Voor velen een peiling om over te piekeren
Voilà, ze is dit weekend ‘netjes neergelegd’, de laatste peiling voor de vakantie. Corona lijkt niet de minste impact te hebben gehad op de kiesintenties. Maar de structurele verschuivingen die na 2014 zijn ingezet, zijn verbazend groot. Omdat in dat jaar de grote winnaar de bocht nam naar onophoudelijk verlies.
Op één detail na zijn de resultaten van deze junipeiling een kopie van die van maart en december. Dat detail is Conner Roussseau, de al meteen tot held uitgeroepen jongeling, die de sp.a op z’n eentje uit de Vlaamse klei zou trekken. Het Laatste Nieuws haalt er zelfs zijn mama bij om mee zijn lof te zingen. Er werd getoeterd als had hij als eerstejaarsprof een grote klassieker had gewonnen. De politieke betekenis van die paar procentjes winst is evenwel gering, want ze lijken te komen van de PVDA. Maar goed, die heeft hij toch al binnen. Hij schuwt het fanatisme, en dat siert hem.
Betrouwbaar
Eerst even kaderen. Is die peiling van VTM/Het Laatste Nieuws betrouwbaar ? Ja, want voor die media levert onderzoekskantoor Ipsos al jaren degelijk werk. Beter dan VRT/De Standaard, die met hun laatste peiling voor de verkiezingen van mei vorig jaar compleet de mist in gingen. Vlaams Belang werd zo’n 10 procent onderschat, Groen vijf procent overschat. Daarna werden de peilingen van VRT/DS opgezet. Recent doken ze weer op, maar dan verstopt onder de kap van een nieuw vehikel, De Stemming. Dat is vooral een duidingsgedoe.
De nieuwste cijfers
Mogen we voor deze keer even vooral focussen op de verschillen met de verkiezingen van 2014. Op zoek naar trends.
Valt er te leren uit deze nieuwe junipeiling ? Vast wel, want opmerkelijk toch hoe de politiek op zes jaar tijd structureel is gekanteld. Weinig partijen zullen er vrolijk om worden. Behalve Vlaams Belang misschien. Inderdaad: misschien. Want de partij vindt geen partners. Zolang Tom Van Grieken een drietal fanatici naast of boven zich moet dulden, blijft het wachten op beter weer.
Dynamiek
De regeringsdeelname van de N-VA in 2014 zorgde al van bij de regeringsvorming voor een ‘neep’ in de dynamiek die de N-VA naar de hoogste toppen had gestuwd. De communautaire stilstand zorgde meteen voor de eerste averij, die toen nog beheersbaar leek.
Belangrijker was de radicalisering van het Vlaams electoraat in maatschappelijke dossiers. Jambon en Francken konden de onvrede in tijden van de aanslagen nog kanaliseren, maar het werd duidelijk dat almaar meer Vlamingen nog een sterkere repliek wilden op aanslagen, terreur en asielcrisis. Veel kiezers leken zich te ergeren aan de vervreemding, aan een té forse hap anderstalige en ongeschoolde nieuwkomers, maar vooral aan de tastbare gevolgen daarvan in het onderwijs, in de media, de cultuur, de stedelijke leefomgeving, op de woonmarkt, etc. In dit kluwen rond identiteit, veiligheid en migratie speelde VB de eerste viool. Vanuit de oppositie is dat nu eenmaal makkelijker.
Een derde pijnpunt situeert zich op het sociaaleconomische veld. De N-VA koos zelf haar territorium : dat van de hard werkende Vlaming, van middenstand en bedrijven, van Voka. Dat is een keuze als een ander, maar ze joeg de sociaal minderbedeelden — en die zijn op verkiezingsdagen veel talrijker — naar de marge van de politiek, naar VB en PVDA.
Verschuiving
Vlaams Belang stond op de rand van de vergeetput, nadat in 2014 maar 5,8 procent van de kiezers op die partij stemden. Tom Van Grieken heeft met gemak een sterke positie ingenomen, door in de drie hierboven genoemde politieke strijdpunten scherper te (kunnen) zijn dan de N-VA. Dat zorgt voor veruit de grootste verschuiving op het politieke schaakbord. Maar de partij overtuigt ook veel kiezers van andere partijen.
Veel analisten beperken zich wat gemakzuchtig tot de vluchtige stelling dat Vlaamse Belang en N-VA communicerende vaten zijn. Ze vergissen zich schromelijk. Als de partij van Tom Van Grieken op zes jaar tijd 21,9 procent vooruitgang boekt en die van Bart De Wever 12,6 procent verlies, dan komt er nog zo’n 10 procent winst van andere partijen.
De N-VA reed na de extreem goede score van 2014 alleen maar bergaf. Theo Francken mag dan al zeggen dat ze daar geen schrik hebben van verkiezingen, hij zal een van de weinigen zijn. Maar Francken was tegelijk diegene die misschien wel het best inschatte welke kant het met pragmatisme en compromisbereidheid zou uitgaan. Van 32,6 procent terugvallen naar de verschrikkelijke grens van 20 procent, da’s een muilpeer die kan tellen.
Regeringsvorming
Ook in het kader van de actuele regeringsvorming kan de junipeiling erg verhelderend zijn. Een aantal zaken vallen op :
- Het tweespan van het Vlaams kartel, de gangmaker van de voorgaande grote electorale bewegingen, heeft aan kracht ingeboet. N-VA en CD&V trokken in 2014 nog de helft van de Vlaamse kiezers aan (50,9 procent), nu nog amper een derde (31,8 procent). Maar de geest van het kartel is in sommige hoofden niet weg. Die voedt het CD&V-verzet tegen Vivaldi-coalitie en mogelijks omgekeerd het uitrollen van een paars-gele formatie zonder CD&V (zie verder).
