Media

 Johan Sanctorum – foto © Doorbraak

Johan Sanctorums ‘De Langste Mars’ in herdruk

Johan Sanctorums De Langste Mars introduceerde niet alleen begrippen als ‘pococratie’ en ‘ecorexia’, het boek is ook nog eens aan een derde druk toe wegens groot succes. Reden genoeg om Sanctorum op te zoeken en hem enkele losse gedachten voor te leggen. ‘Polemiek is communicatie. En communicatie is er te weinig.’

Voor wie hem niet kent : Johan Sanctorum is filosoof, blogger en vaste columnist voor Doorbraak. Voor wie hem wel denkt te kennen : wist u dat Sanctorum eigenlijk niet echt van boeken houdt ‘omdat ze andermans ideeën aan mensen opdringen’, ‘omdat er leukere zaken te doen zijn’ en ‘omdat alle moderne intellectuelen – ik ook – eigenlijk lafaards zijn ?’

Waar het armetierig, maar onafhankelijk toeven is

Dat laatste – laf zijn – introduceert meteen ook het onderwerp van zijn nieuwe boek, waar hij nog aan werkt: dissidenten die met humor het systeem uitdagen, en daarvoor veroordeeld worden tot de marginaliteit. Waar het armetierig, maar onafhankelijk toeven is.

Maar eerst : ‘De Langste Mars’.

Wie De Langste Mars aandachtig leest, ziet snel dat u met een zeker verdriet schrijft; verdriet dat de beloftes van 1968 niet echt vaste grond onder de voeten hebben gekregen, en de wereld niet hebben veranderd. Of niet ?
Johan Sanctorum : ‘Daar hebt u gelijk in. Ik ben dan ook helemaal geen conservatief. Ik wil niet terug naar de tijd dat meneer pastoor het voor het zeggen had. Mei 68 is voor mij een typisch voorbeeld van een “revolutie die haar eigen kinderen opeet”, een revolutie die in haar tegendeel verzandt. Het vrijheidsideaal dat de revolutionairen eind jaren 60 kenden, dat is iets om te koesteren. Neem nu vrije meningsuiting, het “verboden te verbieden”. Dat is een ideaal dat me ligt. Het probleem is echter dat de achtenzestigers die vrijheid zelf hebben beknot. Zij hebben dat ideaal aangewend om een controle-maatschappij op te bouwen, in naam van de politieke correctheid.’

‘Paul Goossens is zo’n klassiek voorbeeld van een achtenzestiger die zijn idealen heeft verraden. Van grote linkse studentenleider, tot columnist in een burgerlijke krant als De Standaard, tot establishment-figuur. Zo’n parcours is typisch voor die generatie, en het legt de “langste mars” concreet bloot. Die term komt van de Duitse studentenleider Rudi Dutschke, voortbouwend op het ideeëngoed van Antonio Gramsci, de cultuurmarxist die vond dat de revolutionairen de sleutelposten in de samenleving in handen moesten krijgen, omdat anders de revolutie nooit verwezenlijkt kon worden. Het volk is volgens cultuurmarxisten immers te dom om revolutionair te denken.

‘In 1968 hebben de revolutionairen in Parijs beseft dat ze niet op het volk konden rekenen, omdat het volk na enkele loonsverhogingen, ingevoerd door Frans president Charles De Gaulle en zijn eerste minister Georges Pompidou, gesust was en geen zin meer had in revolutie. Daarna kwam dus het idee dat er hoge positie moesten worden veroverd om echte veranderingen door te voeren.’

Naarmate de tijd vorderde, verwaterden de idealen.

‘Naarmate ze volwassen werden en door de instellingen aan het marcheren waren, ging er echter bij de revolutionairen een existentiële lamp branden. Ook revolutionairen stichten gezinnen, en willen in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Plots stelden de achtenzestigers vast dat dat betekent dat ook zij veroordeeld werden om in het systeem te functioneren. Naarmate de tijd vorderde, verwaterden de idealen. Dat tot daaraan toe. Maar de achtenzestigers zijn zich gewoon aan hun macht beginnen vastklampen. Dat heeft tot gevolg gehad dat ze op de ideale positie zaten om met een bepaald idee van links moreel suprematisme, het “ware bewustzijn” – om een term van Gramsci te gebruiken, het volk allerhande dingen voor te schrijven, zeker als dat volk te “rechts” stemde.’

