Al doet de horeca nog zo z’n best, toch zijn ze altijd het eerste slachtoffer van de lockdowns. Een sector in moeilijkheden…

Terwijl heel wat Belgische horecazaken ook voor de coronacrisis al niet in florissante papieren zaten, dreigt de sector de komende maanden uit te groeien tot het grootste slachtoffer van de pandemie. En dus rijst de vraag hoelang we de horeca — jaarlijks goed voor ruim 16 miljard euro omzet — nog on hold kunnen zetten op basis van vage hypotheses of een onbestemd buikgevoel.

Commentatoren vergalopperen zich

Het nieuws haalde vorige week alle kranten en tv-journaals : een wetenschappelijke studie die net gepubliceerd was in Nature had zwart op wit aangetoond dat de horeca effectief een grote rol speelde in de verspreiding van het coronavirus. Na een tweede lectuur van de bewuste studie moesten een aantal binnenlandse commentatoren schoorvoetend toegeven dat ze zich enigszins vergaloppeerd hadden : het onderzoek had niet enkel uitsluitend betrekking op de Amerikaanse horeca, het was ook uitgevoerd in de periode van 2 maart tot 1 mei van dit jaar. Toen er nog helemaal geen sprake was van een aantal maatregelen dus, die in eigen land intussen wél werden opgelegd bij de heropening van de horeca deze zomer.

Het voorval roept een sterk déjà vu-gevoel op : wel vaker bleken beleidsvoorstellen de voorbije maanden niet altijd op harde data of op duidelijk wetenschappelijk bewijs gebaseerd. Soms zijn die data er gewoonweg ook niet, soms is er sprake van voortschrijdend inzicht, maar af en toe kan je je ook de vraag stellen of politici en experten niet net iets te veel afgaan op hun buikgevoel. En of onder meer de horeca daarbij niet al te vlot opgeofferd wordt. Waarbij dan schijnbaar achteloos voorbijgegaan wordt aan het feit dat deze sector structureel ook al een stuk minder sterk in de schoenen staat dan heel wat andere sectoren.

Economische impact met uitstel 

Het kan ietwat cynisch klinken, maar net dankzij allerlei flankerende overheidsmaatregelen laten de zwaarste economische gevolgen van de coronapandemie zich momenteel nog niet echt voelen of vertalen in cijfers. Bovendien gold er tot medio juni — en sinds kort opnieuw tot eind januari 2021 — ook een moratorium op faillissementen. Hierdoor wordt het maatschappelijke debat natuurlijk ook enigszins verkleurd, en kan je je de vraag stellen of we niet al te licht over de economische impact op langere termijn van de maatregelen heen gaan.

Een nieuwe bevraging van Unizo lijkt dit ook te bevestigen : één op vijf ondernemers in ins land overweegt ermee te kappen. ‘Een onderneming is niet zoiets als een koffiezetmachine, die je snel even uit- en vervolgens opnieuw inschakelt,’ geeft arbeidseconoom Stijn Baert (UGent) aan. ‘Een bedrijf dat maandenlang stil ligt, krijgt bijna altijd af te rekenen met grote opstartkosten. Denk aan voorraden die intussen vervallen of onbruikaar zijn, het opnieuw aanwerven van tijdelijke arbeidskrachten, enzovoort.’

‘Daarnaast lijken sommige politici niet te beseffen dat de economie één grote keten is, waarin haast alle sectoren toeleverancier zijn van een andere sector’, gaat Baert verder. ‘Haal je daar bepaalde sectoren voor een langere periode tussenuit, dan raakt je hele economische keten ontrafeld en verspreidt die olievlek zich almaar verder. Het is dus een illusie dat je een sector ongestraft zomaar enkele keren in de diepvries kan stoppen en dat het daarna opnieuw business as usual zal zijn. Net zoals het cruciaal is om deze crisis vanuit een multidisciplinair perspectief aan te pakken, en ik heb het gevoel dat we toch vaak te eenzijdig vanuit de gezondheidscurve denken. De gezondheid gaat voor op de economie, dat volg ik, maar diezelfde economie zal wel in grote mate onze gezondheid van morgen bepalen.’

