door Jan Huijbrechts in ’t Pallieterke .

De Woudbroeders – de vergeten nasleep van WO II…
Litouwse partizanen uit Zuid-Litouwen – foto (c) Wikimedia commons

Op 28 september is het precies 45 jaar geleden dat de Est August Sabbe, op de vlucht voor Russische KGB-agenten die hem wilden arresteren, verdronk in de Võhandu-rivier. De tragische dood van die Balt was het sluitstuk van het verhaal van de Woudbroeders, de gewapende weerstandsbeweging tegen de Sovjetbezetting van de Baltische staten na de Tweede Wereldoorlog.

De wortels van dat Baltische verzet liggen in het begin van de 20ste eeuw. Estland, Letland en Litouwen maakten sinds de 18de eeuw deel uit van het tsaristische Rusland. Maar toen Rusland in 1905 en 1917 overspoeld werd door revoluties, grepen de Balten hun kans. Na de ineenstorting van het Russische tsarenrijk en het einde van de Eerste Wereldoorlog, riepen de Baltische landen een voor een hun zelfstandigheid uit. De nieuwe bolsjewistische regering van Rusland was het hier uiteraard niet mee eens en viel binnen. Toen begonnen de verzetseenheden, die gewoonlijk partizanen werden genoemd, achter de Russische linies te opereren. Zij werden gesteund door vrijwilligers uit Finland en Denemarken, en met hulp van onder meer Groot-Brittannië lukte het de Balten in 1919 om alle bolsjewieken definitief uit hun landen te verdrijven.

File:Baltic Map.jpg
de 3 Baltische staten – (c) Wikimedia commons

Onwettige annexatie

Die onafhankelijkheid bleek echter van korte duur. Tijdens het interbellum wilden zowel de Sovjet-Unie als het nationaalsocialistische Duitsland een bondgenootschap sluiten met de Baltische staten, maar de drie kleine landen verkozen neutraal te blijven.  Als gevolg van het Molotov-Ribbentroppact – een niet-aanvalsverdrag dat de Sovjet-Unie in augustus 1939 had gesloten met Duitsland – werden de Baltische staten in 1940 bezet door het Rode Leger. Een bezetting die door de westerse mogendheden als een onwettige annexatie werd beschouwd. De Sovjets trokken zich niets aan van die bezwaren en elimineerden vakkundig elke vorm van oppositie door een waar terreurbewind met executies, gevangennemingen en deportaties te voeren.

Toen de Wehrmacht het Balticum binnentrok, werden de Duitsers als bevrijders onthaald

Estse woudbroeders in Veskiaru, Estland (1953) – (c) wikipedia

Baltische Waffen SS

Kort nadat Duitsland op 22 juni 1941 het Molotov-Ribbentroppact verbrak door de Sovjet-Unie aan te vallen, trok de Wehrmacht het Balticum binnen en werden de Duitsers als bevrijders onthaald. Dat enthousiasme bekoelde echter al gauw toen bleek dat Berlijn absoluut niet van plan was om de autonomie of zelfs de onafhankelijkheid van de Baltische republieken te herstellen. Ondertussen hadden de westerse geallieerden in officiële verklaringen zoals het Atlantisch Handvest zich geëngageerd voor het herstel van de Baltische onafhankelijkheid na de oorlog. Nadat in het voorjaar van 1943 de oorlogskansen voor hen aan het oostfront keerden, ronselden de Duitsers in Estland en Letland vrijwilligers voor drie Baltische Waffen SS-divisies. Het animo om dienst te nemen was niet erg groot, maar dat veranderde drastisch toen het Rode Leger in het begin van 1944 oprukte naar de grenzen van de Baltische staten. In Litouwen, waar geen Waffen SS-divisie was opgericht, werden door de Duitsers de paramilitaire ‘Litauische Sonderverbände’ opgericht en bewapend, die initieel werden ingezet tegen het Rode Leger en partizanen, maar wegens hun sterke nationalistische ingesteldheid al vrij snel door de Duitsers werden gewantrouwd en kort daarna zelfs ontbonden.

