In een vrije opiniebijdrage analyseert Xavier Everaert de Bretoense ‘bonnets rouges’ en vergelijkt met Vlaanderen/België. Frankrijk heeft zowaar haar eigen Tea Party-beweging gebaard, die luistert naar de naam les bonnets rouges, de rode mutsen. Net als de Tea Party verwijst de naam naar een historische tax revolt, een belastingsopstand, met name de opstand in Neder-Bretagne in 1675 tegen de invoering van de zegelrechten (wat we vandaag btw, accijnzen en registratierechten noemen) door Lodewijk XIV en voor de afschaffing van de feodale tiende penning (champart) en de leendiensten (corvée).  

Révolte du papier timbré

De Zonnekoning blonk uit in twee disciplines : totale begrotingsontsporing en onbezonnen buitenlands beleid. Een politiek waar vooral Bretagne het slachtoffer van was. Lodewijk had in 1672 het plan opgevat om de rijkste natie van Europa, de Verenigde Provinciën, de oorlog te verklaren en die zo te onttronen als leidende internationale handelsnatie. De Nederlanders besloten de Bretoense havens te blokkeren en slaagden er in om het kloppende hart van de Franse economie, Bretagne, in minder dan een jaar tijd compleet te ruïneren. De opstand duurde een kleine acht maanden en werd genadeloos neergeslagen. De gevolgen voor Bretagne waren desastreus. De kosten van de Franse strafexpeditie werden integraal verhaald op de Bretoense bevolking en er werd een permanente personenbelasting (don gratuit) van 15% in het leven geroepen. Maatregelen die de Bretoense bevolking en economie nog twee eeuwen in het reces zouden houden. Tot zover de geschiedenis. Maar één interessant en uniek feit van de Révolte du papier timbré van 1675 wil ik u niet onthouden: het was de eerste keer in de geschiedenis van het feodum en het absolutisme dat leenheren en leenmannen hun krachten bundelden in oppositie tegen het centrale gezag van de koning. Op 18 juni 2013 komen een dertigtal politiek dakloze Bretoense ondernemers samen in het slaperige plaatsje Pontivy in de Morbihan op uitnodiging van de excentrieke zakenman en Bretoens regionalist Jazek Bernard en de landbouwingenieur en –industrieel Alain Gol, voorzitter van de regionalistische denktank L’Institut de Locarn. De verbroken beloftes van Nicolas Sarkozy zijn nog maar net verteerd of de socialistische president Hollande jaagt een ‘écotaxe’ door het parlement, een kilometerheffing die vooral de agro- en transportindustrie treft, de twee belangrijkste industriële pijlers in Bretagne. Ze richten het Comité de Convergence des Intérêts Bretons (CCIB) op. De ‘Bretoense lobby’ is geboren. In tegenstelling tot wat Parijs tot dan toe gewoon is van Bretoense regionalisten – folkloristisch geitenwollensokkennationalisme van overjaarse soixantehuitards en belegen Dolle mina’s – komt de CCIB wél met een concrete visie op Bretagne en Frankrijk naar voren. De CCIB wil de strijd aangaan tegen het Franse ‘hypercentralisme’ en het ‘labyrint van reglementen’. Ze pleiten een duidelijke decentralisatie, vooral van de economische en fiscale beleidsinstrumenten.  

Parijse vijand

Klinkt u bekend in de oren ? Toch niet helemaal. De boodschap van het ondernemersclubje van de CCIB wordt – als bij wonder en tot groot ongenoegen van Parijs – overgenomen door de Bretoense vakbondscentrales en de FNSEA (een Franse tegenhanger van de Boerenbond). Tot grote verbazing en groter ongenoegen van elke marxistische socioloog wordt Frankrijk geconfronteerd met een beweging waar ondernemers, boeren en arbeiders aan hetzelfde zeel trekken en éénzelfde vijand bekampen: de Parijse herverdelingsmachine. Alle marxistische klassentheorieën ten spijt ziet links met lede ogen toe hoe de socialist en ecologist Christian Trouadec zij aan zij op een podium staat met grootindustriel Alain Gol, voor een uitzinnige menigte van arbeiders, boeren en ondernemers.

Gwenn ha Du (Bretoense nationale vlag)
Gwenn ha Du (Bretoense nationale vlag)