‘De waarheid is echter dat de achtenzestigers zich tijdens hun langste mars zelf hebben vervreemd van het volk, en dat zij zelf de kloof onoverbrugbaar hebben gemaakt. De achtenzestigers zijn er bovendien in geslaagd om deze machtsdoctrine aan hun kleinkinderen door te geven. De woke-beweging is immers een onrechtstreeks product van Mei 68. Zonder de vrijheidslievende aspiratie, en met ergere en dommere fanatici.’

U spreekt in uw boek van ‘de vadermoord’ die achtenzestigers pleegden op het gezag. Zijn verschijnselen zoals de woke-beweging dan een ‘grootoudermoord’, een moord van millennials op de idealen van hun grootouders, op de idealen van 1968 zelf, in plaats van een rechtstreeks gevolg ervan ?
‘De woke-generatie kent haar geschiedenis niet; volgens mij weet ze zelfs niet echt waar mei 68 werkelijk om ging. Er is bij haar een manifest gebrek aan vorming. Neem nu dat voorval met die Mohammedcartoon aan de Karel de Grote Hogeschool : als je de uitlatingen van die studenten leest, dan merk je hoe dun de spoeling eigenlijk is, hoe sterk het “slachtofferschap”, ook bij de communicatiedienst van de hogeschool zelf, die bij de minste commotie meteen in een politiek correcte kramp schiet en dan in een turbotaaltje de zaak denkt te kunnen afhandelen.’

‘Voor mij wijst dat erop dat die mensen bepaalde stations overgeslagen hebben tijdens hun vorming, laat staan dat ze zich ten volle bewust zijn van historische processen. Mei 68 ’ers kenden nog hun – linkse – geschiedenis. Zij beschikten over een historisch referentiekader. Daartegenover is het woke-denken een gevoelsstroom, een golf die zichzelf als uitgangspunt neemt, zonder echte noemenswaardige leidersfiguren. Het gaat meer om hysterie dan om een duidelijk programma. Met mei 68’ers kon je tenminste nog discussiëren, met de wokers niet.’

afwijkende meningen in het cordon

Niet goed kunnen communiceren is in Vlaanderen niet alleen een probleem van de jongere generaties: het treft alle leeftijden. Is de verwachting tot hoge vorming van iedereen niet een beetje een elitebekommernis ?
‘Dat is de tragedie van de “Vlaming als volk zonder bovenlaag”, om Joost Ballegeer te parafraseren. We hebben een elite, maar een die fundamenteel Belgisch en politiek correct gezind is. Erger is dat er tussen de Vlaming en zijn elite geen harmonie is. Onze elite trekt de Vlaming niet uit het slijk om hem een beter, republikeinser en vrijer samenlevingsproject voor te schotelen, maar duwt hem in de cultuur-marxistische geest van 68 naar beneden door zijn gevoelens te negeren, hem in een cordon op te sluiten als hij verkeerd stemt en hem als dom te brandmerken als hij een afwijkende mening heeft.’

De elite haat de Vlaming.

‘De elite moet de bevolking een gemeenschappelijk project voorhouden, maar moet ook de gevoelens van de gewone man kunnen capteren en er gehoor aan geven. Dat is een precair evenwicht. In Vlaanderen is er echter allesbehalve een evenwicht. De elite haat de Vlaming, en de Vlaming haat intellectuelen. En eigenlijk hebben de Vlamingen gelijk om hun intellectuelen te haten. Want de bevolking voelt het goed aan wanneer de elite betuttelt en haar niet verder brengt.’

de elite haat de Vlaming

‘Neem nu het carnaval van Aalst, en de radicale vrijheid van meningsuiting die daarmee gepaard gaat. Dat zou mei 68-intellectuelen moeten blij maken, want de bevolking durft daar dingen die volstrekt onburgerlijk zijn. De energie die daaruit voortkomt, dat zou de elite aan het denken moeten zetten. Zulke manifestaties van onderuit worden door de achtenzestigers echter genegeerd. Voor hen moet maatschappelijke verandering van bovenop worden opgelegd. De waarheid komt echter dikwijls van onderen. Door snel in een kramp te schieten, zoals de Karel de Grote Hogeschool gedaan heeft, communiceer je niet met de gewone man, maar leg je hem op hoe hij moet denken.’

