Van Marxist tot Conservatief

Alhoewel ik een trage lezer ben en soms meer dan twee maand aan één boek knaag, heb ik het levensverhaal van Guust van Mol (De dokter is uw kameraad niet – 367 bladzijden) in een namiddag en avond uitgelezen. Ik kon het boek niet neerleggen. Het hielp dat ik Guust een klein beetje heb gekend (1). Sterker nog, ik heb hem als ‘Guust’ gekend, hoewel dat niet zijn echte naam is. Guust en ik waren lid van Amada, later PVDA, en het was de gewoonte om onder kameraden, met het oog op politiespionnen, nooit onze echte naam te gebruiken, maar onze partijnaam. Guust heette ‘Guust’ in de partij en ik heette ‘Leon’ in de jeugdbond van die partij. Mijn contact met de nationale leiding verliep langs ‘Rik’. Toen ik jaren later bij de paracommando’s terechtkwam – het boek legt uit waarom Amadezen daar terechtkwamen – hoorde ik voor het eerst de echte naam van ‘Rik’.

School

We krijgen in het boek het hele verhaal van Guust en zelfs dat van zijn ouders. Zijn vader was een schoolmeester en een tiran die zijn eigen kinderen sloeg. Zijn moeder, verneem ik, gaf raad aan jonggehuwden over de ‘lichamelijke kant van het getrouwd zijn’. Ze gebruikte daarvoor het boek van Th. Van de Velde Het volkomen huwelijk. Het is een erg moeilijk en expliciet boek met veel Latijnse, Duitse, Franse en Italiaanse citaten. Het stak in het nachtkastje van mijn vader.

Op school is Guust eerst een lastig kind, maar alles wordt beter als hij naar de Rijksnormaalschool van Lier gaat. Er doceren ‘inspirerende leraars’. Er zitten ‘vreemde vogels’ onder de studiemeesters. Op de speelplaats wordt volop gediscussieerd. In de Franse les leest men Les mains sales van Sartre. Er is een leerlingenraad en een schoolkrant. Guust werkt aan alle twee mee. En hij begint een pijp te roken. Ikzelf ben nooit een erg lastige leerling geweest, vind ik, en nooit naar een rijksschool gegaan. Maar al de rest herken ik, ook Les mains sales van de Franse les en dat pijproken.

Partijcanon

In de winter van 1969 bezoekt Guust, net zestien, het partijhoofdkwartier in Antwerpen waar hij een lijst van boeken krijgt die hij allemaal moet lezen : van Marx, Engels, Lenin, Stalin en Mao. De titels worden niet vermeld in het boek, maar ik ben er bijna zeker van dat Het historisch en dialectisch materialisme van Stalin erbij hoorde.

Guust leest die boeken en hij vindt er een antwoord in op alle vragen die hij zich ooit gesteld had. Ook op veel vragen die hij zich nooit gesteld had. Door de ‘massamedia’ – dat was toen een nieuw woord –  werd je in de jaren 60 voor het eerst uitgebreid ingelicht over de vele problemen in de wereld, vaak ver weg – honger, armoede, oorlog. Maar diezelfde ‘massamedia’ boden geen verklaringen en oplossingen aan voor die problemen. Die verklaringen en oplossingen vond je wel in de boeken van Jo C., misschien niet helemaal concreet, maar toch in algemene lijnen, en redelijk onweerlegbaar. Ik vermoed dat Guust, net als ik, pas vele jaren later bij Popper heeft ontdekt dat die onweerlegbaarheid eerder de zwakte dan de sterkte van een verklaring uitmaakt.

De beweging

Er breekt een periode aan van ‘politiek engagement’ in ‘de beweging’. Guust doet aan bekeringswerk in het jeugdcentrum, probeert de ‘apathie’ van zijn medeleerlingen te doorbreken, zoekt naar redenen – en vindt ze – om een schoolstaking te organiseren, gaat naar Vietnam-betogingen en voorstellingen van revolutionaire films (La bataille d’Algers), schrijft manifesten met ‘analyses’ van het ‘neo-kapitalistische productie-consumptie-proces’.

Hij trekt naar de universiteit waar hij psychologie zou studeren. In werkelijkheid gaat bijna al zijn tijd naar politieke studie, agitatie en propaganda, kortweg ‘agitprop’. Na een poos stopt hij met studeren om in een fabriek te werken, later zelfs in de mijn. Hij behoort nu tot het ‘kader’, de subtop van de partij. Hij stort zich in wild activisme (2), werkt mee aan het weekblad Amada, later Solidair en is aanwezig op het stichtingscongres van de PVDA.

De partijlijn

Maar niet alles loopt perfect. Guust stopt met fabriekswerk om voor arts te studeren en komt ontgoocheld terug van een China-reis. Hij begint zich te ergeren aan het amateurisme van de partijorganisatie, de autoritaire manier van leidinggeven, het slaafs na-apen van wat in China gebeurt en geschreven wordt. Aan het fanatisme waarmee de partij de ene dag  beweert dat 2 + 2 exact 3 is, niet meer en niet minder, om de dag erna met evenveel fanatisme te verkondigen dat het exact 5 is, niet meer en niet minder.

