Dwars door Wallonië

Wie zijn ze, de in Vlaanderen ‘onbekende’ Walen die hier zelden de media halen, maar aan de overkant van de taalgrens mee het publieke debat voeden of het beleid uittekenen ? Wat leren ze ons over Wallonië ? Over hoe de Walen in het leven staan, naar de toekomst kijken ? Deze zomer nemen we u in zeven zaterdaginterviews mee op een tour de la Wallonie. Vandaag : Philippe Destatte, historicus, directeur-generaal van de invloedrijke Waalse denktank Institut Destrée én luis in de pels van de Waalse politiek.

Het Institut Destreé, dat onlangs een nieuw onderkomen vond in een fraai herenhuis in hartje Namen, dankt zijn naam aan de gewezen Belgische premier Jules Destrée. De pluralistische denktank zag al 1938 het daglicht, en probeert vooral te wegen op het politieke, sociale en economische beleid in Wallonië. Daarvoor werkt het intituut ook regelmatig samen met internationale organisaties zoals de VN of de Europese Commissie, maar net zo goed met buitenlandse overheden.

‘We zijn behoorlijk atypisch omdat we niet gebonden zijn aan één bepaalde politieke strekking of stand, wat in een land als België zelfs in 2020 nog behoorlijk uitzonderlijk is,’ stelt Philippe Destatte. ‘Ikzelf heb een achtergond bij de PS, maar als ik hier nieuwe mensen aanwerf, speelt hun politieke kleur voor mij geen enkele rol. Integendeel: wie politiek betrokken is, engageert zich ook, en dat vind ik veel belangrijker.’

Criticus Waalse beleid 

U had 20 jaar lang een lidkaart van de PS, maar in 2000 trok u de deur van die partij achter zich dicht. Waarom ?
‘Ik kon me toen niet vinden in de benoeming van Jean-Claude van Cauwenberghe als Waals minister-president. Ik vond hem — hoe moet ik dat uitdrukken — geen goede bestuurder. Ik begreep wel waarom toenmalig PS-voorzitter Di Rupo hem op die stoel zette — de federatie Charleroi is niet bepaald onbelangrijk binnen de PS — maar ik kon me niet verzoenen met het idee dat zo iemand Wallonië zou leiden. Vandaag beschouw ik mezelf ook niet langer als een socialist, ik ben behoorlijk onafhankelijk.’

Het Institut Destrée ontpopte zich de voorbije jaren tot een steeds scherper criticus van het Waalse beleid. Dus ook van de PS. Dat lijkt me niet evident voor een denktank die flink wat overheidsopdrachten krijgt ?
‘Ik denk dat we die kritische rol altijd al hebben opgenomen, alleen wordt de kritiek nu misschien iets sneller opgepikt. Soms doen onze analyses pijn bij politici van de meerderheid, terwijl politici uit de oppositie ze dan misschien weer leuk vinden, maar we vertrekken altijd vanuit de data, de cijfers en het onderzoek. Ons instituut telt zeven vaste onderzoekers, maar daarnaast werken we nauw samen met een vijftigtal specialisten uit diverse geledingen van de maatschappij. We halen zowat vijftig procent van onze inkomsten uit zogenaamde onderzoekscontracten met de Waalse regering. De rest van ons budget vloeit voort uit specifieke opdrachten in binnen- én buitenland, veelal op vraag van publieke overheden die op zoek gaan naar specifieke strategische begeleiding.’

‘En jawel, het gebeurt af en toe dat de Waalse regering niet zo opgezet is met een kritisch rapport en dat we daardoor wat minder opdrachten krijgen, maar ik probeer daar niet wakker van te liggen. De relaties met de politiek zijn altijd al wat gespannen geweest, en dat is er de voorbije jaren zeker niet op verbeterd. Zeker nadat het cdH in de zomer van 2017 de Waalse coalitie met de PS opblies, is de spanning tussen de verschillende politieke partijen hier heel sterk opgelopen. Elke vorm van kritiek of commentaar wordt dan ook meteen heel ernstig genomen. Maar dat mag ons niet tegenhouden om bepaalde vaststellingen te doen.’

Hoe groot is jullie impact op het beleid ?
‘Ik denk wel dat er naar ons geluisterd wordt, waardoor we bepaalde ideeën ook sneller ingang kunnen doen vinden. Ik geef graag het voorbeeld van het contrat d’avenir pour la Wallonie, een model om het openbare beleid vast te leggen in contracten. Dat idee hebben wij hier in 1999 op de politieke agenda gezet, en daarvoor haalden we de mosterd in de Franse regio Lotharingen, waar we zo’n contract zelf mee hebben helpen uitwerken. Elio Di Rupo toonde zich meteen erg geïnteresseerd, maar helaas is hij toen enkele maanden later naar Brussel vertrokken om partijvoorzitter te worden en is dat idee toen een stille dood gestorven.’

