door Lode Goukens in ’t Pallieterke .

Tijdens de Vlaamse formatiegesprekken botsten de partijen N-VA, cd&v en Vooruit over een stukje software dat al tien of vijftien jaar bestaat. Het ging over de REMI-tool. REMI staat voor Referentiebudget Menswaardig Inkomen. Veel OCMW’s gebruiken de REMI-tool om de behoeftigheid van hun cliënten in te schatten. Iedereen doet geheimzinnig, maar eigenlijk ging de discussie over geld.

Het kan klinken als een vorm van micromanagement om bij het onderhandelen over een Vlaams regeerakkoord te bakkeleien over een hulpmiddel dat al jaren in gebruik is bij vele Vlaamse OCMW’s. Minister Jo Brouns van cd&v was verbaasd dat erover onderhandeld werd. Voor de N-VA-onderhandelaars was de REMI-tool veel te genereus en moest die op de schop of streng aangepast worden. Voor Vooruit was de tool onmisbaar voor de sociale assistenten en kon er geen sprake van zijn om zo indirect de extra voordelen of uitkeringen bovenop het leefloon te korten. Uiteindelijk gaf de N-VA toe.

Wetenschappelijke benadering

Toch blijft het een raar verhaal. Waarvoor dient de REMI-tool ? Het is een databanktoepassing die referentiebudgetten op maat van elk gezin kan berekenen. Een budgetcalculator met als doel een Referentiebudget Menswaardig Inkomen (REMI) dus. Het acroniem is ook een verwijzing naar het hoofdpersonage Remi uit de jeugdroman ‘Alleen op de wereld’ (Sans famille) van Hector Malot. Bij berekening spelen allerhande factoren mee, zoals de aard van de gemeente (landelijk of stedelijk, bijvoorbeeld) of de soorten kosten waar die cliënten van het OMCW mee te maken krijgen. Zijn ze gezond, hebben ze kinderen, zijn ze ouderen, zijn er integratieproblemen,…

“Theoretisch gezien zijn referentiebudgetten een wetenschappelijke benadering van de armoedebestrijding”

De uitkomsten van de tool zijn referentiebudgetten. Zo’n referentiebudget is een geprijsde korf van goederen en diensten. Het geeft aan welk bedrag een persoon of huishouden ‘minimaal nodig heeft om alle uitgaven te bekostigen die nodig zijn om volwaardig aan de samenleving te kunnen deelnemen’. We praten dan over voeding, kleding, huisvesting of ontspanning.

Theoretisch gezien zijn die referentiebudgetten een wetenschappelijke benadering van de armoedebestrijding. Door alle inkomsten van gezinnen te vergelijken met hun noodzakelijke uitgaven, kan een OCMW zijn dienstverlening afstemmen op de daadwerkelijke behoeften van zijn cliënten. Het doel is de financiële hulpverlening gelijkwaardiger en sociaal rechtvaardiger te organiseren. Tot zover de theorie.

Want de REMI-tool zou ook ingezet kunnen worden om buitensporig hoge leeflonen, uitkeringen enzovoort af te toppen. Iedereen kent de verhalen over gezinnen die met leeflonen, kindergeld, sociaal tarief en andere vergoedingen zeer hoge inkomens genieten. De berichten op X door Theo Francken (N-VA) het afgelopen jaar met voorbeelden zorgden voor heel wat polarisering. Om exorbitante budgetten af te toppen, dient volgens alle betrokkenen de REMI-tool uiteraard niet.

betoging Oekrainers voor Russisch consulaat Antwerpen, 4 maart 2022

Francken postte in mei in een reactie op de hoofdredacteur van De Standaard :

“Het gezin X bestaat uit 5 personen waaronder twee ouders en de drie kinderen van 20, 19 en 10. Het gezin kwam zich hier in maart 2022 aanmelden. Zij zijn gevlucht uit Oekraïne. Het gezin ontvangt een leefloon van ons OCMW. U kan hieronder een opsomming van de inkomsten terugvinden:

Moeder – 1.600,03 euro/maand (leefloon gezinshoofd)

Dochter 1 – 789,29 euro/maand (leefloon student)

Dochter 2 – 789,29 euro/maand (leefloon student)

Het gezin opent ook het recht op een eenmalige installatiepremie ten bedrage van 1.600,03 euro bij vertrek uit de doorgangswoning van het OCMW. Zij openen eveneens het recht op een maandelijkse huursubsidie van enkele honderden euro bij verhuis naar een nieuwe huurwoning.

Die rechten worden opgevolgd door de woonbegeleider van onze dienst. Het gezin maakt ook aanspraak op de huurwaarborglening van het Vlaams Woningfonds. Het betalen van de huurwaarborg is dus geen enkel probleem.

