Op zondag 27 april jl. – Erfgoeddag – ging in zaal Prinsenhof aan de Kapelstraat een feestviering door voor wijlen de Hovese dichter René Verbeeck (18/04/1904 – 13/11/1979). Dit naar aanleiding van de 110de verjaardag van zijn geboorte. De organisatie was een samenwerking van de gemeentelijke Cultuurdienst, Literatuurkring De Statiepoweten, zangkoor Cantabile en Thuishaven Ritmica.

Er waren een goede 130 toeschouwers komen opdagen, waaronder het voltallige college van burgemeester en schepenen. Gemeenteraadsvoorzitter Guido Sel, tevens voorzitter van De Statiepoweten, mocht de aanwezigen welkom heten en het geheel aan elkaar praten. Daarna volgde een toespraak van Arnold Herrebout, schepen van cultuur (zie bijlage). De jonge Gijs Gellings mocht vier gedichten van René Verbeeck voordragen. Nadien volgde een getuigenis van Paul Fives, ex-leerling van Verbeeck aan het Sint-Jans-Berghmanscollege in Antwerpen in de periode 1970. Het Hovese zangkoor Cantabile oogstte het nodige applausvolume door hun puike optreden.

Prof. Dr. Stefaan Van Den Bossche schetste in een langere spreekbeurt het leven en werk van de Hovese dichter.

Na de pauze waren er nog optredens van de Statiepoweten, zangkoor Cantabile, gedichten door kleindochter Christel Verbeeck en een huldiging van de familie Verbeeck.

Het geheel werd afgesloten met een zoete receptie.

 

René VerbeeckGetuigenis kleinzoon Herman Verbeeck (30 april 2005)

“De jaren in Hove zijn zeker gelukkige jaren geweest. Na zeventien jaar geen gedichten meer te hebben geschreven, is hij hier in Hove opnieuw beginnen te dichten. Het huis in de Statielei had een prachtig uitzicht op de bomen van het domein Hoveberg. Door het raam van zijn werkkamer was het net alsof, achter de voortuin, een bos begon. Het uitzicht moet op die ochtendlijke uren zijn stemming beïnvloed hebben.

Hoe was hij ? Hij was een heel vriendelijk, humoristisch, minzaam en wijs man. Hij hield heel veel van taal en talen, van kunst, maar evengoed van gewone zaken zoals voetbal of wielerwedstrijden op televisie.”

[AFG_gallery id=’31’]

 

Toespraak Arnold Herrebout, schepen van Cultuur.

“Grootmogende tiran Trigéminus Bespaar mijn aangezicht
Het striemend snoer Van uw verschrikkelijke zweep

Laat af uw elektrische vingers Van d’ opengescheurde zenuw
Die daverende pees op de boog Van ‘t kaaksbeen gespannen

En bespaar de harten Van die me lief zijn
Mijn huilende pijlen van pijn”

Zo begint René Verbeeck zijn gedicht over de ontsteking van een van zijn kaakzenuwen, de Trigéminus. Een aandoening die tijdens zijn laatste levensjaren op pijnlijke wijze zijn leven en sociale contacten verstoorde. En met dit korte stukje gedicht is hij meteen terug midden ons.

Geachte familieleden van René Verbeeck, Geachte Heer Burgemeester en collega’s – leden van het College en de gemeenteraad, Geachte aanwezigen,

Vandaag brengen wij hulde aan René Verbeeck. Voor velen is René nog levendig voor de geest te halen. Voor hen die hem niet hebben gekend, een paar woordjes informatie.

René VerbeeckRené Verbeeck werd geboren te Wilsele , op 18 april 1904. Hij huwde in 1930 met Simone Bastin. Zij woonden vanaf 1957 in Hove, Statielei, nr. 40. Uit hun huwelijk sproten Arthur en Chris(tian). Arthur, nog moeilijk te been, blijft in Hove aanwezig via zoon Marc. Chris en Godelieve en hun twee kinderen Herman en Christel, wonen in Hove.

Hoe kwam René in Hove terecht ? Een beetje bij toeval. Hij kende de stationsbuurt van Hove, hij nam er jaren lang de trein van en naar zijn werk als kantoorchef in Edegem. Met dat werk stopte hij toen hij in ’59 leraar werd aan het Sint Jan Berchmanscollege.