- In 2014 pikten de gewezen Vlaamse kartelpartners Open Vld op ter versterking van de onuitgegeven Zweedse formule. Met 56,5 procent van de kiezers achter zich kon dit trio zowel op Vlaams als op federaal niveau mee de politiek bepalen. Vandaag zouden de Zweedse partijen nog kunnen rekenen op 41,8 procent van de Vlaamse kiezers.
- Een coalitie bouwen op het scenario van samenwerkende V-partijen (N-VA en VB) blijft fictie. Het water is te diep. Maar die optie is wiskundig mogelijk en ze heeft een grote betekenis : ze bemoeilijkt een coalitievorming zonder Vlaams-nationalisten.
- Een federale regering bouwen op linkse fundamenten, federaal en Vlaams, is evenzeer uitgesloten. Rood-groen was goed voor 22,8 procent in 2014. Vandaag voor 21,8 procent.
Morele winnaar
Conner Rousseau wordt met twee procent winst voor sp.a al half heilig verklaard. Professor Carl Devos meent iets te zien dat op een ‘opmars’ lijkt. Voor kwaliteitskranten en praatprogramma’s volstaan die twee procentjes winst al meteen om de sp.a uit te roepen tot de ‘morele winnaar’ van de juni-peiling… De betekenis ervan is echter klein, want de kleine winst komt vermoedelijk vooral van PVDA, die een paar procenten verliest.
- Wekenlang werden we onderhouden met kolder over een paars-groene ploeg van liberalen, socialisten en groenen. Drie partijen staken de vinger op met samen 31,9 procent (andermaal een pas achteruit na de al povere 34,1 procent in 2014). Dat de grote leiders van die formaties (vooral Gwendolyn Rutten en Meyrem Almaci) meteen in de cockpit van de formatiegesprekken plaats namen, was een politieke flop. Volk te kort, voor een werkbare meerderheid, zo bleek.
- Ze bleven proberen en hengelden plots driftig naar de steun van CD&V voor hun vertellementen over een Vivaldicoalitie. Dat zou dan een treintje worden van vier kleine partijen, volgens de junipeiling nog maar goed voor 43,7 procent van de Vlaamse stemmen.
Minderheidsregeringen
Uiteindelijk zijn we nu beland bij de fantasieën over de minderheidsregeringen. Zoiets kan werken, zien we elders in Europa. Maar in dit gespleten land ? Terug naar een ouderwetse tripartite zonder de N-VA, zo hoopten de snuffelaars Magnette en Rousseau. Maar niemand wilde springen op deze wipplank naar Vivaldi.
Neen, dan liever terug naar de Zweedse formule, denken de onderhandelaars Coens, Lachaert en Bouchez. Ook dat lijkt slecht politiek theater, met amper 61 zetels (CdH meegeteld). Het lijkt de weg naar permanente conflicten met een blok van drie linkse, Waalse partijen. Paars-geel zou nog in het vizier kunnen komen, met 71 zetels, maar dat wordt een open oorlog tussen blauw-geel Vlaanderen en de PS.
Nog twee opties ?
Er resten nog een tweetal opties die wel een meerderheid zouden kunnen halen, maar daarvoor moet er ten minste één partij lelijke dingen doen.
- De eerste is een afspiegelingsregering van alle partijen die nu in de Vlaamse of Waalse regering zitten. Dat klinkt confederaal, maar de PS moet dan opboksen tegen een rechts Vlaanderen. Problematisch.
- CD&V zou in extremis Vivaldi toch nog kunnen steunen. Die formule is goed voor een tachtig zetels. Maar dan valt half Vlaanderen de partij aan. Bovendien komt CD&V dan terecht in een spreidstand tussen Vlaanderen (wél met N-VA) en het federale niveau (zonder N-VA), en in een wespennest met zeven partijen en dagelijkse confrontaties met een spagaat tussen liberalen en socialisten/groenen. Problematisch.
Operatie Ommekeer
Verkiezingen zijn nog veraf (2024). Tenzij ze vervroegd worden georganiseerd. Maar we gaan ervan uit dat weinig Vlaamse partijen in de huidige context uit zijn op deze riskante confrontatie met de kiezer. Dat wordt voor de meeste een beetje bloeden. Dat de N-VA dan mogelijks de grootste verliezen zou incasseren kan voor de PS en andere een voldoende reden zijn om die optie vooralsnog toch mogelijk te maken. Het ziet er in dat scenario voor Bart De Wever niet al te goed uit.
Misschien moet De Wever de poorten van Vivaldi maar eens aanmoedigen. Het levert hem gegarandeerd de kans om te genieten van een heerlijk schouwspel in het Belgische theater. Een stevige oppositiekuur kan een verdere implosie mogelijks voorkomen.
En die tijdwinst kan belangrijk zijn voor een Operatie Ommekeer. Verzwakte partijen hebben niet zelden de gewoonte om partners te zoeken om sterker te worden. Een oppositiekuur zou De Wever toelaten om fundamenteel bij te sturen : om op zoek te gaan naar een nieuwe voorzitter, naar een nieuwe strategie, wie weet, naar een nieuw elan via een hergroepering op de Vlaamse conservatieve flank (een heropgefrist en verruimd Vlaams kartel misschien ?). Er is werk aan de winkel. Tenzij De Wever dezer dagen nog eens heel verrassend uit de hoek zou komen.