Collectief belang voor politiek belang

Jullie schoten de voorbije jaren vaak met scherp op de economische impasse in Wallonië, en die kritiek werd regelmatig ook in de Vlaamse media opgepikt. Heeft u het gevoel dat die groeiende Vlaamse aandacht voor jullie vlijmscherpe analyses in Wallonië zelf soms contraproductief werkt ?
‘Politici moeten natuurlijk ook hun rol spelen, en dus pikken ze er vaak enkel die rapporten of studies uit die hen goed uitkomen. Toch je kan moeilijk beweren dat wij niet consequent zouden zijn in onze kritiek, of dat we steevast op één partij zouden schieten.’

‘Sinds 1991 al — dat is dus net geen dertig jaar — halen wij aan dat er in de privé-sector in Wallonië minstens 80.000 mensen te weinig aan de slag zijn. Ongeacht de minister of de partij die in al die jaren verantwoordelijk waren voor het tewerkstellingsbeleid. Omgekeerd telt deze regio nog altijd 60.000 gesubsidieerde banen. Vaak gaat het daarbij ook om belangrijke, toekomstgerichte jobs, waarvan je onmogelijk kan beweren dat ze nog “precair” zijn en dus nog gesubsidieerd moeten worden vanuit allerlei politieke of maatschappelijke structuren. Alleen : de aanpak op dat vlak verandert nauwelijks.’

Het eerste Marshall-plan om de regio er economisch opnieuw bovenop te helpen is intussen al 15 jaar oud, maar de economische kloof tussen Vlaanderen en Wallonië wordt nog altijd groter. Hoe legt u dat uit ?
‘Ik zie een dubbel probleem, en de politiek draagt hierin een bijzonder grote verantwoordelijkheid. In de eerste plaats slagen de verkozenen in Wallonië er te weinig in om — eens ze bestuursverantwoordelijkheid mogen opnemen — het collectief belang te laten primeren op het politieke belang. In theorie zouden ze dan hun partij-petje moeten afzetten, en dus beslissingen nemen in functie van het algemeen belang. En niet in functie van de volgende verkiezingen.’

Dit lijkt me nochtans geen exclusief Waals probleem. Ik kan u meteen een A4-tje voorleggen met namen van Vlaamse politici die in hetzelfde bedje ziek zijn.
‘Dat klopt ongetwijfeld, maar Wallonië is wel heel erg in dit bedje ziek. Het punt is ook : er bestaat niet langer zoiets als een Belgisch belang. Het nationale belang heeft in ons land grotendeels plaatsgemaakt voor het belang van de partijen, en die zijn dan ook nog eens actief op verschillende machtsniveaus.’

‘Neem nu bijvoorbeeld de PS, al geldt dit soms ook voor de andere Franstalige partijen : die partij is aan de macht op Waals niveau, maar net zo goed in Brussel, in de Franstalige gemeenschap en binnenkort misschien ook op federaal niveau. Mede daardoor beseffen die politici nog amper waar nu precies het belang van hun regio en de bevolking ligt. Ik denk dat de kaarten in Vlaanderen toch deels anders liggen : Vlaanderen heeft wél een sterke eigen identiteit en voor de belangrijkste politieke en economisch actoren is er dan ook een duidelijk referentiekader. Die dynamiek kennen we in Wallonië niet.’

‘Dit gezegd zijnde : ik hoop dat Elio Di Rupo zich de volgende jaren als Waals minister-president wél zal kunnen losrukken van de pure partijpolitiek en resoluut voor het belang van deze regio zal gaan. Hij heeft er de leeftijd én het politieke gewicht voor.’

Cliëntelisme

U sprak over een dubbel probleem voor Wallonië, wat is het andere luik ?
‘Ook de meeste andere belangrijke economische actoren — denk aan de sociale partners, de zelfstandigenorganisaties of het onderwijs — vertrekken doorgaans al evenmin vanuit dat algemeen belang of vanuit de economische ontwikkeling van de regio. Ze denken in een andere logica : hoe zorgen we ervoor dat we elk ons stukje van de taart krijgen ?’