Is wat de achtenzestigers hebben gedaan – De Langste Mars door de instellingen houden – voor u een moedwillige carrièreplanning om te kunnen heersen, of louter terug te voeren tot het feit dat men volwassen wordt, maatschappelijke posities bekleedt en zich dan maar zo goed mogelijk in het systeem probeert in te bedden uit lijfsbehoud ?
‘Dat is een zeer goede vraag, gelijkaardig met de schuldvraag tijdens de collaboratie, of die van de IS-strijders. Achtenzestigers bevonden zich in een stroom van gebeurtenissen, mede veroorzaakt door het feit dat ze sociaal gezien veel vrije tijd ter beschikking hadden door de vooruitgang. In mijn boek haal ik aan dat verveling een belangrijke factor was in 1968, net zoals ik ervan overtuigd ben dat verveling voor de modernisten en de jonge generaties van de jaren 1920 en 1930 geleid hebben tot bepaalde ideologieën en masse. Zulke bewegingen zijn een generatiefenomeen, en niet louter een individueel gegeven.’

‘Ik durf zelfs te zeggen dat ook het wokegebeuren een generationeel gegeven is. Ik merk zelf dat ik bijzonder moeilijk met mijn zoon van 17 over de samenleving kan discussiëren. Wij behoren tot andere universa. De jongeren van vandaag zijn eigenlijk een groot tegenstander van individualisme, van het idee dat je je als persoon moet ontwikkelen, en dat je als persoon tegen de stroom in mag gaan. Zij vinden tegen de stroom oproeien totaal zinloos, ja, zelfs moreel laakbaar. Zij vinden dat je moet proberen om in de juiste stroom terecht te komen.’

In veranderingen perspectief zien

‘Het probleem is dat vele stromingen op het internet geen echte leiders hebben. Zelfs daar is er met andere woorden geen manifestatie van persoonlijkheid, van individualiteit, van charisma. Als gevolg daarvan blijft de stroom altijd bestaan, en maakt ze dat je je zeer goed kan laten meevoeren. Want je hebt immers nooit een leider die afwijkt van het juiste pad, een leider die je bij de les moet houden.’

‘Nu, ik heb geen zin om de cultuurpessimist te zijn. We zullen wel ergens landen, cultuurvormen zijn er altijd. Over twintig jaar spreekt er niemand meer over Johan Sanctorum, en is de generatie van mijn zoon aan de macht. De wereld zal op zich niet vergaan. Maar als filosoof is het de aard van het beestje om in veranderingen perspectief te zien, en om ze proberen te begrijpen.’

U werkt ook aan een nieuw boek. Wie of wat neemt u daar op de korrel ?
‘Mijn nieuw boek gaat over het verzet van intellectuelen, en hoe zij daardoor gedwongen worden om in de marge van de samenleving te leven. Humor heeft de naam om rebels te zijn, maar kan ook worden gebruikt als smeerolie van het systeem. Er moet gelachen worden, de druk moet van de ketel, en met af en toe een goed getimede grap aanvaarden mensen de samenleving waarin ze vertoeven. We zien dat door de wildgroei aan stand up comedy : het zijn dwazen in loondienst van de samenleving. Maar dit soort humoristen gaat zelden over de grens. De burger moet ’s anderendaags namelijk terug braaf gaan werken, en mag ook niet te veel gaan nadenken.’

de meeste mensen zijn schapen, volgers.

