door Angélique Vanderstraeten in ’t Pallieterke .

Een nieuwe studie van de Nationale Bank schetst een gitzwart beeld van de publieke financiën van alle overheden, Vlaanderen uitgezonderd. De schuld is zowat overal een veelvoud van de beschikbare ontvangsten. Bij een rentestijging dreigt een nieuwe dramatische rentesneeuwbal zoals in de jaren ’80 en ’90 van vorige eeuw.

Eerst ere wie ere toekomt: sinds een aantal jaren heeft de Nationale Bank van België in haar rapporten en studies in toenemende mate aandacht voor de regionale economische verschillen. Een kaart in het jaarverslag die de werkloosheidskloof tussen Vlaanderen en Wallonië pijnlijk duidelijk maakt: een studie over de noord-zuidtransfers. Dat was een paar decennia geleden in deze oer-Belgische instelling ondenkbaar. Het heeft immers bijna 150 jaar geduurd vooraleer een Vlaming het tot gouverneur van de Nationale Bank geschopt heeft.

Minder dan 100 procent en dan besparen

Vorige week was het opnieuw een aangename verrassing. Het tijdschrift van de Nationale Bank publiceerde een onderzoek naar de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, waarbij de aandacht niet alleen ging naar de federale overheid, maar ook naar de regio’s. De studie bevatte een duidelijke waarschuwing: met het overheidstekort kan het zo niet verder. Straks wordt de grens van een tekort van 6 procent van het bbp (alle overheden samen) bereikt en dat duwt de overheidsschuld een aardig stuk boven de 100 procent van het bbp. De boodschap van de Nationale Bank is duidelijk : er moet bespaard worden om de overheidsfinanciën onder controle te houden en de schuld naar minder dan die 100 procent te doen zakken. En dan moeten alle overheden besparen, of toch bijna alle overheden. Vlaanderen staat er relatief gezond voor en zou de saneringsdans kunnen ontspringen. Anders is het met de overige beleidsniveaus.

De cijfers zijn concreet en niet opbeurend. De vereiste sanering bedraagt voor de federale overheid zo’n 26 miljard euro, voor het Waals Gewest 2 miljard euro en voor de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest elk meer dan 1 miljard euro. Dat is nodig om binnen tien jaar niet meer in de economische gevarenzone te zitten.

Bestand:Nationale bank van België.jpg
Nationale Bank van België – foto (c) Wikipedia.

Verhouding schuld tot beschikbare ontvangsten

De uitgavendrift van de verschillende overheden wreekt zich nu. Dat blijkt uit een paar nieuwe grafieken die in de studie zijn opgenomen. Het is niet overdreven te stellen dat we hier met doodzieke budgettaire situaties te maken hebben. Vlaanderen uitgezonderd dus. Normaal gezien wordt de schuld van een land of regio afgezet tegenover het bbp; wat er dus op een grondgebied in een jaar aan welvaart wordt gecreëerd. De Nationale Bank haalt er een extra parameter bij: de verhouding van de schuld tot de beschikbare ontvangsten. Welnu, federaal bedraagt die een gigantische 350 procent. In Wallonië is de schuld 250 procent van de ontvangsten, in Brussel 150 procent. Vlaanderen zit net boven de 50 procent. Het extra verontrustende aan dit alles is dat die verhouding bij slechte economische omstandigheden nog gevaarlijkere proporties aannemen. Dan hebben we het bijvoorbeeld over de negatieve impact van een groeivertraging, wat leidt tot minder fiscale uitkomsten en meer uitgaven.

Rentesneeuwbaleffect

Of een rentestijging op de schuld. De Nationale Bank berekende wat er gebeurt als de marktrente vanaf 2023 met 250 basispunten (2,5 procent) stijgt en dat voor alle entiteiten. Dan gaan we richting 5 procent rente. Daarbij moet worden opgemerkt dat de inflatie onveranderd wordt gelaten. De studie daarover: “Entiteiten met een hoge schuldenlast (de federale overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) zouden het sterkst worden getroffen. Voor de gewesten en gemeenschappen zou de impliciete rente op de uitstaande schuld vanaf 2024 boven de groei van hun beschikbare ontvangsten uitkomen, wat een zorgwekkend sneeuwbaleffect op de schulddynamiek zou veroorzaken.” Een rentesneeuwbal betekent dat een overheid met het aflossen van leningen niet toekomt. De schuld wordt steeds groter, zelfs als er op de lopende rekening geen tekorten meer ontstaan. De rekeningen komen dan in een negatieve spiraal terecht, zoals men hier in de jaren ’80 en ’90 van vorige eeuw heeft gekend. Dat vereiste zware saneringen en het boeken van overschotten, niet om beleid te voeren, maar om gewoon de schuld af te lossen. Dat zit eraan te komen als de uitgaven van de federale overheid, Wallonië en Brussel op termijn dreigen op lopen tot 300 of zelfs 400 procent van de beschikbare ontvangsten.

foto’s (c) Gazet van Hove.