Kwetsbare sector

Proberen we even verder vooruit te blikken dan de cijfers van de dag of van de week, dan heb je niet bepaald een glazen bol nodig om te beseffen dat al minstens de horeca volgend jaar zwaar in de klappen zal delen. ‘De mediaan qua bedrijfsresultaat in onze sector lag in 2018 maar op 1,2 procent,’ stelt Matthias De Caluwe, topman van sectorfederatie Horeca Vlaanderen. ‘Over alle ander sectoren heen spraken we in 2018 in België van een mediaan netto-bedrijfsresultaat van ruim vier procent. Met andere woorden : ook pre-corona was dit al een sector met niet overdreven veel marge. In die periode was 1 op de vijf bedrijven die failliet gingen toen ook al een horecazaak, terwijl de horeca maar voor zes procent van het totale aantal Belgische bedrijven tekent. Dit zegt voldoende over onze kwetsbaarheid.’

De Caluwe wil zich vandaag nog niet uitspreken over het percentage horeca-uitbaters dat er vandaag al het bijltje bij neergelegd heeft of overweegt om ermee te kappen. Maar hij laat wel uitschijnen dat dit wellicht nog een stuk hoger zal liggen dan het algemene Vlaamse cijfer van 1 op vijf ondernemers dat Unizo gisteren naar voor schoof. ‘We zijn sinds medio oktober terug naar af gegaan, terwijl de gemiddelde horecazaak zelfs in de min of meer “normale” zomermaanden toch nog altijd tegen een omzetdaling van 40 zowat procent aankeek. Ons land kreeg afgelopen zomer amper toeristen over de vloer in de hotels en door de afstandsregels werkten de meeste cafés en restaurants met een fors verminderde capaciteit. De btw-verlaging heeft ons toen flink geholpen, maar nu horen we van zowat al onze leden dat deze tweede lock-down nog een heel stuk harder aankomt dan de eerste. Zowel economisch als mentaal.”

Uniforme aanpak 

De horeca was vorig jaar in ons land goed voor een totale omzet van 16,6 miljard euro. Dat is, puur economisch bekeken, geen peulenschil. Het moge duidelijk zijn dat studies uitgevoerd in een niet vergelijkbare periode en in niet vergelijkbare omstandigheden dan sowieso een bijzonder zwakke basis zijn om zo’n cruciale sector een tweede maal volledig plat te leggen. En dan blijft uiteraard de hamvraag : zijn er — op het buikgevoel na — vandaag dan wél nieuwe en harde wetenschappelijke inzichten voorhanden om deze tweede sluitingsperiode nog langer te rekken ? Mattias De Caluwe vindt dat de overheid die vraag moet beantwoorden, maar geeft wel duidelijk aan dat een beter onderbouwd én uniform beleid wat hem betreft nu echt wel een must is.

‘We zitten volgende week opnieuw samen met de overheid om te bekijken hoe het nu wél verder moet. Het lijkt me evident dat we daarbij uitgaan van nieuw verworven inzichten en niet afgaan op de meningen die de voorbije weken overal te pas en te onpas opdoken,’ klinkt het. ‘Ik hoop dat we daarbij afspraken zullen kunnen maken over een aangepast en duurzaam protocol, waarbij zowel rekening wordt gehouden met de gezondheidsaspecten als met de economische rendabiliteit op langere termijn voor onze sector. Daarnaast pleit ik ook voor een uniforme aanpak : als de verspreiding door aerosolen effectief een stevig risico vormt in slecht geventileerde binnenruimtes, dan geldt dit uiteraard voor de hele samenleving en voor alle plekken waar mensen binnen verzamelen. Ik wil er toch even op wijzen dat we in België dagelijks nog altijd vele duizenden nieuwe besmettingen laten optekenen, terwijl de horeca intussen al opnieuw een maand dicht is.’