‘Daarnaast heb je de grappenmakers in de marginaliteit, zij die wel over de grens gaan, en onrust opwekken. Daarbij denk ik aan Charlie Hebdo. Zij gebruiken satire om het systeem zelf in vraag te stellen. Eigenlijk treden zij buiten de kaders van de satire, want zodra het etiket “satire” ergens wordt op gekleefd, is ze ongevaarlijk. Voorbij de satire bevindt zich het drijfzand, de donkerte, en die wereld vind ik uitermate fascinerend. In Vlaanderen hebben we een traditie van humor die over de grens gaat, zoals met het middeleeuwse epos van Reinaert de Vos. Dat is straffe kost hoor, zeker voor die tijd, een typevoorbeeld van satire die het systeem uitdaagt. De sluwe vos vermomt zich, bedriegt, hekelt, speelt woordspelletjes, en wordt uiteindelijk verbannen naar de “woestine”, dat is de marginaliteit, buiten het burgerlijke leven. In de Reinaert-legende spiegelt de auteur, die anoniem is gebleven, zich duidelijk aan zijn hoofdpersonage. Hij is dus zelf ook vogelvrij. Dit wordt het vertrekpunt van mijn boek.’

Humor moet stout zijn.

‘Humor moet dus stout zijn, politiek incorrect, anders is het banale kolder. Kijk ook maar eens naar de politieke linkerzijde : niemand lacht daar, want je beledigt altijd wel iemand en dat mag niet. Johan Anthierens was de laatste linksdrager die nog de kunst verstond slim met humor bezig te zijn en de grenzen van de politieke correctheid opzocht. Het feit dat de VRT zich echter genoodzaakt voelde om mindere goden als Joël De Ceulaer de lof over Anthierens te laten zwaaien in een documentaire over ’s mans leven, geeft aan dat vrijdenkers als Anthierens in deze tijd definitief begraven zijn.’

‘De lach wordt een kostbaar goed. Na mei 68 kon je met het geloof lachen, en dankzij Fawlty Towers kon je ook met de Tweede Wereldoorlog lachen. Sindsdien is lachen met beide thema’s moeilijker geworden. Ik vind dat een vorm van de geschiedenis miskennen. Als je ergens mee kan lachen, dan ben je ook bereid om conflicten te begraven, en dan kan je bepaalde dingen afsluiten. De kamer op slot doen en er niet meer binnenkomen.’

Het heeft geen zin om oude wonden niet te laten helen.

‘Neem bijvoorbeeld de verontwaardiging over de ‘Jodenpoppen’ tijdens het carnaval van Aalst. Waarom beseffen de Joden zelf niet dat ze beter stoppen met het cultiveren van dat Holocaustslachtofferschap ? Waarom lachen ze niet gewoon met de grap van de Vismoolj’n ? Het heeft geen zin om oude wonden niet te laten helen, het leven is na de Tweede Wereldoorlog verder gegaan, lange tijd zelfs zonder het dagelijkse herdenken, want de Holocaust begon als collectief thema maar echt te leven na het proces van Adolf Eichmann begin jaren 1960.

Het is tijd voor loutering. We hebben alle analyses die nuttig zijn om de Holocaust te begrijpen, ze zitten netjes in onze bibliotheken, dus we kunnen erover lezen als we willen. Op die manier hoeven we er niet dagelijks mee bezig te zijn. Het geheugen dient ook om te vergeten. Niet als ontkenning : iedereen, ook jongeren, mogen, moeten weten wat er in Auschwitz gebeurd is. Maar maak daar geen religie van. Dat is ook voor elk individu zo : als je alles zou onthouden wat je hebt meegemaakt, word je gek. Pas het lachen met iets, met jezelf, met grote tragedies, werkt bevrijdend. Ook dat punt wil ik maken in mijn boek over humor.’

Wanneer mogen we dat boek dan verwachten ?
‘Tegen het vallen van de blaren en de boekenbeurs. Ja, humor staat of valt met een goede timing. Af en toe laat ik in Doorbraak al wel een voorsmaakje op de lezer los.’

CHRISTOPHE DEGREEF
Foto’s (c) Gazet van Hove .