Vanaf zijn komst in Hove beleefde hij er mooie jaren. Hij bloeide helemaal open toen hij leraar werd . Het begin van  een lange, vruchtbare en gelukkige periode, waarin hij als dichter zeer productief was en als leerkracht pedagogisch dynamiserend met zijn leerlingen omging. Hij was voor hen een coach, lang voor het woord gemeengoed werd.

Een ijverige bij, met grote werkkracht. ’s Morgens, in alle stilte, vanaf 5 uur, was hij aan het schrijven. Voor dag en dauw, voor vrouw en kinderen hun dag begonnen.

In Hove zelf was hij o. m. actief in de beheerraad van de Bibliotheek, en was hij medestichter van De Hovenaar.

Zijn ziekte bemoeilijkte zijn laatste jaren. Toen hij, najaar ’76, op de Lustrumviering van de Leuvense Schrijvers Actie het woord wou voeren, nadat Gaston Eyskens – een studiegenoot – hem had gehuldigd, ging het niet meer en las zoon Chris zijn voordracht voor. Hij stierf in het ziekenhuis te Mortsel, op 13 november 1979, na een heelkundige ingreep.

Zijn vrouw Simone, die hij als jonge leraar in Beauraing had leren kennen en aan wie hij meer dan 200 liefdes-gedichten opdroeg, overleefde hem 22 jaar. Zij woonde eerst in de Kapelstraat; haar laatste 2 jaar in Cantershof.

Wanneer wij vandaag hulde brengen aan René, 110 jaar na zijn geboorte (op 18 april) , dan kunnen wij dit niet beter doen dan door enkele stukken uit de warme, mooie afscheidsgroet van mevrouw Schoeters, tijdens de uitvaartmis in 1979, in herinnering te brengen.

Luister even mee :

“Wij komen hier niet getuigen van ons verdriet. Veel méér immers heeft uw bestaan aan het onze toegevoegd, dan uw heengaan aan ons leven kan ontnemen. Ons past geen droefheid, maar vreugde om wat u voor ons zijt geweest.  En dankbaarheid. Wij danken omdat u voor ons de belichaming was van de gentleman, in de meest menselijke betekenis van het woord en met de volle nadruk op gentle. U was een minzaam man, zacht en zachtmoedig, warmhartig en mild, nooit opdringerig, vindingrijk in uw attenties, diep-gelukkig wanneer u wat dan ook kon doen om vriendschap te verbreiden, altijd oprecht verrast wanneer men meende u om uw inzet te moeten feliciteren.”

Zijn vriendelijke omgang met mensen, maakte hem zeer geliefd onder de mensen, in de buurt. Op zijn begrafenis was zelfs zijn postbode, mét postzak, aanwezig.

Terug naar mevrouw Schoeters :

“Wij danken u omdat u voor ons een maatstaf was van Vlaamse voornaamheid, steeds correct in optreden en voorkomen, stijlvol in eenvoud, hoofs in bescheidenheid. Wie u kende waardeerde uw tact en afstandelijkheid.

Wie u beter leerde kennen, wist waarom u afstand wilde bewaren : niet om op afstand te blijven of afstand te houden, maar om ruimte te scheppen waarin iedereen zichzelf kon zijn en waarin wederzijdse belangstelling ongedwongen kon groeien naar wederzijds begrip en respect”.

Een aristocraat, die respect afdwong. Toen hij op een dag in zijn voortuin zat, kwam er iemand voorbij die voor zijn deur een bananenschil op het voetpad gooide. “Meneer” was zijn reactie “u bent iets verloren”. En die bananen-fretter raapte zijn schil op, uit eerlijke schaamte. Waarschijnlijk belandde ze een eind verder in de spoorwegberm, maar niet op straat.

Terug naar mevrouw Schoeters :

“Wij danken u ook omdat u voor ons een voorbeeld was van onaantastbare levensmoed. Het leven heeft u niet gespaard, maar zelfs de somberste beproevingen hebben u niet doen plooien, laat staan u kunnen breken. Hoe ondraaglijk het ook voor u bleef dat men, u redeloos slaande, tevens hen die u liefhad heeft geslagen.

En laat ons nog even “dank u” zeggen om de aanstekelijke gretigheid waarmede u dit luisterrijke leven vierde; om de verinnigde vurigheid waarmede u de laaiende liefde bezong, om de standvastigheid waarmede u zich – tot uw laatste dagen en krachten – bleef inzetten voor het welzijn van het volk waartoe wij behoren…”

27. 04. 2014, in het Prinsenhof te Hove.