De onderliggende boodschap is duidelijk : de horeca is niet bereid om nog langer als jojo van de maatschappij te functioneren. Naast een eventueel aangepast protocol op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten rond het virus, pleit De Caluwe daarom ook voor een veel strengere aanpak van mensen die hun voeten vegen aan de regels. En hij dringt aan op een tweewekelijkse, gedetailleerde rapportering over de precieze besmettingshaarden naar de bevolking toe. Zo’n rapportering zou een veel gerichter aanpak en een beleid op maat mogelijk maken, maar het fiasco met de contactopsporing van de voorbije maanden laat op dit vlak natuurlijk weinig goeds verhopen. ‘Kijk, er zijn de voorbije maanden inderdaad flink wat fouten gemaakt, laat ons nu dus vooral proberen om die de komende maanden niet te herhalen. Zo’n gerichte rapportering zou de bewustwording bij de bevolking rond mogelijke besmettingshaarden en rond mogelijk risicogedrag hoe dan ook stevig vergroten.’

Belastinginkomsten 

Tijdens de eerste lock-down trok de Vlaamse regering alleen al voor de horeca voor 365 miljoen euro aan steunpremies uit. Haast alle horecazaken hebben toen ook effectief financiële steun aangevraagd. Volgens de woordvoerder van Vlaams minister van Economie Hilde Crevits liep de totale factuur voor alle Vlaamse steunmaatregelen tot vandaag al op tot zowat 1,5 miljard euro. Een aantal van die Vlaamse steunmaatregelen werden intussen verlengd, en ook op federaal niveau zette de Kamer donderdag het licht op groen voor een aantal nieuwe maatregelen. Daarbij onder meer een kwijtschelding van de RSZ-bijdragen voor het derde kwartaal van 2020. Hoeveel overheidsgeld er tijdens deze tweede golf nog naar extra steunmaatregelen zal vloeien, is voorlopig nog koffiedik kijken, maar minister Crevits gaat ervan uit dat de factuur voor Vlaanderen wellicht nog met zowat 500 miljoen euro zal oplopen. Daar komt dan nog eens een veel zwaardere factuur voor de federale steunmaatregelen bovenop.

‘En laat ons vooral ook niet vergeten dat de slotfactuur nog een heel stuk zwaarder zal uitvallen,’ geeft Stijn Baert aan. ‘Op termijn volgen er immers ook nog heel wat indirecte coronakosten. Bijvoorbeeld in de vorm van minder belastinginkomsten voor de overheid omdat bedrijven hum omzet vaak substantieel hebben zien terugvallen. Nu, zolang het over eenmalige en tijdelijke kosten gaat, kan een groeiende economie dit wel aan. Het zal ongetwijfeld enkele jaren duren om die extra schulden uit te zweten, maar in theorie lukt dat wel.

Baert waarschuwt wel voor een ander, veel minder onschuldig neveneffect van het huidige beleid. ‘Bepaalde maatregelen die men vandaag neemt onder het mom van crisismaatregelen, hebben wél een structureel karakter. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de hogere lonen voor de zorgsector, of aan het optrekken van de pensioenen. Daar staan structureel geen nieuwe inkomsten en al evenmin een economische return tegenover. En dus gaan we ook de impact van die maatregelen de volgende jaren blijven voelen.’

Los daarvan waarschuwt Baert ook voor de economische impact op middellange termijn. ‘Vandaag kunnen heel wat ondernemers het hoofd misschien nog boven water houden, maar tal van bevragingen hebben de voorbije weken al uitgewezen dat de meerderheid ook bijzonder pessimistisch is over wat hen volgend jaar te wachten staat. Dat is bijzonder problematisch, niet in het minst omdat dit negatieve verwachtingspatroon zich momenteel nog niet echt laat vatten in concrete cijfers. Waardoor het beleid er dus voorlopig ook weinig rekening mee houdt.’

FILIP MICHIELS
Filip Michiels is zelfstandig journalist.
Foto’s (c) Gazet van Hove.