukken. Een kanker die men nodig heeft om de eigen mensen te kunnen bevoordelen.

In dergelijke omstandigheden moet men ook vraagtekens plaatsen bij een objectieve evaluatie. Immers, het risico is niet denkbeeldig dat de minst gepolitiseerde of meest kritische medewerkers de eerste slachtoffers van strengere evaluaties zullen worden.

Wat we alvast weten is dat het huidig systeem precies daarom weinig negatieve evaluaties toeliet. Wordt het een maat voor niets ?

 

Vakbonden zijn tegen een modern personeelsbeleid

Vakbonden die in de eerste plaats oog hebben voor het algemeen belang bestaan niet. Vakbonden willen vooral zoveel mogelijk personeel kunnen bevoordelen en zo weinig mogelijk afremmende ‘autoriteit’. Hun overdadige macht binnen de administratie werkt reeds lange tijd verlammend. Onder het motto van ‘hoe meer leden’ hoe meer invloed, werken ze elke modernisering tegen die het aantal leden zou kunnen verminderen. Het zou toch voor iedereen duidelijk moeten zijn dat zonder het kortwieken van de vakbondsmacht een modern personeelsbeleid onmogelijk blijft.

Ook het corporatisme zorgt voor een krakkemikkig ambtenarenbeleid. Elke administratie heeft vanuit een corporatistische reflex een metershoge muur opgetrokken rond de eigen administratie. Flexibiliteit is een idee dat volgens de vakbonden en andere conservatieve krachten met de grootste kracht moet bestreden worden. Nochtans zijn er binnen bepaalde administraties duizenden hogeropgeleiden die onnodig werk doen terwijl er andere administraties slecht functioneren bij gebrek aan personeel van hetzelfde opleidingsniveau. Zolang het taboe op flexibiliteit en corporatisme blijft bestaan zal er nooit sprake zijn van een modern personeelsbeleid.

 

Zinvol werk

Het zal wel waar zijn dat sommige ambtenaren de kantjes eraf lopen en dat zij zo de ambtenarij als geheel een slechte naam bezorgen. Is het te ver gezocht om te stellen dat hun aantal onder meer afhankelijk is van de graad van syndicalisering ?

Het is ook waar dat politici zich nauwelijks geroepen voelen om hun ambtenaren tegen dergelijke veralgemeningen te beschermen. Een staatsecretaris die ambtenaren catalogeert als “ambetantenaren”, is symptomatisch voor het platvloers populisme dat ook regeringsleden niet schuwen wanneer het electoraal lonend is.

Media die enkel aandacht hebben voor het spektakel van administratieve fouten en zich nooit afvragen waarom er wetten bestaan die aan de basis liggen van heel wat ‘ambetantenarij’ getuigen van oppervlakkigheid en doen aan misleiding. Zo geven ze de kans aan politici om hun verantwoordelijkheid te ontlopen. Men kan geen goede ambtenarij hebben zonder een degelijk politiek beleid.

Dat veel ambtenaren nauwelijks zinvol werk hebben, daar horen we niets over. Hoeveel wetten worden door de politici gestemd maar blijven dode letter wegens onuitvoerbaar ? Hoeveel tijd en energie worden verspild aan beuzelarijen en interventies vanuit de ministeriële kabinetten ? Hoeveel hoog gekwalificeerde ambtenaren worden bezig gehouden met de voorbereiding, evaluatie en rechtvaardiging van een politieke beslissing, waarvan de uitkomst reeds vooraf vastligt ? Zo wordt ten minste de helft van de hogere officieren en hun administratieve medewerkers bij defensie ‘onledig’ gehouden. Elk dossier wordt door deze bekwame medewerkers bestudeerd met een bewonderenswaardige intellectuele hardnekkigheid. Maar we zouden het evengoed naïviteit kunnen noemen, vermits ze zelf goed weten dat enkel de elementen die de vooraf gemaakte politieke keuze ondersteunen in aanmerking zullen genomen worden. Het zou getuigen van respect en intellectuele eerlijkheid om die draaimolen stop te zetten.