Nu hoeven marxisten van alle pluimage nog niet te wanhopen. In het Rusland van 1905 werd de eerste Russische Revolutie evenzeer gekenmerkt door een nooit geziene samenhorigheid van revolutionaire arbeiders en liberaal-democratische middenklassers. Die democratische revolte van 1905 plaveide de weg voor de bolsjewistische revolutie van 1917. Dus laat ons vooral niet te enthousiast worden over dit zeldzame schouwspel van klassenverzoening en revolte tegen het socialisme over alle bevolkingslagen heen. Dat men revolteert tegen de sociaaldemocratie zoals Hollande die vandaag concreet vormgeeft in Frankrijk zoals het vandaag bestaat, wil niet automatisch zeggen dat men revolteert tegen het socialisme. In tegendeel. Als er geen flagrante fiscale transfer-effecten zouden bestaan van Bretagne naar andere arme regio’s in Frankrijk, zou er helemaal geen beweging op het getouw gezet zijn. De bonnets rouges revolteren niet tegen belastingen an sich, maar tegen het feit dat het Bretoense geld dat naar Parijs stroomt niet terug naar Bretagne komt. Hun probleem dus is niet dát er belastingen geheven worden, maar dat Parijs ze int en dat Parijs beslist waar het geld naartoe gaat. Daarom – en dit is heel belangrijk – zijn de bonnets rouges regionalisten en geen separatisten: zij beseffen goed over welke fondsen Parijs beschikt. Het enige wat zij willen is een groter stuk van de taart voor Bretagne. Achter de façade van de klassenverzoening, een traditioneel rechts en conservatief politiek objectief, schuilt een zorgwekkende linkse retoriek. Van de initiële doelstellingen van het CCIB-manifest is nog weinig terug te vinden op de grote manifestaties van de bonnets rouges. Waar men het in juni nog over decentralisatie en de strijd tegen de bureaucratie en de belastingdruk had, heeft men het vandaag over ‘rompre la dictature de la bourgeoisie parisienne’. In het karikaturale zinnebeeld van de burgerlijke Parijzenaar worden veel Bretoense frustraties opgenomen. 1905 als preludium van 1917.

Belgische klassentegenstellingen

Kortom, de bonnets rouges kampen met dezelfde problemen als elke andere regionalistische beweging: het enige wat hen bindt is een sentiment en een strategie, maar geen doelstelling. Zij verenigen zich in hun afkeer voor Parijs en Hollande en bij uitbreiding de hele politieke kaste. Maar als het van Christian Trouadec – het gezicht van de linkervleugel – afhangt, wordt Bretagne morgen een halfbakken arbeidersparadijs op Cubaanse leest geschoeid. Als het dan weer van Bernard en Gol afhangt, wordt Bretagne een bruisend Bavière-Atlantique. Dat is alvast een probleem waarmee het Vlaams-nationalisme niet lijkt te kampen. In Vlaanderen zijn de vakbewegingen, de mutualiteiten en de landbouwlobby’s niet op de trein van het regionalisme gesprongen. Integendeel. Het woord ‘Vlaams’ wordt hoe langer hoe meer het antoniem van links, in plaats van het antoniem van Belgisch. Dat is een heel opmerkelijke evolutie die in heel wat Vlaamsgezinde middens niet al te vrolijk wordt onthaald maar de trend is er nu eenmaal. De Franse traditie van klassenoverstijgende politieke massabewegingen, zoals het gaullisme en in mindere made het poujadisme, bestaat helemaal niet in België, mede dankzij de verzuiling. In België staan de klassentegenstellingen gegrift in het politieke en institutionele DNA: de syndicale oligarchie en een quasi ongelimiteerde mogelijkheid tot sociale agitatie (geen rechtspersoonlijkheid voor vakbonden, een heel summier wettelijk kader voor stakingen en een troebele syndicale financiering) zijn electorale en ideologische levensverzekeringen voor de linkerzijde, terwijl de institutionele verankering van de boerenbond en de middenstandsorganisaties de werkgevers en kapitaalbezitters een sterke rechtstreekse lijn met het parlement en de regering garanderen.

 

boerenbond        Unizo        ACV

 

Daar ligt ook de zwakte van het Vlaams-nationalisme : het Belgisch establishment heeft gedurende honderd jaar sterk ingezet op goede banden met de sociale partners, enerzijds om ze aan zich te binden en te controleren, anderzijds om klassentegenstellingen in stand te houden om zo de communautaire tegenstellingen naar de achtergrond te verdrijven. In het Vlaanderen van morgen ligt dat misschien anders, maar in het België van vandaag is dat een bittere realiteit waar het Vlaams-nationalisme zich zal moeten bij neerleggen tot het laatste uur van België geslagen heeft. zelfbestuur regio's Dat de bonnets rouges een aflopend verhaal is, staat mijns inziens buiten kijf. De onvrede met Hollande en het ‘politieke establishment’ zal zich vroeg of laat moeten vertalen in een concreet politiek antwoord en geen enkele politieke klassenoverstijgende beweging heeft die denkoefening overleefd. Mijn standpunt hieromtrent, dat de democratie in de (post-)industriële samenleving per definitie de politieke en institutionele bevestiging is van valse dichotomieën (tweedelingen) zoals de klassentegenstellingen, is misschien het thema voor een volgend opiniestuk.

 

 

Xavier Everaert – De auteur is doctoraatsstudent rechtseconomie aan de Universiteit van Turijn, politiek secretaris van JongLibertairen en lid van Students for a Stateless Society.

 

Filmpjes: