Pieter Jan Verstraete las het jongste boek van Harry Van Velthoven over de strijd van christendemocraten en katholieke flaminganten om een plaatsje onder de katholieke zon.
De Gentse historicus en hoogleraar Harry van Velthoven publiceerde tijdens zijn lange loopbaan tal van werken in verband met de taalproblematiek. Een paar maanden geleden is hij bevallen van zijn jongste. Het boek kreeg als doopnaam ‘Scheurmakers en carrièristen,’ en handelt over de opstand van christendemocraten en katholieke flaminganten binnen de katholieke partij tijdens de laatste decennia voor het uitbreken van de Grote Wereldbrand. Tussen 1884 en 1914 werd België bestuurd door uitsluitend katholieke regeringen. Een vlot lezend boek dat wel, maar een zekere voorkennis is toch wel een vereiste. Voor zijn nieuw boek bracht de auteur heel wat nieuwe feiten naar boven. Het is mooi en aantrekkelijk uitgegeven en een reeks goed gekozen karikaturen fleuren het geheel op.
In zijn indringende analyse bespreekt Van Velthoven de moeizame doorbraak van de sociale en de Vlaamse beweging en de gevolgen ervan op de wetgeving. Het resultaat was een confrontatie tussen het machtsbehoud van de conservatieve burgerlijke elite enerzijds, en de ideologische standpunten van de leidersfiguren binnen de christendemocratie en het katholiek flamingantisme anderzijds. Tot 1907 kenmerkten beide ‘nieuwe’ bewegingen zich door onmacht. Voor dat jaar kantten de regeringen zich tegen elk Vlaamsgezind voorstel. De Gelijkheidswet van 1898 was een uitzondering.
1907 Was inderdaad het kanteljaar; dat jaar brachten de christendemocraten de conservatieve regering ten val. Tijdens de onmiddellijke jaren hiervoor verkleinde de katholieke meerderheid in het parlement in toenemende mate. De katholieke conservatieven konden de contesterende groepen niet langer negeren. Vanaf 1907 maakten christendemocraten deel uit van de regeringen. Wel gaat de auteur in tegen zijn, in bepaalde kringen toonaangevende, Leuvense confrater Lode Wils. Van Velthoven verwijt hem een te grote machtsfunctie te willen toekennen aan de christendemocraten. Voor de periode tot aan 1900 hangt Wils een te rooskleurig beeld op van de Vlaamse verwezenlijkingen. De bronnen spreken dat duidelijk tegen. Zo was bijvoorbeeld de door Wils op handen gedragen christendemocraat en ondervoorzitter van het Davidsfonds Franz Schollaert helemaal geen flamingant. Voor hem was bijvoorbeeld Nederlandstalig onderwijs in Brussel onmogelijk.
Van Velthoven stelt zich terecht de vraag waarom, na het relatieve succes van de christendemocraten in 1907, het katholieke flamingantisme een gelijktijdige mislukking was. Hij voert hiervoor diverse redenen aan : organisatorisch stonden de katholieke flaminganten heel zwak, ze beschikten niet over een eigen kamerfractie en evenmin over een ‘overkoepelende buitenparlementaire organisatie’. Pas met de komst van een bekwaam en charismatisch leider als Frans van Cauwelaert en diens Vlaamse Katholieke Landsbond keerde het tij voorzichtig. Van Cauwelaert was ook een van de eerste katholieke leiders die met andersdenkenden wilde samenwerken (zie de ‘Drie Kraaiende Hanen’).
Pas vlak voor de Eerste Wereldoorlog werd de Vlaamse Beweging een machtsfactor. De ideologie van de beweging werd gemoderniseerd door buitenparlementairen als Julius MacLeod en Lodewijk de Raet. Door hun toedoen kreeg de taalkwestie een sociaaleconomische dimensie, werd ze als een volkskwestie voorgesteld en kon ze als gevolg hiervan ruimer mobiliseren. ‘Een pluralistisch buitenparlementair circuit was in volle expansie.’ Binnen de politieke partijen trad een nieuwe generatie aan en werd de positie van het flamingantisme in aanzienlijke mate versterkt.
Toch maakte de katholieke regering de taaleisen niet tot een van haar prioriteiten. Zowel bij de legerwet van 1913 als bij de onderwijswet van 1914 ontbrak een taalregeling. De communautaire spanningen (o.a. de vernederlandsing van Gent) liepen echter op. Terzelfdertijd radicaliseerden, door de katholieke verkiezingsoverwinning van 1912, de linkse wallinganten met als gevolg de open brief aan de koning van Jules Destrée.
Terecht besluit Van Velthoven dan ook dat tijdens de Eerste Wereldoorlog het activisme en de Frontbeweging niet zo maar uit de lucht kwamen gevallen. Of zoals gewezen ADVN-voorzitter Frans-Jos Verdoodt het kernachtig samenvatte : ‘Als Belgische patriotten de oorlog in, als Vlaamse patriotten de oorlog uit’.
Harry Van Velthoven , Scheurmakers en carrièristen. De opstand van christendemocraten en katholieke flaminganten, 1890-1914. Uitgeverij Pelckmans, Kalmthout, 2014, 342 blz., 24.5 €, ISBN nummer : 978 90 289 7801 0.