Theologie ondermijnde kennisgroei en -uitwisseling

Van tijd tot tijd laait de discussie op over de vermeende schatplichtigheid van de Europese geleerdheid aan de islam. De gloedvolle herinnering aan Al Andalus waar moslims, christenen en joden in wetenschappelijke centra samenwerkten – over een imagined past en invented traditions gesproken – volstaat doorgaans om dan in één adem door te beweren dat de verlichting schatplichtig is aan de islamitische wereld. In hoeverre is deze bewering juist ?

Het beeld van Al Andalus bijgesteld

Het omschreven beeld staat wel bekend als de ‘fabel van Andalusië’ – Het Spanje van de twaalfde eeuw waar moslims, christenen en joden vredig samenleefden en Averroës (1126 – 1198) als grote denker faam maakte. Nu is het zo dat Averroës (maar ook bijvoorbeeld Avicenna en Maimonides), gebruik maakte van wat aan geleerdheid was achtergelaten door de klassieke Oudheid en in het Oost-Romeinse Rijk was opgenomen. Later werden deze invloeden door islamitische zuiveringsbewegingen als ‘godslasterlijk’ aangemerkt en uitgezuiverd. Om zo terug te kunnen keren naar de geestdrift en godsvrucht die heersten tijdens het leven van Mohammed – voor de islam de meest perfecte tijd.

In Al Andalus waren stromingen actief als de Almoraviden en de Almohaden. Geleid door de krijgsheer Yusuf ibn Tashfin hielden de Almoraviden flink huis. Hij noemde zich ‘Emir Almuslimien’, letterlijk : Emir van de Moslims. Dat komt wat minder inclusief over dan hoe sommigen het graag doen voorkomen. Zoals de Vlaming Koert Debeuf, directeur van het Tahrir Institute for Middle East Policy Europe, die het centrale discussiepunt van dit artikel verwoordt:

‘Even though Roman books were indeed rediscovered, this is not true for the Greek texts. The most important Greek philosophers and scientists came to Europe because they were translated from Arabic, a translation movement that was initiated by the Caliphs of Baghdad in the 8th century.’

Mont Saint-Michel

Dit is een bekende claim, die op zich niets zegt over hoe moslimgeleerden op deze Griekse teksten hebben voortgebouwd om verder te komen dan het origineel. Daarnaast komt deze claim op losse schroeven te staan met het werk Aristote au Mont Saint-Michel: Les racines grecques de l’Europe Chrétienne, van Sylvain Gouguenheim: daarin brengt de twaalfde-eeuwse Venetiaanse klerk Jacques de Venise de werken van Aristoteles naar de Mont Saint-Michel. Met zijn Herculeaanse inspanningen als vertaler vertegenwoordigt Jacques de verbindende schakel, de brug tussen Aristoteles’ filosofie en het middeleeuwse Europa. Hij was daarmee zelfs vijftig jaar eerder (!) dan de manuscripten die via de Moren circuleerden.

Voor wie het lezen van dit Franse boek te ver gaat, is er altijd Willem van Moerbeke (1215 – 1286). Hij was een ijverige vertaler van filosofische, medische en wetenschappelijke teksten van het Grieks naar het Latijn. Op verzoek van Thomas van Aquino zou hij de volledige werken van Aristoteles hebben vertaald – ook corrigeerde hij vertalingen van anderen. Sowieso is het onwaar dat het antieke Grieks zonder de islamitische wereld ontoegankelijk was. Johannes Scotus was een Ier die deze taal beheerste. Hij leefde van 810 tot 877.

Islamofilie ingegeven door de EU

Gouguenheim publiceerde zijn onderzoek om tegengewicht te bieden aan het streven dat de Europese Unie definieerde in 2002, namelijk om schoolboeken een meer positief licht op de islam te laten werpen. Dit maakt het relevant om te kijken naar Debeufs afsluitende zin : ‘There is no doubt that Muslim scientists and philosophers had a constituent role in the formation of European thinking […] It is time to give the historical truth a new place in our own history education.’

Wetende dat deze onderwijsinmenging zou komen maakt Gouguenheim er een punt van om de bijdragen van Aramezen en christelijke Syriërs te benadrukken : hij betoogt dat deze groepen de kennisoverdracht verzorgden. De moslims achtten hun Arabische taal en Koran superieur aan de werken en boeken uit andere culturen. Daarom zouden zij weinig zin hebben gehad om kennis uit te wisselen met andere culturen.

