door Filip Van Laenen in ’t Pallieterke .

Koen Geens nam dit weekend in een zomerinterview met de kranten van Mediahuis afscheid van de politiek. In dat interview liet hij een opmerkelijke uitspraak optekenen: ondanks de vraag van PS en MR paste hij ervoor om eerste minister van de Vivaldi-regering te worden, om de verhouding met zijn partij niet in het gedrang te brengen. Maar zijn Belgische eerste ministers dan werkelijk altijd gedoemd om in conflict te raken met hun eigen partij ?

Koen Geens haalt als voor de hand liggend voorbeeld Alexander De Croo aan. Die kwam als eerste minister inderdaad in een zwaar conflict met zijn eigen partij terecht. Dat conflict raakte ook niet opgelost zonder de uiteindelijke machtsgreep van De Croo op de Open Vld. De manier waarop die machtsgreep uitgeoefend werd, heeft ongetwijfeld bijgedragen tot de electorale afstraffing die op 9 juni volgde.

Vlaamse premiers

Maar Geens had nog andere voorbeelden kunnen noemen van Belgische eerste ministers die in conflict raakten met hun eigen partij. Zijn eigen partijgenoten Yves Leterme en Herman Van Rompuy leefden op gespannen voet met hun eigen partij eens ze de Zestien veroverd hadden. Het is daarbij wel interessant vast te stellen dat Yves Leterme veel minder problemen met zijn eigen partij had toen hij nog minister-president van Vlaanderen was. En dat Vlaams minister-presidenten in het algemeen veel minder last hebben van het door Geens aangehaalde fenomeen.

Koen Geens

Al even merkwaardig : Franstalige eerste ministers schijnen al evenzeer immuun te zijn voor het fenomeen. In het geval van Elio Di Rupo was er immers hoegenaamd geen sprake van een conflict tussen hem en de Parti Socialiste (PS). En de problemen die Charles Michel binnen MR had, zijn de gekende aloude clanproblemen van de Franstalige liberalen. Die problemen bestonden reeds lang vóór Michel Belgisch eerste minister werd en bestaan ook vandaag nog, hoewel Michel al lang geen eerste minister meer is, en we zijn er redelijk zeker van dat ze ook nog een tijdje zullen blijven bestaan.

Belgische belangen

In zijn afscheidsinterview doet Geens dus een terloopse uitspraak die best wat meer aandacht verdient : hoe komt het dat Vlaamse politici die Belgisch eerste minister worden uiteindelijk in conflict komen met hun eigen partij ? Het antwoord ligt voor de hand en zal de lezer van dit blad waarschijnlijk niet verrassen : om eerste minister van België te worden, hoeft een politicus de Belgische belangen niet gediend te hebben, maar dat verandert eens hij of zij eerste minister wil blijven.

Voor een Franstalige politicus zoals Di Rupo en Michel is dat geen enkel probleem, omdat de Belgische belangen vrijwel altijd samenvallen of kortweg identiek zijn aan de Franstalige belangen. Daardoor kunnen zij ook blijven handelen in het belang van hun eigen kiezers en is er weinig of geen reden waarom ze in conflict zouden komen met hun eigen partij.

Belgische belangen = Franstalige belangen !

Voor Vlaamse politici ligt dat natuurlijk helemaal anders. Vroeg of laat moeten zij tegen de belangen van hun eigen kiezers ingaan, en vroeg of laat vertaalt zich dat in onvrede bij de eigen achterban. Dat leidt tot gerommel binnen de eigen partij en in het uiterste geval, zoals we bij de Open Vld zagen, tot ruzie die open op straat uitgevochten wordt. Gewoonlijk trekt de eerste minister dan wel aan het langste eind, al was het maar omdat ook een hele hoop cabinetards belang hebben bij de voortzetting van het premierschap, tot er ofwel een internationaal postje bemachtigd kan worden of er een electorale afstraffing volgt. Waarna de volgende Vlaamse politicus ambities begint te koesteren om zijn intrede in ‘de 16’ te mogen doen…

Wetstraat 16 in Brussel

Vertrouwt De Wever zichzelf ?

Dit heeft natuurlijk ook gevolgen voor de huidige federale formatie. Herinner je maar hoe Bart De Wever voor de verkiezingen pleitte voor een minikabinet dat enkele grote hervormingen moest voorbereiden, ook institutioneel, en dat slechts twee jaar aan de macht zou blijven. Gevraagd of hij dan ook bereid was eerste minister te worden van zo’n minikabinet, antwoordde hij dat hij “de enige aan Vlaamse kant is die ik zelf vertrouw dat het echt blijft bij een minikabinet en niet een regering voor vijf jaar”. We sluiten niet uit dat als hij diep in zijn ziel kijkt, dat vertrouwen niet eens voor de volle honderd procent geldt.

art. 1 Statuten N-VA

Ziedaar ook het dilemma waar hij nu zelf voor staat, zeker nu er geen sprake meer is van een minikabinet, maar – inderdaad – van een regering voor vijf jaar. Er is geen absolute wet die voorschrijft dat de formateur uiteindelijk ook eerste minister moet worden, maar het ligt natuurlijk wel in de lijn der verwachtingen. Maar zal De Wever er dan in slagen de Vlaamse belangen te blijven dienen, ook wanneer de Belgische belangen iets anders eisen? En zal dat dan ten koste van die Belgische belangen gaan, ten koste van het eersteministerschap van De Wever, of misschien wel ten koste van België zelf? Het alternatief is een electorale afstraffing voor de partij die De Wever zelf mee heeft opgebouwd en groot gemaakt.

wil wel Premier worden …

Tenzij hij de Belgische kelk, net zoals Geens, aan zich voorbij laat gaan. Het is enkele observatoren al opgevallen dat Georges-Louis Bouchez zich de laatste tijd bijzonder rustig houdt op de sociale media en zich zelfs zeer constructief opstelt bij de federale onderhandelingen. Dat Bouchez neen zou zeggen tegen de Zestien – mocht die hem aangeboden worden -, lijkt ons bijzonder onwaarschijnlijk. Voor De Wever zou het een handige uitweg zijn om op termijn een rechtstreeks conflict met zijn eigen partij en zijn eigen kiezers te ontwijken.

foto’s (c) Gazet van Hove .