Hof zkt. rechters

Er is een heuse stoelendans aan de gang bij het Grondwettelijk Hof. Een van de twee hoogste rechtscolleges van het land — de media spreken steevast over hét hoogste, maar daar denkt het Hof van Cassatie ongetwijfeld anders over — is aan een serieuze personeelswissel toe. Vanuit groene en socialistische hoek hoorden we al dat respectievelijk Zakia Khattabi en Yasmine Kherbache naar voren worden geschoven om de blauwe toga voor de rest van hun professioneel leven aan te trekken (echt mooie gewaden trouwens).

Dat de baantjescarrousel op volle toeren draait is duidelijk. Niet iedere uitgerangeerde politicus kan immers politiek asiel worden verleend in een of andere Europese instelling. Gelukkig werpt een massale pensionering bij het Hof (7 van de 12 rechters gaan op pensioen) onze politici een reddingsboei toe. En dat ze die maar al te graag grijpen is niet abnormaal. Een goedbetaalde en bovendien zekere — ze worden immers voor het leven benoemd — job is te verkiezen boven het onzekere, aan de publieke opinie onderworpen bestaan van de hedendaagse politicus of politica.

Politici

Dat Zakia Khattabi en Yasmine Kherbachi nog nooit het ambt van rechter hebben uitgeoefend (Khattabi is niet eens juriste) doet menig burger evenwel de wenkbrauwen fronsen. Moet het zogenaamde hoogste rechtscollege niet bemand worden door de meest doorwinterde juristen die ons land rijk is ? Dit is zo voor het Hof van Cassatie, dat in een running battle  met het Grondwettelijk Hof verwikkeld is om de titel ‘Hoogste Hof’ : raadsheren in Cassatie hebben er per definitie een lange carrière in de magistratuur opzitten alvorens ze de, eveneens knappe, rode toga mogen dragen.

Het Grondwettelijk Hof is evenwel een hybride orgaan binnen onze rechtstaat. Het Hof zoals we het vandaag kennen lijkt niet meer op het voormalige Arbitragehof dat het licht zag naar aanleiding van de graduele federalisering van het tot dan toe unitaire België. Waar het initieel slechts de rol van scheidsrechter speelde tussen de gemeenschappen, gewesten en federale staat wat betreft de nieuw onderverdeelde bevoegdheden, groeide het na een klein decennium uit tot een volwaardig constitutioneel hof dat de conformiteit van wetgeving aan de Belgische Grondwet nagaat. Het is aan deze bijzondere rol dat het Hof haar bizar personeelsbestand te danken heeft. 

De redenering was, in een notendop, dat een rechtscollege dat de macht had om wetten door het parlement gestemd te vernietigen, toch deels moest worden bemand door oud-parlementsleden. De Bijzondere Wet op het Grondwettelijk Hof  stelt dan ook dat de helft van het Hof zal bestaan uit de crème de la crème van onze vaderlandse juristen, zo onder meer rechters in onze (andere) hoogste rechtscolleges, advocaten-generaal en hoogleraars in het recht. So far, so good. En dan, zonder enige andere substantiële eis rond de persoon van de rechter in spe, bepaalt de wet dat oud-parlementariërs, politici pur sang, voor de overige 50% de dienst zullen uitmaken in de instelling die zich als hoeder van de Grondwet opwerpt.

Dodelijke cocktail

Theo Franckens uithaal dat sommige rechters door persoonlijke en politieke motieven gedreven worden is ongetwijfeld kort door de bocht, maar daarom in se niet (steeds) verkeerd. Rechters zijn immers mensen en mensen hebben meningen. De sleutel tot algemeen aanvaarde rechtspraak is evenwel beslissingen nemen waar de persoonlijke mening van de rechter niet uit af te leiden valt.

