In de winter vinden vogels minder voedsel, terwijl ze dan juist extra veel energie nodig hebben om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Insecten verdwijnen onder de grond. Bessen zijn geplukt. Regen en sneeuw maken het moeilijk om zaden te vinden. Bovendien zijn de dagen korter en is er dus minder tijd om voedsel te zoeken.

10 regels voor het voeren

  1. Voeder gevarieerd: beperk deegwaren en voorzie ook granen, nootjes of appels.
  2. Voorzie proper drinkwater: vervang dagelijks een soepbord met een bodempje water.
  3. Vetbollen alleen in de winter en aan een flexibele tak, buiten bereik van ratten en muizen.
  4. Laat bladafval liggen, dat gebruiken de vogels om hun nestje mee te bouwen
  5. Een dakje boven de voedertafel zorgt ervoor dat je voeder langer goed blijft
  6. Zorg dat de vogels snel dekking kunnen vinden in een doornstruik, dichte struik of haag.
  7. Leg de voederplaats niet te dicht bij het raam aan en vermijd raamslachtoffers.
  8. Breng voedsel het hele jaar door gespreid aan in je tuin en trek zo verschillende vogelsoorten aan.
  9. Denk ook aan natuurlijk voedsel: plant enkele bessenstruiken in je tuin.
  10. Na de winter volgt de broedtijd: heggen en nestkasten zijn logische broedplaatsen, maar ook een rommelig hoekje helpt.

Wie eet wat ?

Aan de vorm van de snavel kom je te weten wat de vogel het liefste eet. Een vink kraakt met zijn korte, brede bek zaden en pitten. De merel trekt met zijn lange snavel regenwormen uit de grond en de boomklever haalt er insecten mee uit de boomschors. Hier een overzicht van wat tuinvogels het liefst eten.

Huismus, ringmus, sijs, distelvink, vink, keep, groenling, appelvink, houtduif en Turkse tortel
Voedsel: bruin brood, onkruidzaden, gemengd strooizaad, etensresten, zonnebloempitten
Voederplaats: op de grond, op de voedertafel, aan de voederbuis

Koolmees, pimpelmees, matkop, kuifmees, zwarte mees, staartmees, groene specht en halsbandparkiet
Voedsel: vetbollen, slingers ongebrande ongezouten pinda’s, halve kokosnoot, vogelzaad en zonnebloempitten
Voederplaats: op de voedertafel, aan de voederbuis, opgehangen in bomen of struiken

Specht, boomklever, boomkruiper en gaai
Voedsel: ongezouten pinda’s en noten, vetbollen, zonnebloempitten, kaas zonder korst
Voederplaats: in een boomstam op een rustige plek

Merel, kramsvogel, koperwiek, zanglijster, spreeuw, grote lijster, awarte kraai, kauw en ekster
Voedsel: brood, gewelde krenten en rozijnen, kaasresten, fruitschillen en klokhuizen, alle soorten bessen en gekookte aardappelen
Voederplaats: op de grond, sneeuwvrij, op een open plek met beschutting dichtbij

Winterkoning, heggenmus en roodborst
Voedsel: universeel voer, bessen, meelwormen, broodkruimels,maden en larven, ongekookte havermout
Voedselplaats: op de grond, sneeuwvrij. Ook beschut onder heggen en struiken.

Foto’s (c) Gazet van Hove.