Toespraak door schepen van cultuur, onderwijs en woonbeleid Arnold Herrebout:

ws17Geachte Heer Burgemeester, Dames en Heren Schepenen en Gemeenteraadsleden,
Geachte Heren Voorzitter, Bestuursleden en Leden van de Hovese Oudstrijdersvereniging,
Geachte toehoorders, Beste muzikanten,

Aan de vooravond van de herdenkingen van 1914 – 18, van de Groote Oorlog 100 jaar geleden, zijn wij hier samen gekomen om de Hovese slachtoffers van de twee beide gruwelijke wereldoorlogen te herdenken.

Onder ons zijn er familieleden en nakomelingen van hen die slachtoffer werden én van hen die de oorlog overleefden. Ik ben één van hen, zoon van een oudstrijder die op achttienjarige leeftijd in de loopgraven aan de IJzer stond. U begrijpt dat deze herdenking voor mij, net als voor zoveel anderen, telkens opnieuw, een persoonlijke betekenis heeft.

De voorzitter van onze Hovese oudstrijders heeft zonet de burgerlijke en militaire slachtoffers van deze oorlogen herdacht. In 2015 herdenken wij 70 jaar einde van de tweede wereldoorlog. U zal me toestaan dat ik vandaag inga op de Groote Oorlog van 14 – 18. Als we 14 – 18 herdenken, dan zetten we niet alleen een traditie voort, maar we pogen ook vernieuwend met dit verleden om te gaan en alle Hovenaars, zeker de jongeren, uit te nodigen te (her)ontdekken wat die eerste wereldoorlog lokaal, nationaal en internationaal heeft betekend. Van een terugblik op het verleden komen tot een bezinning in het heden.

Her-denken is voor ons herdenken van de Duitse inval op 4 augustus 1914, de terreur van hun doortocht, de barbaarse overweldiging die in enkele weken tot één derde van de Belgische bevolking op de vlucht joeg. De strijd om de forten om Luik, de met bloed overgoten doortocht langs Maas en Samber. De vernielingen in Houffalize, Rosière-la-Petite, Cobre-ville, Ethe, Rossignol, Visé en Dinant, de ‘Chemin du crime’ in en om Luik, in Aarschot, Leuven en Dendermonde, om maar enkele plaatsen te noemen.

Of het Belgisch leger nu weerstand bood aan de Maas, de Gete of elders, steeds werd de factuur aan de burgers ‘gepresenteerd’ : zij waren franc – tireurs en moesten onverbiddelijk worden afgestraft. Met gijzelingen, executies, brandstichtingen, plunderingen, verkrachtingen op grote schaal. Gruwelijk.

Her-denken is voor ons herinneren aan de vluchtelingenstromen. De oprukkende Duitse troepen joegen anderhalf miljoen mannen, vrouwen en kinderen in ellendige omstandigheden over de grenzen. Een miljoen naar Nederland. Een kwart miljoen naar Engeland. Driehonderdduizend naar Frankrijk. Stoeten van ellende. 25 augustus werd in Oost- en West- Vlaanderen Vliegende Maandag genoemd. Iedereen vluchtte. Rond Antwerpen werden de forten ontruimd, de stad lag onder  moordend artillerievuur, waarop de overgave en de internering van Belgische soldaten in Nederland volgden. Het was ‘sauve qui peut’.

Her-denken is voor ons herinneren aan de IJzertragedie, aan de loopgravenoorlog toen alles vastliep in de overstroomde ijzervlakte met mensonterende toestanden, is herinneren aan de Frontbeweging, de Vlaamse ontvoogdings-beweging, toen onze soldaten op een dubbel front moesten vechten : tegen de Duitse bezetter en tegen een Belgische overheid die alleen miskenning en bestraffing over had voor hun elementaire rechten. Nochtans hadden ze zich met duizenden gemeld als vrijwilliger na een koninklijke oproep “Vlamingen, gedenk de slag der Gulden Sporen”. Wat onze ontgoochelde vaders en grootvaders, na jaren aan het front, deed uitschreeuwen : “Hier ons bloed, wanneer ons recht”.

Onze IJzersoldaten voerden geen staatsie, geen hoge waan, Zij hadden slechts grauwe kapoten aan. Hun burcht was een nest van aarde en hout, In de smalle pijp van een loopgracht gebouwd. En hun hemel werd beurtelings blauw en goud. Zo dicht bij de hemel zo ver van huis, In een wereld die leegwaait van puin en gruis.

En dat was ook zo voor onze Britse bondgenoten in de ‘Salient’, de boog rond Ieper. En voor alle andere geallieerden, van waar ze ook kwamen, in de slagvelden van Verdun tot de Somme.

Her- denken is voor ons stilstaan bij het overleven van de gewone mensen, onder een wurgende bezetting, met hongersnood, leegplundering van het land, razzia’s, opeisingen, grensversperringen, terechtstellingen ; is stilstaan bij een uitgeput, oorlogsmoe land dat kreunde onder Duitse dwingelandij en een uitgehongerde bevolking ten prooi aan de Spaanse griep.

Her-denken, geachte toehoorders, is op dit moment zwijgend teruggaan naar alle Hovese doden van 14 – 18. Achter elke grafsteen zit een verhaal, een tragedie, een voortijdig afgebroken leven.

Wij kunnen dan ook niet anders dan herinneren aan en pleiten voor het verlangen naar Vrede, Vrijheid en Verdraagzaamheid. En in die geest sluit ik af met het enig mooi gedicht van Anton Van Wilderode : ‘De Wereld die wij willen’:

De wereld die wij willen draagt geen wapens
Verdeelt zich niet in toegeruste legers
Met het verbitterd bliksemen van leuzen.
De wereld die wij willen is een vrede
Die zonder wrevel over het verleden
Het doek haalt van vergeven en vergeten.

De wereld die wij willen is een landschap
Dat onbeschadigd neerligt in de zomer
Verzonken in de spiegels van zijn stromen.
De wereld die wij willen is de gave
Van gras en brood van appelen en water,
Gezondheid die men eet en die men ademt.
De wereld die wij willen is een Vlaanderen
Verlost van velerlei onvrijheid en bevoogding,

Weer vaderhuis voor zijn verstrooide kinderen.
De wereld die wij willen is Europa
Uit zoveel eeuwen ongeduld verzameld
En toegezegd aan wie geen wanhoop kennen.
De wereld die wij willen is de wereld
Ons tot verzadiging ten deel gegeven
Tot overmaat en lieflijkheid van leven.

Ik dank u allen.”

Pagina's: 1 2