‘Een groot gedeelte van het Waalse budget is dus eigenlijk al opgesoupeerd alvorens er echt een beleid kan worden uitgetekend. Neem nu de zogenaamde pôles de compétitivité (een plan uit 2006 om veelbelovende economische clusters extra te ondersteunen, nvda). Op zich een schitterend project, maar we spraken toen over een investering van welgeteld € 50 miljoen, op een totaal budget van zowat 15 miljard. Dat is toch om te lachen ?’

Uw hele analyse valt eigenlijk samen te vatten onder een term die in Vlaanderen vaak valt als het over Wallonië gaat : cliëntelisme.
‘We moeten daar niet flauw over doen, dat clientelisme is inderdaad een probleem. Politici delen hier al te vaak een groot gedeelte van de centen uit alvorens ze nog maar over een beleid hebben nagedacht. Terwijl ze net omgekeerd te werk zouden moeten gaan, en pas een bepaalde maatregel nemen als de impact daarvan op de ontwikkeling van de regio volledig doordacht en becijferd is. Ik hoop echt dat Elio Di Rupo nu in staat zal zijn om het anders aan te pakken.’

Is het niet iets te gemakkelijk om alles op de politiek af te schuiven ? Ontbreekt het Wallonië gewoonweg ook niet aan echt innovatief ondernemerschap ?
‘Jullie mogen in Vlaanderen niet onderschatten hoe lastig het voor vele Walen — zeker als er financieel eerder krap bij zitten — nog altijd blijft om zich intellectueel achter dat ondernemerschap te scharen. Het idee dat je ook zelf je eigen business en inkomen kan creëren, ligt voor heel wat mensen in de oude industriebekkens allesbehalve voor de hand. Eens ze een diploma op zak hebben, hopen ze terecht te kunnen in een fabriek of een bedrijf in de buurt dat vaak met politieke steun naar daar is gelokt. Of ze hopen via via ergens een overheidsbaantje te versieren. Die mentaliteit keer je niet zomaar in enkele jaren tijd, daar gaan enkele generaties over.’

Hoe groot schat u vandaag de impact van het PTB-discours in ?
‘We moeten die zeker niet onderschatten. En vooral : hun invloed reikt veel verder dan het zogenaamde arbeiders- of vakbondsmilieu. De PTB omschrijft zichzelf als de “echte socialisten”, en die claim vindt ook behoorlijk wat weerklank bij een aantal intellectuelen, bij kunstenaars, op de universiteiten, noem maar op. En de druk op de PS om met die partij in zee te gaan, neemt toe. Net zoals dat in Vlaanderen het geval is voor de N-VA versus het Vlaams Belang. Als de PS-top nu ontkent dat een deel van de partij de PTB achterna loopt, dan is dat dus onzin.

Federalisme met vier

Iets heel anders : het Institut Destrée lanceerde jaren geleden al een heel concreet voorstel voor een ‘federalisme met vier’. In welke mate verschilt dat voorstel van het confederale model dat N-VA vandaag voorstaat ?
‘Als de N-VA dat confederalisme wil noemen, geen probleem voor mij. Maar in ons model zou de Franstalige gemeenschap bijvoorbeeld verdwijnen, en dat is geen onbelangrijke nuance. Ik heb de voorstellen van de N-VA goed bestudeerd en in hun confederale model laten zij bijvoorbeeld ook de interpersoonlijke solidariteit voortbestaan. Op voorwaarde dat de transfers voldoende transparant zijn, al zal er natuurlijk nog wel wat discussie volgen over het exacte bedrag van die transfers.’

‘Op dat vlak kan ik trouwens enkel herhalen wat ik in het verleden ook al herhaaldelijk heb gezegd : de Walen betalen zelf ook al vele jaren een stevige prijs voor het verschil in economische ontwikkeling en levensstandaard tussen Vlaanderen en Wallonië. Gemiddeld geven Vlamingen 15 procent meer uit dan Walen. Dit vertaalt zich hier dan heel concreet in 15 procent minder restaurantbezoeken, 15 procent minder woonuitgaven enzovoort.’

‘Tegelijk moeten wij Walen uiteraard ook beseffen dat die transfers niet eeuwig kunnen blijven voortduren. Er zullen dus duidelijke afspraken moeten worden gemaakt, en Wallonië zal zijn sociale uitgaven op termijn moeten inperken. Ik zie geen enkele reden waarom Vlaanderen ten eeuwigen dage Wallonië zou moeten blijven subsidiëren. Persoonlijk heb ik in ieder geval geen probleem met een verder doorgedreven federalisme of confederalisme. Al wordt dat standpunt me hier natuurlijk niet echt in dank afgenomen.’

FILIP MICHIELS
Filip Michiels is zelfstandig journalist.
Foto’s (c) Gazet van Hove.