NIEUWS – door Filip Michiels – www.doorbraak.be .
Alle ronkende verklaringen over inclusiviteit ten spijt, worden het Catalaans, het Baskisch en het Galicisch voorlopig geen officiële EU-talen. De 27 ministers van Europese Zaken beslisten deze week om het Spaanse verzoek in die zin netjes op de lange baan te schuiven. Intussen zette het Spaanse parlement gisteren wél het licht op groen voor het gebruik van die drie talen in de Spaanse Cortes.
Dat de regering in Madrid – die zich zeker na het Catalaanse referendum allergisch toont voor elke nieuwe opstoot van regionalisme in Europa – nu plots de erkenning van drie minderheidstalen op de Europese agenda plaatst, mag verbazing wekken. De reden daarvoor is nochtans niet ver te zoeken: premier Sánchez kan enkel aan de macht blijven met de steun van de Catalaanse onafhankelijkheidspartijen. Die spelen het spel even slim als hard: naast amnestie voor iedereen die betrokken was bij het onafhankelijkheidsreferendum van 2017, willen ze ook dat de EU eindelijk werk maakt van een officiële erkenning van het Catalaans. Dit zou een stevige mijlpaal zijn in het Catalaanse streven naar meer Europese erkenning en naar zelfbestuur.
Los daarvan is zeker de Catalaanse eis ook niet zo onlogisch: het Catalaans wordt gesproken door zowat tien miljoen mensen. Dat is een groter aantal dan pakweg de Esten, de Letten en de Litouwers samen. Die talen zijn intussen wél erkend als een van 24 officiële EU-talen. Net zoals pakweg het Maltees en het Sloveens, toch ook niet meteen wereldtalen.
Prijskaartje
De EU-reactie op de Spaanse vraag was niet bepaald verrassend: er werd besloten om voorlopig niets te beslissen. Het verzoek moet verder onderzocht worden, zo heet het, wat in praktijk betekent dat het op de lange baan wordt geschoven. Een eventuele wijziging van de Europese taalregels moet sowieso ook unaniem goedgekeurd worden door alle lidstaten.
De Europese terughoudendheid valt net zo goed politiek als financieel-organisatorisch te verklaren. Het is een publiek geheim dat het centralistische Frankrijk een bijzonder koele minnaar is van de erkenning van wat de Fransen steevast als ‘regionale talen’ omschrijven. Wat immers gezegd van het Bretoens ? En wat dan gedaan met de Catalanen in het zuidwesten van Frankrijk ?
Daarnaast speelt uiteraard het financiële argument: EU-burgers hebben het recht om in elk van de 24 officiële talen met de Europese instellingen te communiceren én ook in die taal een antwoord te ontvangen. Daarnaast moeten alle EU-wetten, voorstellen en beslissingen – ook die uit het verleden – vertaald worden in alle officiële EU-talen. Aan dat vertaal- en tolkwerk hangt een jaarlijks prijskaartje vast van ruim 350 miljoen euro. Dat is veel geld, al blijft het uiteraard maar een schijntje binnen het volledige EU-budget. Voor de periode 2021-2027 bedraagt de totale EU-begroting – het zogenaamde meerjarig financieel kader – immers 1.824 miljard euro.
Nieuw plan
Opmerkelijk genoeg voerde José Manuel Albares, de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken, tijdens de vergadering met de andere EU-ministers nu plots aan dat meertaligheid net één van de doelstellingen en waarden van de Europese Unie was. Na de vergadering gaf hij aan dat geen enkele lidstaat zich categoriek tegen het voorstel had uitgesproken. Wel zou het idee om drie talen tegelijk de status van officiële EU-taal te geven op dit moment moeilijk liggen bij een aantal landen, al noemde hij die niet bij naam.
Spanje broedt nu op een nieuw plan om zich eerst op de Europese erkenning van het Catalaans te richten, en de toekomst van het Baskisch en het Galicisch dan pas later opnieuw op de agenda te zetten. Eerder al had de Spaanse regering laten uitschijnen dat Madrid bereid zou zijn desnoods zelf de extra administratieve en vertaalkosten op te hoesten. Met andere woorden: Sánchez aan de macht houden, mag wel wat kosten. Principieel én financieel.
FILIP MICHIELS
Filip Michiels is zelfstandig journalist.
foto’s (c) Gazet van Hove.