 

Basisvoorwaarden voor een modern ambtenarenbeleid

In een wereld die alsmaar complexer wordt is het evident dat een degelijke opleiding en permanente bijscholing aan de basis liggen van elk modern personeelsbeleid. Momenteel is daar veel te weinig aandacht (en geld) voor. Daarenboven worden belangrijke synergievoordelen door een gebrek aan samenwerking gemist. Een van de best functionerende administraties inzake opleiding en voorgezette vorming is Defensie. Mits het slopen van enkele muren liggen daar belangrijke mogelijkheden voor andere administraties voor het grijpen.

Een voorgezette vorming inclusief specifieke bijscholingscursussen kan het corporatisme tegengaan en de onontbeerlijke flexibiliteit ondersteunen. Helaas lijkt het alsof daarover zelfs nog niet werd nagedacht.

Een vast statuut heeft niet enkel nadelen. Een groot personeelsverloop is ook voor privé-bedrijven een indicator dat men ‘slecht’ bezig is. Wie werkt op korte termijn – met de goedkoopste werkkrachten – is niet bezig met de langere termijn die nood heeft aan stabiliteit en kennis. Daarenboven vergeet men wel eens dat elke administratie ook heel specifieke kennis vereist en een permanente vorming absoluut onontbeerlijk is. Hoe zouden ambtenaren anders nog aan de toenemende kwaliteitseisen kunnen voldoen ? De bomen nog kunnen onderscheiden in het voortwoekerend bos van regels en wetten ?

Voor alles moeten politici duidelijk maken wat ze verwachten van de administraties. Te beginnen met duidelijke richtlijnen in plaats van ad hoc beslissingen te nemen die meestal het gevolg zijn van onbedoelde effecten van een slordige wetgeving. Voorts moeten ze leren afstand houden van de wettelijke procedures in plaats van deze te willen beïnvloeden.

Men moet ook meer aandacht opbrengen voor de plichten van ambtenaren. De voornaamste plicht van de ‘publieke dienaar’ wil dat hij/zij enkel het algemeen belang  dient. Een tweesnijdend zwaard voor zowel de foefelende politici als de onbetrouwbare ambtenaar, maar de enige manier om een transparant uitvoeringsbeleid mogelijk te maken. Topambtenaren die een ‘gepersonaliseerd’ beleid gaan voeren, of erger hun macht gebruiken om zich persoonlijk te verrijken zijn totaal uit den boze. Een onafhankelijke controle is noodzakelijk en zal veel efficiënter zijn dan een interne dienst die al even gepolitiseerd is als de dienst zelf.

Een administratie kan pas efficiënt werken wanneer er een coherent politiek beleid gevoerd wordt. Een beleid dat niet om de haverklap doorkruist wordt door partijpolitieke belangen. Welke politieke familie heeft de moed om deze pijnpunten op tafel te leggen ?

Pierre Therie

Beste lezers,

Vragen jullie zich ook af hoe het mogelijk is dat premier Di Rupo tijdens het gastcollege aan de Universiteit Gent uitpakt met gunstige cijfers voor België terwijl nauwelijks enkele dagen later VOKA met cijfers bewijst dat wij veel te weinig terugkrijgen voor ons belastinggeld ? Het antwoord is eenvoudig : VOKA vergelijk dezelfde criteria in alle landen terwijl Di Rupo een oude truuk toepast door voor elke criterium België te vergelijken met andere landen die het toevallig in dat domein minder goed doen. Hij schuwt zelfs niet om Ierland erbij te sleuren. Daar is maar één woord voor : volksverlakkerij. Dat de gewillige media deze ordinaire truuk niet doorzien, laat staan zouden aanklagen verbaast mij niet. Maar dat ook professor Carl Devos hier geen kritische commentaar aan wijdde vind ik jammer.

Terwijl een 50-tal ambtenaren meer verdienen dan Di Rupo (290.000 euro), zijn er ook een tiental topgeneraals bij defensie aan het werk voor de sjofele prijs van nog geen 100.000 euro bruto per jaar; één derde dus van wat anderen nog te weinig vinden. Toch zijn er voldoende kandidaten.

Dat men geen topmanagers zou vinden voor pakweg 150.000 euro is gewoon prietpraat van omhooggevallen creaturen.

Nog veel leesgenot,
Pierre ‘Pjotr’ Therie

 

Filmpjes :