Vrijdag 29 november 2019 was de laatste beursdag van Dexia. Alhoewel deze vroegere bankgroep zich al jaren in een liquidatiescenario bevindt, zal ze nog wel een tijdje ‘moeten’ overleven.

Aandelenkoers

In 2007 bereikte het aandeel van Dexia een topkoers van 22,46 euro. Maar in vergelijking met eind november was dit eigenlijk 22.460 euro. In 2016 had de bank duizend aandelen gebundeld tot één. Vrijdag 29 november stond het aandeel rond 0,50 euro. In twaalf jaar tijd heeft de aandeelhouder dus praktisch alles verloren, wat erop wijst dat Dexia eigenlijk virtueel failliet is.

Staatsgarantie

Dexia moet echter overleven om haar portefeuille aan toxische producten te kunnen liquideren met een zo gering mogelijk verlies. Dit verlies is immers te nemen door de Belgische, Franse en Luxemburgse staat. Die waren vlak na het begin van de financiële crisis gedwongen om een staatsgarantie af te leveren. Het was toen de enige mogelijkheid om Dexia overeind te houden, en de kleine spaarder te vrijwaren van een faillissement.

Ondertussen werd de goede bankactiva in 2011 ondergebracht bij de afgesplitste en genationaliseerde bank Belfius, maar de slechte activa met allerlei toxische producten bleven bij Dexia. Die laatste werd zo dus een pure ‘bad bank’. De staatsgarantie bleef bestaan, en werd eind september dit jaar voor 75 miljard euro verlengd van 2021 tot 2031. Daarvan neemt België 39,6 miljard euro voor haar rekening, en Frankrijk de rest. Luxemburg, dat nu nog tussenkomt, doet dan niet meer mee.

Liquidatie

De liquidatie van Dexia is ondertussen goed opgeschoten, en het balanstotaal is ondertussen afgebouwd van 413 miljard euro eind 2011 naar 159 miljard euro eind 2018. Dit komt vooral door het herstel op de financiële markten.

de laatste loodjes wegen het zwaarst

Maar de laatste loodjes wegen het zwaarst. De verdere afbouw kan nog tientallen jaren duren. Ook bij Fortis had men bij de verkoop aan het Franse BNP Paribas een ‘bad bank’ opgericht, nl. Royal Park Investments. Deze werd in 2013 verkocht voor 6,8 miljard euro aan het investeringsfonds Lone Star en de bank Credit Suisse, en bracht hen ondertussen al heel wat winst op.

Geschiedenis : agressieve expansie

Dexia ontstond pas in 1996, en kende dus eigenlijk een korte geschiedenis. Het is de fusie van het Gemeentekrediet van België en Crédit Local de France, die allebei gespecialiseerd waren in het financieren van de lokale besturen. De fusiegroep kende daarna een forse en agressieve expansie waardoor ze wereldleider werd op de markt van financiële dienstverlening aan de publieke sector. Vermeldenswaard zijn onder andere een participatie van 70 % in het Italiaanse Crediop, de grootste privébank gespecialiseerd in kredieten aan de Italiaanse lokale besturen en de beursnotering in Brussel en Parijs in 1999 aan 6,86 euro per aandeel.

De verwerving van Financial Security Assurance (FSA) in 2000 in de Verenigde Staten maakte Dexia een grote speler inzake credit enhancement (krediet-ondersteunend effect) door het afleveren van een garantie voor gemeenteobligaties (een soort kredietverbeteraar). Het business model van dit soort maatschappijen ging ten onder tijdens de financiële crisis toen ze allemaal hun ‘AAA’ rating verloren, wat ook andere Belgische banken jammer genoeg moesten ondervinden.