Tekenend hiervoor is de moslimverovering van Alexandrië in 640. Zij vernietigde alles wat in het museum van Alexandrië bewaard was gebleven aan manuscripten. Waarschijnlijk verdwenen zo de laatste betrouwbare bronnen over de wiskundige en astronome Hypatia, die werd geroemd om haar wijsheid en schoonheid. Hoewel radicale christenen al eerder schade aan haar nalatenschap berokkenden, geschiedde deze vernietiging op basis van het argument dat alle informatie die strijdig was met de leerstellingen van de profeet onwaar was – alles wat daarmee niet in strijd was, zou overbodig zijn. Tot zover de roemvolle verhalen over hoe de islam bijdroeg aan het behoud van intellectueel erfgoed.

Kalam en al-Ghazālī

Niettemin zijn er pogingen gedaan om de antieke wijsheid in de leerstellingen van de profeet te integreren. Deze stroming kennen wij als de Falsafa – daarbinnen hebben ook Avicenna en Averroës hun plek. De tegenhanger, Kalam, kreeg echter de overhand, mede dankzij al-Ghazālī (1058 – 1111). Hij pleitte tegen de ‘verwarring veroorzaakt door de filosofen’ en stelde dat Allah het heelal iedere microseconde opnieuw schept. Deze denktrend – die ook bekendstaat als het occasionalisme – houdt in dat enkel de wil van Allah het heelal coherentie geeft. Mocht die wil plots veranderen dan spat alles uiteen: hierom is het voor de gelovige zinloos om zijn of haar wereldbeeld te baseren op causaliteit en objectpermanentie.

Causaliteit werd in Europa (zie o.a. John Milton en John Dee) juist wél omhelsd. In dit verband is de meest interessante kwestie – en een die waarschijnlijk nooit wordt opgehelderd – de seculariseringsthese van Hans Blumenberg. De negatieve theologie maakte de christelijke God ondoorgrondelijk en onkenbaar – gelovigen konden deze afstandelijkheid niet aan. Ze werden daarom natuurwetenschappelijk en seculier, stelt Blumenberg. De islam had al vanaf het begin een dergelijk godsbeeld: daarin staat de algehele almacht van het opperwezen centraal. Zo is God dus zelf niet meer aan regels gebonden op basis waarvan hij gekend, doorgrond of voorspeld kan worden

Guide for the Perplexed

Wetende dat men koos voor een ongeschapen Koran, is hiermee voor een goed verstaander feitelijk alles gezegd (typerend is dan ook dat al-Ghazālī in de islamitische wereld wordt aangeduid als het ‘zegel der filosofen’). Maar voor Debeuf kennelijk niet: er lijkt een kans te bestaan dat hij Averroës verwart met Maimonides. Wat nu volgt lijkt verdacht veel op de samenvatting van Maimonides’ The guide for the Perplexed:

‘His thesis was that there is only one truth, which was reachable in two different ways: through belief but also through philosophy. When both ways contradict, it means we have to read the sacred texts in an allegorical way. In other words, the search for truth philosophy (or science) is more important than belief.’

Als de centrale these van de jood Maimonides nu plots ook de centrale these van de moslim Averroës blijkt te zijn, dan zouden we kunnen vermoeden dat er in de liberale hoek urgentie bestond om met een inclusief artikel over de islam te komen. Terwijl het aangehaalde citaat niet eenduidig positief is over de islamitische religie en veel meer zegt over de overlevingsmechanismen van een vrijdenkend persoon in een door religie gedomineerde tijd. Wellicht zal Maimonides anno 2050 weer op de Europese bestsellerlijst staan.

Filosofie als vermaak in de hofcultuur

Al met al komt het erop neer dat Averroës inderdaad een voor zijn tijd uitermate intelligente man was, die vooral Aristoteles hergebruikte. Het was niet zo dat de hele islamitische wereld het geweldig vond wat hij deed. Sterker nog: moslimgeleerden mochten met toestemming van een handjevol vorsten hun boekjes schrijven mits de invloed daarvan beperkt bleef tot de hofcultuur; zolang ze hun ideeën weghielden bij het volk.

Het bejubelen van de islamitische bijdrage aan de Europese geleerdheid is daarom van hetzelfde niveau als te beweren dat de middeleeuwse kerk zo’n geweldige stimulans leverde voor Copernicus en Galilei. Het belangrijkste verschil is dat het in de islamitische wereld altijd zo is voortgegaan, terwijl in West-Europa uiteindelijk Luther en Calvijn opstonden. Het protestantisme noopte de katholieke kerk tot de contrareformatie.

De conclusie is dat de islamitische omgang met antieke teksten ten beste een bijdrage leverde aan de overdracht van kennis naar Europa. De wijze waarop de theologie zich in de islamitische wereld ontwikkelde, ondermijnde deze kennisgroei en -uitwisseling.

 

SID LUKKASSEN

Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere ‘Avondland en identiteit’ en ‘Levenslust en Doodsdrift’. Hij promoveerde op ‘De Democratie en haar Media’.
Foto’s (c) Gazet van Hove.