Slaande deuren

Guust en ik zijn ongeveer op dezelfde manier bij de partij terechtgekomen, maar hebben die op een verschillende manier verlaten.  Hij vertrekt met slaande deuren, vanwege grote meningsverschillen met de partijtop.

Enkele jaren erna vindt hij een nieuw engagement bij de sp.a waar hij zich weer helemaal ‘gooit’. Waar hij weer meningsverschillen krijgt met de partijtop. Daarna gaat hij naar Rotterdam waar hij in een achterstandsbuurt werkt en in 2006 het werk ontdekt van Theodore Dalrymple die net als hij arts is geweest in een achterstandsbuurt, en daarover had nagedacht. Wat Guust bij Dalrymple leest, komt overeen met wat hij in zijn huisartspraktijk meemaakt. Vanaf dat moment wordt hij wat hij zijn hele leven had verfoeid: rechts en conservatief.

Schopenhauer

Bij mij is het anders gegaan. Ik heb de partij verlaten zonder meningsverschillen. Jarenlang bleef ik braaf geloven in het socialisme en het komende communisme en de ‘leidende rol van de partij’. Alleen stond het dagelijks militeren mij tegen. Politieke huisbezoeken legde ik af met een diep schaamtegevoel, op vergaderingen verveelde ik mij. Kritiek krijgen op mijn ‘wereldopvatting’ stond mij tegen en er zelfkritiek over beoefenen nog veel meer. Ik begon weer te lezen. Schopenhauer was op dat moment voor mij een verademing, en Popper en Karel van het Reve hielpen mij ten slotte om mijn communisme achter mij te laten. Ik werd, zonder dat ik het zelf gemerkt had, een sociaaldemocraat, een soc-dem zoals een van mijn facebook-kennissen ze noemt.  Ik heb bij de verkiezingen wellicht dan ook een keer voor de soc-dems gestemd.

Mijn sociaal-democratie heeft niet lang stand gehouden. Via Popper kwam ik op Hayeks Road to Serfdom. Ik was niet meteen overtuigd, maar het was toch goed beredeneerd wat Hayek schreef. Mijn vrouw bracht een boekje in huis van P.J. O’Rourke, Republican Party Reptile. Dat was grappige lectuur, en het was mijn eerste kennismaking met de libertair-conservatieve stroming. Ik las ook de andere boeken van O’Rourke zoals Parliament of Whores, en daar vond ik in 1991 wat Guust in 2006 zou ontdekken bij Dalrymple. O’Rourke had al een eigen formulering avant-la-lettre gevonden van de wet van Dalrymple. Een van zijn hoofdstukken luidt: ‘Poverty Policy: How to Endow Privation’ (3). Wat Guust leerde door de pijnlijke botsing met de realiteit, werd mij op een presenteerblaadje aangeboden door een van de beste hedendaagse humoristen.

***

Louis van Dievel, die het boek over Guust neerschreef, heeft zelf een extreem-links verleden als trotskist en is verder, geloof ik, politiek links gebleven. Hij vindt dat Guust op facebook laat zien dat hij ‘gebiologeerd’ is door rechts en dat hij zijn geloof in Marx heeft ingeruild voor dat in Dalrymple. Daaraan zie je dat Van Dievel ‘maar’ trotskist is geweest.

Het diepe rotsvaste ijzervretersgeloof van de stalinist is hem duidelijk onbekend gebleven, als hij denkt dat dát geloof ook maar iets gemeen heeft met het af en toe instemmend knikken als men iets leest waar men het eens mee is, bij Dalrymple, of Burke, of Scheffer, of bij een van de tientallen auteurs die, anders dan in de marxistische orthodoxie, allemaal complexloos hun eigen versie ontwikkelen van conservatisme, liberalisme of rechtse sociaal-democratie. Rik van Cauwelaert vatte mooi samen wat Van Dievel zo moeilijk begrijpt: ‘Je moet het boek tot het einde lezen en dan zul je merken dat Guust van Mol nog altijd even geëngageerd is als vroeger, alleen, vandaag is hij een vrij man.’

Notities

(1) Een uitgebreider, anekdotischer versie van dit stuk is te vinden op Clericks Weblog. In andere stukjes heb ik ook af en toe iets geschreven, soms terloops, over Amada en de vroege PVDA.

(3) Via O’Rourke leerde ik Charles Murray kennen die nóg vroeger, in Losing Ground (1984), soortgelijke stellingen als die van Dalrymple met indrukwekkende statistieken onderbouwd had.

Dit artikel wordt u aangeboden door de Vrienden van Doorbraak

Door een jaarlijkse of maandelijkse bijdragen financieren de Vrienden van Doorbraak de publicatie van de gratis toegankelijke artikels op doorbraak.be. Onze vrienden krijgen ook korting in de Doorbraak winkel en exclusieve uitnodigingen.

Hartelijk dank voor uw steun als Vriend van Doorbraak.

PHILIPPE CLERICK
Philippe Clerick (1955) houdt een blog bij van wat hem te binnenvalt over Karl Marx, Tussy Marx en Groucho Marx. En al de rest.
Foto’s (c) Gazet van Hove.