door Angélique Vanderstraeten in ’t Pallieterke .

Het was tot voor kort ondenkbaar : een N-VA-minister die pleit voor een verlaging van de btw op energie om de factuur voor de burgers te matigen. Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir deed het vorige week in het Vlaams Parlement en werd in eigen rangen niet tegengesproken. Nochtans vond  de N-VA in het verleden een ingreep via de btw een slechte maatregel.

Vrees voor protesten

Zuhal Demir

Het bewijst dat alle politieke partijen zich momenteel zorgen maken over de oplopende energiekosten. De moeilijke aanvoer van gas, de toenemende vraag,… Het leidt aan de vooravond van herfst en winter tot prijsstijgingen die men lange tijd niet gezien heeft. Een modaal Vlaams gezin kijkt straks tegen een elektriciteitsfactuur van 1.000 euro per jaar aan, de gasfactuur gaat richting 1.600 euro. Er zullen natuurlijk maatregelen genomen worden om die oplopende kosten te matigen. Bijvoorbeeld door de extra btw of andere fiscale inkomsten van de factuur voor de staatskas te neutraliseren. Niet eenvoudig, noch voor de federale noch voor de regionale regeringen. Zij kunnen die fiscale inkomsten in tijden van oplopende begrotingstekorten goed gebruiken. Maar aan de andere kant is er een terechte vrees voor protesten, zoals de gele hesjes in Frankrijk in 2018-2019. Er zal dus een geste worden gedaan richting de consumenten, maar daarmee is het grootste probleem nog niet opgelost.

Stijgende inflatie

De hoge energieprijzen leggen een zwakheid van het Belgisch economisch bestel bloot. Een zwakheid die we bijna vergeten waren. Namelijk het systeem van automatische loonindexering, waarbij lonen en uitkeringen automatisch worden aangepast aan de stijgende levensduurte of inflatie. België is daar tamelijk uniek in en lange tijd werd dat systeem gezien als een symptoom van de Belgische economische ziekte. In andere Europese landen zijn de loonaanpassingen aan de levensduurte grotendeels het voorwerp van sociale onderhandelingen. Hier niet dus en dat was de voorbije jaren ook geen echt probleem. Er waren door de lage inflatie weinig indexeringen.

Maar nu is de situatie met de hogere inflatie aan het veranderen. Er is sprake van een inflatie rond de 3 procent. Een rechtstreeks gevolg van de stijgende energieprijzen, die niet enkel de factuur voor gas en elektriciteit van de gezinnen doen oplopen. Ook bedrijven moeten meer betalen en dat rekenen ze dan door in hun producten en diensten. Wat de inflatie nog verder doet stijgen.

Risico op jobverlies

Voor de consument is het effect aanvankelijk beperkt, aangezien de lonen tamelijk snel worden aangepast aan de stijgende levensduurte. Maar er is ook een keerzijde aan. De automatische indexering betekent dat de loonkosten voor de bedrijven hier sneller stijgen dan in de buurlanden. Dat houdt in dat de bedrijven een concurrentieel nadeel oplopen. In werkgeverskringen wordt daarvoor gewaarschuwd : “Bij elke internationale opstoot van olie- of grondstoffenprijzen (1973, 1979, 1982, 1993, 2006-2007) komt ons land als enige direct in een loon-prijsspiraal terecht en verliezen we concurrentievermogen en marktaandelen. Dat leidt ook telkens tot omvangrijk jobverlies. Tussen 1975 en 1984 gingen in de privésector 300.000 jobs verloren (-14 procent), tussen 1991 en 1994 nog eens 80.000 jobs (-3,5 procent).” Nu al is duidelijk dat de verwachte loonindexering voor 2021-22 van 2,8 procent niet voldoende zal zijn. We gaan richting 3,2 procent.

Ander effect is dat op de begroting. Meer inflatie betekent ook een aanpassing van de lonen van ambtenaren en de uitkeringen. Die zullen dus sneller stijgen dan verwacht, hetgeen de begroting verder zal bezwaren. In moeilijke budgettaire tijden en met een centrumrechtse regering werd dan gekozen voor een indexsprong. Dat is nu natuurlijk onmogelijk door de samenstelling van de Vivaldi-regering. De daling van het begrotingstekort door de sterkere economische groei zal op die manier minder sterk zijn dan gedacht.

Foto’s (c) Gazet van Hove.