Hét probleem — dat tevens sterk onderbelicht wordt — is dat onze wetgeving geregeld niet enkel interpretatie door rechters toelaat, maar zelfs impliciet of expliciet oplegt. H.L.A Hart beschreef het als de ‘open texture’ van de wet. Geschreven wetten kunnen op het eerste gezicht duidelijk lijken, maar gevallen waar geen rekening mee werd gehouden ten tijde van het opstellen van de wet kunnen de uitlegging ervan overhoopgooien. Zijn bekende voorbeeld was een typisch regel die we in de kleinste gemeenten terugvinden : ‘Geen voertuigen in het park’. Weinigen zullen betwisten dat een auto, motor of motorfiets onder dit verbod vallen. Maar wat met de tegenwoordig zo populaire elektrische step ? Of de deelfiets ? Wat doen we met de gemotoriseerde speelgoedauto van de jongste zoon ? Onduidelijk. En onduidelijkheid leidt tot geschillen. En wie lost geschillen op ? Juist, ja.

De handhaving van mensenrechten is in België een dodelijke cocktail van ‘open texture’ normen, relatief veel media aandacht en de mogelijkheid tot ideologische infiltratie. Want inderdaad, het is het Grondwettelijk Hof, met zijn ex-parlementariërs dat de dienst uitmaakt wanneer het aankomt op mensenrechtenhandhaving. De ‘open texture’ van Belgische en Europese — het Grondwettelijk Hof betrekt met de regelmaat van de klok ook het vermaledijde EVRM bij haar besluitvorming — mensenrechten staat vast. Steeds moeten zeer bondig — zeg maar ‘vaag’ — omschreven grondrechten worden uitgelegd in het kader van een concrete casus waar de opstellers van de Grondwet of het Verdrag geen rekening mee hielden of überhaupt konden houden. Denk maar aan het oprukkend islamisme en de vrijheid van godsdienst, online hate speech en vrijheid van meningsuiting of de zoveelste mars in Brussel die verboden wordt en de vrijheid van vergadering. Het is aan de rechters om zo goed en zo kwaad mogelijk een balans te vinden tussen de tegengestelde belangen en casus per casus een bepaald (mensen)recht verder uit te leggen (tevens Hart).

Aanbeveling 

De bovenstaande interpretatievrijheid — al is ‘interpretatieplicht’ mijns inziens correcter — is samen te vatten met de boutade toegeschreven aan Jerome Frank dat ‘Justice is what the judge ate for breakfast’. Het recht is wat de rechter zegt dat het recht is. En ondanks dat het hier ongetwijfeld meer one-liner dan empirisch onderzoek betreft, bevestigt het wel de enorme rol die grondwetsrechters spelen in een rechtstaat.

Mensenrechten, de crux van vele Westerse grondwetten, worden geïnterpreteerd door rechters die net als iedere andere burger op verkiezingsdag naar de stembus trekken om hun politieke voorkeur te uiten. Robots zonder gevoelens en overtuigingen zullen ze nooit worden. Maar twee ingrepen kunnen verder helpen ons Grondwettelijk Hof te depolitiseren. Ten eerste moet de categorie van ‘beroepspolitici’ die een uitloopbaan wisten te versieren bij het Hof worden afgevoerd. Ten tweede verdient het bredere publiek meer inzage in de rechters die tot de hoogste functies worden benoemd. Hoorzittingen zoals in de Amerikaanse Senaat — wanneer zij niet degenereren in over en weer geroep — kunnen een mooie manier zijn om meer te weten te komen over de ‘judicial philosophy’ van onze hoogste uitleggers.

Mevrouw Khattabi en mevrouw Kherbache kunnen wat mij betreft hun kandidatuur indienen wanneer zij aan dezelfde voorwaarden voldoen als iedere andere burger die niet een groene of rode partijkaart op zak heeft. Gelijkheid voor de wet, weet u wel. Nog zo een grondrecht.

Roan Asselman

Roan Asselman is jurist in het bijzonder economisch recht en EU-recht en bijzonder geïnteresseerd in Belgische en internationale politiek.
Foto’s (c) Gazet van Hove.