De overname van Artesia Banking Corporation was een ander ijkpunt. Deze was het product van een fusie tussen BACOB (de coöperatieve bank van het ACW/Beweging.net : vandaar de Arco-aandelen) en Paribas Bank België. Ook de verzekeringen DVV hoorde hierbij. In 2002 integreerde dit kantorennet met dat van Dexia. Tot slot verwierf Dexia in 2006 de Denizbank in Turkije, die in 2012 na de crisis voor 3 miljard USD terug verkocht werd…

Gezonde bankiersprincipes overboord

Schulden die sterk toenamen financierden die sterke expansie. Dexia had met het kantorennetwerk van het vroegere Gemeentekrediet/Artesia een sterke depositobasis van zijn cliënteel waarmee het zich goedkoop kon financieren. Maar de Franse poot, Crédit Local de France had dit niet. Er moesten dus externe schulden worden aangegaan. Tot overmaat van ramp ging Dexia die schulden vooral op de korte termijn aan om de langetermijninvesteringen te financieren.

De bank speelde hierbij op de normale rentecurve : de rente op korte termijn is in normale omstandigheden een stuk lager dan die op lange termijn, zodat men hiermee nog een supplementaire winst kon maken voor de aandeelhouder. Tegelijkertijd werd hierbij echter een van de meest fundamentele bankiersprincipes overboord gegooid: activa op lange termijn moeten gefinancierd worden door passiva op lange termijn.

De kruik te water

Zo ontstond er een belangrijke mismatch tussen de activa en passiva van de bank. Dit kan men vergelijken met Asset Liability Management (ALM), vooral toegepast om de samenstelling van de beleggingsportefeuilles in de pensioenfondsen in overeenstemming te brengen met de toekomstige verplichtingen. Zolang alles goed ging was er geen vuiltje aan de lucht, maar dit veranderde plots met de financiële crisis van 2008 : Dexia kon op korte termijn niet meer voldoende financieringen vinden voor activa die daarenboven snel in waarde daalden. Er ontstond een groot liquiditeitsprobleem, vooral aan de Franse zijde. Bij de andere Belgische banken was de toestand ook ernstig, maar niet in dezelfde mate.

De bank maakte nog andere fouten. Dexia heeft zo ook nog belegd/geïnvesteerd in allerlei toxische activa zoals de beruchte CDO’s (Collateralized Debt Obligations) waarvan de waardering als een kaartenhuisje ineenstortte, maar ook andere kredietderivaten, een omvangrijk bedrag Griekse obligaties, …. Aan de voornamelijk Franse gemeenten verkocht Dexia hybride financieringsconstructies, die na de crisis voor hen wel erg duur uitkwamen. De principes van het voorzichtig bankieren werden niet gevolgd, ondanks het feit dat men werkte met het geld van de depositohouders. Dit was wel eigen aan de tijdsgeest van toen, maar bij Dexia was dit erger dan bij de meeste anderen.

Particratie

Het dagelijks management is hier dus verantwoordelijk voor. Naar het schijnt kwamen de Belgische en Franse leden niet steeds goed met elkaar overeen. Maar de Raad van Bestuur draagt ook een grote verantwoordelijkheid. Op basis van het aandeelhouderschap zetelden er in de bank toen veel politici, waarvan men zich kan afvragen of ze de kennis hadden om een controle uit te oefenen op een ingewikkelde activiteit als een bank.

Alle belangrijke politieke partijen uit de twee landsdelen hadden hun vertegenwoordigers, en het waren zeker niet van de minste. Men moet maar de jaarverslagen vóór 2008 naslagen. In de nieuwe vennootschaps- en faillissementswetgeving staat de bestuurdersaansprakelijkheid hoog aangeschreven, maar blijkbaar was dit toen niet het geval. Achteraf gezien is het natuurlijk altijd gemakkelijk spreken, maar men zou in de Raden van Bestuur van overheidsbedrijven toch mensen moeten zetten die de technische materie in zekere mate beheren. We vrezen echter dat men aan deze eis en wens nog steeds niet overal tegemoet komt.

Paul Becue