Terwijl West-Europa in 1945 het einde van de Tweede Wereldoorlog vierde, ging in de Baltische staten de strijd ongenadig verder. Niet tegen Hitler, maar tegen Stalin. De naïeve hoop van die verzetskernen, die vaak diep verscholen in de wouden leefden, was dat de westerse mogendheden hun beloftes zouden houden en hen te hulp zouden schieten, net zoals ze dat na de Eerste Wereldoorlog hadden gedaan. De kern van het verzet werd gevormd door de oudgedienden van de Litauische Sonderverbände en de Baltische Waffen SS-Divisies. Toen de Wehrmacht zich in de herfst van 1944 geleidelijk begon terug te trekken uit het Balticum, hadden de goed bewapende Baltische Waffen SS-vrijwilligers vanuit het Duitse opperbevel toestemming gekregen om achter te blijven en in hun thuislanden operaties op te zetten in de rug van het Rode Leger.

De NKVD zette de Woudbroeders zwaar onder druk met keiharde represaillemaatregelen

Estse partizanen, 1945-1950 – (c) wikipedia

Contraterreur

Al in de herfst van 1944 kreeg de NKVD – de geheime politie van de Sovjets – de eerste berichten over aanvallen van Baltische partizanen op het Rode Leger. En toen Litouwse partizanen in december 1944 een kleine 90 Russische soldaten doodden die probeerden een van hun goed verdedigde kampen in te nemen, begonnen de Russen zich serieus zorgen te maken over hun verborgen vijand in de bossen. En met recht en reden, want de meeste historici schatten dat de Woudbroeders op hun hoogtepunt, in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog, over om en bij de 50.000 goed bewapende partizanen beschikten. Er werden dan ook tienduizenden militairen, hele divisies van het Rode Leger, ondersteund door tanks en artillerie en gespecialiseerde contraterreur-eenheden van de NKVD ingezet om de weerstand te breken. Bovendien zette de NKVD de Woudbroeders zwaar onder druk met keiharde represaillemaatregelen in de regio’s waar ze opereerden, onder meer door familieleden en sympathisanten van de verzetsstrijders te folteren en te deporteren.

Toch gaven de Woudbroeders de strijd niet op. Tegen het einde van de jaren 40, begin jaren 50 werden de verzetsgroepen op regelmatige basis voorzien van voorraden, verbindingsofficieren en logistieke coördinatie, door onder meer de Britse geheime dienst MI6, de Amerikaanse SOE (voorloper van de CIA) en de Zweedse geheime dienst. Die steun was belangrijk bij het continueren van de strijd, maar nam aanzienlijk af nadat de operaties van MI6 ernstig waren gecompromitteerd door de activiteiten van Britse spionnen die informatie doorstuurden naar de Sovjets en die de NKVB in staat stelden veel Baltische guerrilla-eenheden te identificeren, te infiltreren en te elimineren. Op die wijze werden de verzetsgroepen gaandeweg afgesneden van elk verder contact met westerse inlichtingendiensten.

Tot ver in de jaren 70 maakte de KGB ongenadig jacht op de ondergedoken Woudbroeders

Sovjet-Russische AK-47

Onaantastbaar Moskou

De Russische overmacht en de geleden verliezen werden uiteindelijk zo groot dat veel Woudbroeders – die zich nu in de steek gelaten voelden door het Westen – het opgaven nadat de Sovjets amnestie en korte straffen beloofden na de dood van Stalin in 1953. Kleine kernen gingen evenwel verder met guerrilla-aanvallen en gerichte aanslagen, maar toen de Sovjet-Unie in 1956 Hongarije binnenviel, was het duidelijk dat Moskou onaantastbaar was geworden en alle hoop op vrijheid verdwenen was. Sommige Woudbroeders, zoals August Sabbe, doken onder en tot ver in de jaren 70 maakte de KGB, als opvolger van de NKVD, ongenadig jacht op hen.

Naar schatting zouden er ongeveer 20.000 Woudbroeders zijn gesneuveld in de strijd. Nog eens 18.000 van hen werden gearresteerd, gevangengezet of geëxecuteerd. Een drama dat we in het Westen nooit mogen vergeten….

herdenkingsmonument voor August Sabbe in Paidra, Estland – (c) wikipedia.