Na 11 november 2014
Door Bart Laeremans – www.doorbraak.be
Bart Laeremans ergert zich aan de Belgische recuperatie van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Waarom doet de Vlaamse regering niet meer moeite om ook het Vlaamse verhaal onder de aandacht te brengen ?
U hebt er zich de voorbije weken ongetwijfeld ook aan geërgerd: de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog wordt helemaal gerecupereerd door het Belgisch establishment. De Vlaamse regering slaagt er niet in zich te profileren noch op enige wijze aandacht te vestigen op de belangrijke betekenis van het IJzerfront voor de Vlaamse emancipatie.
Het is nochtans daar, bij de soldaten in de loopgraven, dat de zelfbestuurgedachte vorm kreeg. Als logische reactie op de stuitende discriminatie van de Vlamingen in het leger en de onderdrukking van al wie daartegen protesteerde. Het is dank zij de Frontbeweging en de Frontpartij dat de Vlaamse Beweging een politieke beweging werd die een gevaar werd voor het unitaire België. Dit wordt vandaag bij alle herdenkingen én in de Vlaamse media totaal onder de mat geveegd.
We hadden dit reeds vastgesteld in februari op de officiële tentoonstelling 14-18. Dit is onze geschiedenis in het Jubelpark. Daar wordt wel aandacht geschonken aan het werk van de activisten, maar de Frontbeweging en de taalwantoestanden in het leger worden over de hele lijn doodgezwegen. Ik hebben dit toen aangeklaagd via een persbericht en via een plenaire vraag aan Defensieminister De Crem, maar ook dat debat kreeg geen aandacht.
Het enige medium dat over dit merkwaardig hiaat schrijft en er zich over verwondert, is … het Franstalige weekblad Le Vif/L’Express. In een opmerkelijk artikel Le combat flamingant, oublié du centenaire ? ziet het blad in zijn editie van 7 november een totale afwezigheid van de Vlaamse strijd : ‘Pas une allusion lors des grandes commémorations, aucune trace à la grande expo bruxelloise sur 14-18 (….) La lutte en faveur de l’émancipation flamande mérite d’être aussi contée.’ Straf dat we dit in een Franstalig tijdschrift moeten lezen en dat de Vlaamse pers ongeïnteresseerd de andere kant opkijkt.
In zijn antwoord in de Senaat had De Crem niets beters te zeggen dan dat mijn relaas over de taaltoestanden aan de IJzer ‘al decennialang achterhaald’ zou zijn. Tevens verwees hij naar het Museum aan de IJzer (het vernieuwd museum in de IJzertoren) dat daags nadien de deuren zou openen. Daar zou er volgens De Crem dus wel aandacht geschonken worden aan de taalproblematiek en de communautaire aspecten van de Eerste Wereldoorlog.
Zelfs in de IJzertoren !
Enkele weken geleden bezocht ik dit museum in de IJzertoren, samen met mijn oud-collega en Diksmuidenaar Koen Bultinck. Dit bezoek heeft mij ongelooflijk teleurgesteld. Men zou denken dat in het Memoriaal van de Vlaamse ontvoogding goed en begrijpelijk zou uitgelegd worden wat de mistoestanden waren in het leger, op welke wrede manier Vlaamsgezinde soldaten en de leiders van de Frontbeweging werden aangepakt ; men zou denken dat de focus zou gelegd worden op de belangrijke rol die de Frontbeweging speelde tijdens en vooral ook na de oorlog; men zou denken dat de Vlaamse bewustwording en het Vlaams-nationalisme op een begrijpelijke en positieve manier zou toegelicht worden evenals de stappen die Vlaanderen reeds gezet heeft in de richting van Vlaamse ontvoogding; men zou denken dat de link zou gelegd worden naar andere volkse bevrijdingsbewegingen in Europa en de wijze waarop deze mekaar hebben beïnvloed.
Maar daarvan vindt men helaas nagenoeg niets terug. Het IJzermusem is een zoveelste oorlogsmuseum waar onze ontvoogdingsstrijd manifest naar de achtergrond is verdreven. Erger nog: het bovenste (politieke) gedeelte van het torenmuseum heeft men laten uitwerken door gesubsidieerde officiële Belgische geschiedschrijvers.
