Gescheiden samenleven, zo kan men misschien het best de Belgische situatie omschrijven als het over de volkeren gaat die willens nillens samenwonen in een huis dat ze samen maar niet op orde krijgen. Onwil, misverstanden, een grillige geschiedenis, opportunistische politici, verschillende belangen, een andere taal en een mentaliteitsverschil zijn de ingrediënten van een mislukt gedwongen huwelijk waarin sommigen toch blijven geloven en waarvan anderen al lang afstand hebben genomen.
Alain Gerlache is een van de zeldzame Waalse journalisten die het Nederlands zo goed als perfect beheerst. Hij groeide dan ook op vlakbij de taalgrens, in Waver, en studeerde nadien aan de overkant, aan de Leuvense universiteit, Germaanse filologie nog wel… In de humaniora had hij reeds Nederlands geleerd dankzij een Vlaamse leraar uit het nabije Overijse. Later kwam hij in Waterloo terecht en vandaag woont hij in Luik, dicht bij Limburg. Op studie- en professioneel vlak had hij veel voeling met Vlaanderen, waardoor hij ‘ons’ beter leerde kennen. Hij heeft zich altijd thuis gevoeld in Vlaanderen, ook al merkte hij dat Vlamingen en Walen – of de Franstaligen in België in hun geheel – altijd heel anders naar elkaar keken, vaak gevoed door vooroordelen en misverstanden. “Ze verergeren de al grote gevoeligheden en verstoren de relaties binnen de gemeenschappen nog meer.” Gerlache gelooft dat er nog een toekomst is voor België, als de Vlamingen en de Franstaligen meer over elkaar zouden weten, beter naar elkaar zouden luisteren en gevoeligheden uit het verleden achterwege zouden laten. “Dit boek richt zich daarom tot alle Vlamingen die de Walen beter willen leren kennen en begrijpen. (…) De clichés van Vlaanderen over Franstaligen weerspiegelen die van Franstaligen over Vlamingen, en zijn niet minder talrijk of karikaturaal.”
Veel invalshoeken
Hij gaat meteen van start met het verschil tussen Walen en Franstaligen, en Walen en Brusselaars te duiden, met daarbij de uitleg dat Wallonië eigenlijk ook… verfranst is. Hoewel meer dan 1 op 5 Franstaligen in Brussel woont, voelen die Franstalige Brusselaars zich niet ‘Waals’, want Brussel is historisch immers nooit een Waalse stad geweest, maar een verfranste Vlaamse stad ! De link met Wallonië wordt wel beklemtoond door het taalcriterium, dat resulteert in de grondwettelijk onbestaande Fédération Wallonie-Bruxelles. Veel Vlamingen zullen de wenkbrauwen fronsen. In een ander hoofdstuk belicht hij de complexiteit van de politieke instellingen in Wallonië en Brussel, waarbij hij de gevoelige verschilpunten tussen gemeenschappen en gewesten beklemtoont, wat resulteert in dubbele regeringen en een leger ambtenaren; iets wat in Vlaanderen onbestaande is. Om daarna ook nog de bijzondere positie en de gevoeligheden van de Duitstalige gemeenschap te kaderen binnen het Waals Gewest…
Verder relativeert hij het rattachisme richting Frankrijk, al kijken veel Franstaligen naar Franse zenders en is voor hen “het Elysée spannender dan de Wetstraat”. Ze houden van Frankrijk als hun grote broer, maar voelen zich in wezen toch niet Frans. Ook stelt hij vast dat de vijandige houding tegenover het Nederlands dan wel is weggeëbd, maar dat men er niet echt van houdt. Nochtans is er een nieuwe generatie Franstalige ministers, zelfs bij de PS, die de taal machtig is. Het verplicht maken op de scholen om Nederlands te onderwijzen, is een onverwachte positieve evolutie, ook al loert het internationale Engels om de hoek. Voor Gerlache zou het al winst zijn mocht men passieve tweetaligheid bevorderen, waarbij iedereen zijn eigen taal spreekt en die van de andere begrijpt. Ook schetst hij de dominantie van links in Wallonië en het ontbreken van extreemrechts, al stelt hij dat die door politiek en media monddood gemaakte strekking wel degelijk bestaat, maar dat die het moet hebben van steun uit Vlaanderen (VB), Nederland (PVV) en Frankrijk (RN).
Gemis aan zelfvertrouwen en vastberadenheid
In de laatste hoofdstukken legt Gerlache de economische ‘inactiviteit’ van de Walen uit. Na een rijk industrieel verleden tot een eind in de 20ste eeuw, verloren de Franstalige politici het komende economische onheil uit het oog en hun haastige ‘herstelplannen’ kwamen ‘too little, too late’. “Wallonië beschikt over troeven, maar mist zelfvertrouwen en vastberadenheid.” Het moet het heft in eigen handen nemen, dus. Hij plaatst daartegenover het economische succesverhaal van Waals-Brabant, waar een relance wél kon. Wat er ook met België zal gebeuren, Gerlache stelt dat Vlaanderen en Wallonië altijd buren zullen blijven. Hij pleit dan ook voor een nieuw partnerschap, waartoe een voorwaarde is “het creëren of herstellen van een wederzijds vertrouwen”. Maar hij stelt ook erg duidelijk: “Als Wallonië in zichzelf wil geloven en zijn toekomst wil verzekeren, is het van vitaal belang dat het een regionaal samenhorigheidsgevoel en een gemeenschappelijk project ontwikkelt.” Waarmee hij een einde wil zien aan de ‘saupoudrage’, “de versnippering, de verdeling van middelen tussen de verschillende subregio’s, niet in functie van de doeltreffendheid van de investeringen, maar om iedereen tevreden te stellen”.
Het boek leest vlot en de situaties die Gerlache schetst om Wallonië beter te leren kennen, zijn duidelijk gesteld en vaak opvallend zelfkritisch. Meerdere stellingen passeren de revue, die aanzetten tot reflectie. Zelfs een heikel thema als de miljardentransfers, hét communautaire twistpunt bij uitstek en hét argument voor veel Vlamingen om op te schuiven richting Vlaamse onafhankelijkheid, gaat hij niet uit de weg. ‘Het Verhaal van Wallonië’ is een intellectueel-eerlijke oefening van een man die hoopt het tweehonderdjarige bestaan van België nog te kunnen vieren, samen met zijn buren.
Alain Gerlache, ‘Het verhaal van Wallonië’, uitgeverij Ertsberg, 2023. 181 blz., 24,95 euro. ISBN 9789464750331.
foto’s (c) Gazet van Hove.