Dat laatste gegeven verbaast. Hoe kunnen de beschikbare voorraden groeien bij een niet-aflatend, zelfs stijgend, verbruik ? De officiële olieserves zijn geen vast gegeven: ze zijn de optelsom van alle gekende voorraden die op dat moment economisch en technologisch ontginbaar zijn. Wanneer de prijzen stijgen, worden minder rendabele olievelden interessant.

Steeds meer olie

Het is vooral de technologische vooruitgang die veel “nieuwe” olie heeft gecreëerd. Spitstechnologie zorgt ervoor dat nog steeds nieuwe olievoorraden worden ontdekt en dat de olie op steeds efficiëntere en goedkopere wijze kan ontgonnen worden, ook op voorheen moeilijk bereikbare plaatsen.

Eén van de meest spectaculaire doorbraken was het “fracking”, het aanboren van olie en aardgas in brongesteente, een praktijk die de VS nu op koers zet naar volledige energieonafhankelijkheid. In Europa zijn deze voorraden minstens even groot, maar fracking wordt hier nauwelijks toegepast omdat er te veel politieke bezwaren zijn die berusten op de ecologistische achterlijkheid die ons ook parten speelt in dossiers als klimaat, energie en GGO’s, en die er onder andere voor zorgt dat België vandaag de duurste elektriciteitsfactuur ter wereld heeft.

Wateroorlogen

Er zijn er die ook onze waterfactuur willen verhogen. In de reeks doemvoorspellingen van schaarste en uitputting is het tegenwoordig de beurt aan water. Al in 1994 waarschuwde Robert Kaplan in “The Coming Anarchy” (artikel in The Atlantic) dat de waterschaarste zo nijpend aan het worden was dat die spoedig tot oorlogen zou leiden. We zijn vierentwintig jaar later en de laatste oorlog om water dateert nog steeds uit 2500 voor Christus, toen de Soemerische steden Oemma en Lagasj elkaar bevochten om het bezit van een kanaal. Wateroorlogen behoren tot dezelfde categorie als klimaatoorlogen en de oorlogen tussen elfen en orks in de boeken van Tolkien : fictie.

Recent hebben de wateralarmisten een tandje bijgestoken, ook bij ons. Tijdens de hittegolf vonden ze een publiek dat ontvankelijker was dan ooit. Meestal komt er dan een vermanende vinger aan te pas, met de oproep ons gedrag en watergebruik aan te passen. Dat houdt in dat we niet alleen ons gazon minder moeten besproeien en onze auto minder moeten wassen. We kunnen ook beter geen voedsel meer nuttigen dat bij de productie veel water verbruikt, zoals vlees (altijd het eerste slachtoffer van elke ecologische psychose), soja of noten. Bij de waterbesparende tips van De Morgen lazen we een oproep om de borden niet af te spoelen vooraleer ze in de vaatwasser te stoppen en een pleidooi voor het installeren van een “droogtoilet” (ik bespaar u de details).

Onheilsprofeten

Hoe ernstig zijn de berichten over de komende rampspoed en dorst ? Wel, Vlaanderen bevindt zich inderdaad in een kwetsbare positie. Onze watervoorziening komt uit natuurlijke reservoirs (bodemwater, rivieren, kanalen, …) en die worden telkens aangevuld door regenval. We kunnen in onze contreien niet klagen over tekort aan hemelwater, maar dat voordeel wordt meer dan tenietgedaan door onze bevolkingsdichtheid. Simpel gesteld : er valt per Vlaming te weinig water uit de lucht om het verbruik te dekken. Daardoor nemen de natuurlijke watervoorraden langzaam af.

Maar het gaat met water zoals met olie. De vindingrijkheid van de westerse cultuur, zoals die tot uiting komt in technologische vooruitgang en de werking van de vrije markt, is er altijd al in geslaagd om dreigende schaarsten meer dan te compenseren door nieuwe technieken, alternatieve grondstoffen en efficiënter gebruik. Al sinds Malthus in de 18e eeuw voorspelde dat de voedselproductie onmogelijk gelijke tred kon houden met de bevolkingsaanwas, zijn alle onheilstijdingen van tekorten en schaarste voorbarig gebleken.

Geen tribune voor Bodifee

Israël is het mooiste voorbeeld van aanpassing aan lokale waterschaarste: ontzilting. Door het zuiveren van zeewater is dat droge land omgetoverd tot één van de meest vruchtbare streken van het Midden-Oosten, dat zelfs meer fruit en groenten uitvoert dan het invoert. Israël haalt reeds meer dan de helft van zijn drinkwater uit de zee. Voor ons land kan perfect hetzelfde, aan de Noordzee, indien de nood zich zou voordoen.

Een groot bezwaar was steeds de kostprijs van ontzilting, maar ook daar laat de technologische vooruitgang zich gelden. Ontzilting verbruikt vandaag al tien keer minder energie dan in 1970. En de prijs blijft dalen zodat deze werkwijze al op verschillende plaatsen in de wereld concurrentieel is met andere methoden van waterbevoorrading.

In tegenstelling tot olie en andere grondstoffen wordt water ook nooit “verbruikt”. Het keert steeds weer terug naar zijn natuurlijke kringloop. Dat laatste was ook de boodschap die wetenschapper en filosoof Gerard Bodifée meegaf in een vrije tribune die hij vorig maand naar De Standaard, De Morgen en De Tijd stuurde : water geraakt nooit op. Geen van de drie kranten was bereid de tekst te publiceren. Geruststellend nieuws verkoopt minder goed dan “het einde is nabij !”.

Maar vooral zijn besluit paste moeilijk in de eco-modieuze eenzijdigheid van onze media. Bodifée hekelde politici die niets anders te vertellen hebben dan “jullie moeten zuinig zijn” omdat ze zich vastgereden hebben in het doodlopende straatje van “duurzame energie”, terwijl fossiele brandstoffen en kernenergie gemakkelijk voldoende energie kunnen opwekken voor een onbeperkte bron van drinkbaar water.

Bodifée : “Waar een beleid van spaarzaamheid toe leidt is ongetwijfeld blijvende schaarste, stijgende prijzen en sociaal onrecht. Wat we nodig hebben is niet besparing van energie, maar productie van energie. Hoe moet dat gebeuren ? Laat de ingenieurs spreken en de politici luisteren.”

Jurgen Ceder

in (c) ’t Pallieterke