De geschiedkundige boodschappen vindt men achter grote houten panelen die men moet openklappen en waarvan er verscheidene geschilderd zijn in (echt waar) de Belgische driekleur. Zo leest men in het ‘Venster op nationale identiteit’ bijvoorbeeld :
‘Belgisch patriottisme. Bij het uitbreken van de Groote Oorlog leidt het verzet van het kleine België tegen de Duitse reus tot een hevige opstoot van patriottisme. Overal hangen Belgische vlaggen uit, de bevolking zingt nationalistische liederen en jonge mannen melden zich aan als vrijwilliger in het leger. De externe vijand verenigt de Belgen en versterkt het natiegevoel. Tijdens de oorlog zal de Duitse bezetter proberen om dit Belgisch patriottisme te breken door de Belgische driekleur, het vieren van de nationale feestdag en andere nationale symbolen en tradities te verbieden.’
En zo gaat het nog een tijdje door. Over Albert I bijvoorbeeld, die als Koning-soldaat ‘uitgroeit tot een symbool van de Belgische natie, lezen we enkel hagiografische boodschappen. Dat heeft men in Diksmuide dus te vertellen over onze ‘nationale identiteit’ en onze ‘natie’. Dat is wat het IJzerbedevaartcomité vandaag meegeeft aan onwetende Vlaamse jongeren en aan buitenlandse bezoekers. Men waant er zich in een koninklijk mausoleum !
Over de Flamenpolitik van de Duitsers en de Vlaamse activisten is men dan weer bijzonder partijdig. Duitsland wilde immers ‘de Belgische natie verdelen’. De bestuurlijke scheiding onder de Duitsers wordt afgedaan als een ‘politieke destabilisatie’ en deze ‘wordt gevolgd door pogingen om ook het Belgische leger te ontwrichten.’ Dit sloopwerk wordt dan weer in de schoenen geschoven van de zogeheten ‘sublieme deserteurs’ (Uitleg over Jules Charpentier en zijn dappere kompanen zou me te ver leiden. Ik beperk me tot wat Wikipedia hierover schrijft : ‘De Sublieme Deserteurs waren een groep van zeven Vlaamse soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog, in de nacht van 30 april op 1 mei 1918, de Belgische stellingen verlieten en naar de vijandelijke linies overstaken, om de wantoestanden waaronder de Vlaamse soldaten in het Belgische leger te lijden hadden, bekend te maken in, met name het Vlaamse deel van het bezette gedeelte van het land. Zij handelden in opdracht van de geheime Frontbeweging.’)
De Raad van Vlaanderen die in 1917 de Vlaamse onafhankelijkheid uitriep, wordt simpelweg afgedaan als een ‘marionettenparlement’ en ‘het activistisch pamflet Aan den IJzer moet aantonen dat Vlaanderens bloedoffer veel hoger is dan dat van Wallonië.’ Alsof dat laatste gelogen zou zijn.
Met deze tendentieuze pseudo-geschiedschrijving wordt de boodschap en de drijfveer van de Fronters in heel grote mate onderuit gehaald. Niet in één of ander Belgisch oorlogsmonument, wel in het Museum aan de IJzer, mét behulp van de centen van de Vlaamse belastingbetaler. In onze eigen IJzertoren dus, waarvoor zoveel Vlaams-nationalisten het beste van zichzelf hebben gegeven. De IJzertoren is vandaag verworden tot een onderdeel van de Belgische propagandamachine. Het is wel heel erg ver gekomen.
Op 11 november (2014) liet men in het tentje waarin de IJzerbedevaart tegenwoordig plaatsvindt een 99-jarige dame enthousiast oproepen om de tentoonstelling te bezoeken en ‘gul’ te zijn (te zien op het VTM-nieuws). Als ik u een goede raad mag geven: verspil er uw centen en uw energie niet aan en raad iedereen af dit museum te bezoeken, tot alle elementen van Belgische propaganda eruit verdwenen zijn.
Ik kan uit dit onverkwikkelijk verhaal alleen maar concluderen dat er nog ontzettend veel werk voor de boeg is. Hoedje af dus voor iemand als Guido Moons, oud-voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging, die opnieuw de boer optrekt en voordrachten gaat houden over de echte Vlaamse ontvoogdingsstrijd.
Als ik zie hoe Vlaamse prominenten en organisaties zoals het IJzerbedevaartcomité de onafhankelijkheidsgedachte ondergraven en verdacht maken, dan kan ik enkel met jaloerse blik kijken naar onze goede vrienden in Catalonië. Precies door hun non-conformisme, door hun radicalisme en hun optimistisch nationalisme staan zij en heel hun volk vandaag stukken verder dan wij.
Bart Laeremans
De auteur is gewezen volksvertegenwoordiger en senator.
Hij is auteur van twee boeken over de Vlaamse Rand en gemeenteraadslid in Grimbergen
Coverfoto : herdenking 11 november 2014, gemeente Hove, burgemeester Koen Volckaerts (N-VA) en schepen van cultuur Arnold Herrebout (N-VA)