Het groeipakket voor het gezin bedraagt maandelijks 520 euro.”

4.000 euro gratis geld

Kortom, het gezin X krijgt maandelijks 1.600,03 + 789,29 + 789,29 + 520 = 3.698,61 euro. Plus een maandelijkse huursubsidie van een paar honderd euro. Dus samen bijna 4.000 euro per maand voor dit gezin. Én de huurwaarborg én een eenmalige installatiepremie van 1.600,03 euro.’

De REMI-tool werd ontwikkeld door de Thomas More Hogeschool in Geel. Aanvankelijk op vraag van het OCMW van Geel. Het beantwoordt aan een nood vanuit de praktijk. OCMW’s kopen een licentie en de sociale assistenten berekenen per cliënt. Momenteel is de REMI-tool ruim 10 jaar in gebruik bij steeds meer gemeenten. De federale regering in lopende zaken wil de overige OCMW’s stimuleren om op basis van het REMI-systeem aanvullende financiële steun te voorzien voor huishoudens die over een ontoereikend inkomen beschikken. En hier zit natuurlijk het addertje onder het gras : dat ontoereikend inkomen gaat immers niet enkel over leeflonen, maar eveneens over een inkomen uit elke andere vorm van pensioen, bijstand, uitkering of arbeid.

GPMI

De federale overheid geeft de gemeenten geld om de REMI-tool te gebruiken. Ze doen dat niet zonder voorwaarden. Die aanvullende financiële federale steun veronderstelt het meewerken aan een activeringstraject op maat. Dat activeringstraject is daarbij niet noodzakelijk een bestaand GPMI, maar doorgaans wel. Het GPMI is het ‘geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie’. De POD Maatschappelijke Integratie betaalt extra aan de gemeente die het leefloon uitkeert voor de moeite die ze doen om de ontvanger te activeren. Het OCMW krijgt dan 10 procent van het leefloon extra gefinancierd door de federale overheid.

“In de praktijk betaalt de federale overheid dus dikwijls 80 procent van de kosten van de leeflonen”

Hoe werkt dat ? De leefloontrekker tekent een overeenkomst met het OCMW om te studeren, te solliciteren enzovoort om op termijn een normaal inkomen te kunnen verwerven en zo op eigen benen te staan. Per GPMI-contract ontvangt het OCMW 10 procent extra financiering van het leefloon vanop federaal niveau (de POD MI). In Antwerpen gaat dat over meer dan 40 procent van de uitgekeerde leeflonen, maar ook in Anderlecht gaat het om vergelijkbare cijfers. Niet elk OCMW volgt die GPMI-contracten daadwerkelijk op, want de POD MI controleert niet op grote schaal. In de praktijk sturen veel OCMW’s gewoon het contract door om meer financiering te krijgen. Dat verklaart waarom de cijfers van de GPMI bijna gelijklopen met het aantal leefloontrekkers tussen 18 en 65 dat niet naar school gaat of niet geschorst is door de VDAB of de RVA.

De totale uitgaven voor leeflonen van de federale overheid bedragen ongeveer 1,34 miljard euro per jaar. En wie wat krijgt onder de steden en gemeenten hangt af van verschillende parameters. Alles draait rond de omvang van de OCMW’s. In principe betaalt de federale overheid via de POD Maatschappelijke Integratie 55 procent van het leefloon aan het OCMW en moet de gemeente de rest zelf ophoesten. Maar een OCMW met minstens 500 leefloontrekkers krijgt 65 procent gefinancierd en één met 1.000 leefloners zelfs 70 procent. Elk jaar neemt dat percentage af met 1 procent, tenzij het aantal leefloontrekkers met 5 procent toeneemt of het aantal met minder dan 3 procent afneemt.

In de praktijk betaalt de federale overheid dus dikwijls 80 procent van de kosten van de leeflonen van bepaalde OCMW’s.

De federale minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie Karine Lalieux (PS) beloofde in 2024 om de aanvullende financiële steun op basis van het REMI-systeem te betalen. Bovendien wou ze de OCMW’s aanmoedigen om gezinsinkomens af te toetsen met het referentiebudget. Lalieux betaalde de REMI-licentie het eerste jaar en dankzij een reeks koninklijke en ministeriële besluiten in 2023 en 2024 deelde ze toelages uit, gekoppeld aan het gebruik van de REMI-tool. Toelages om aanvullende financiële steun te verlenen aan OCMW-begunstigden in 2024 …

Vlaamse regering ?

Daar ligt het kalf gebonden. Wat na 2024 ? Gaat de federale regering bijpassen of zullen de gemeentes zelf die extra uitkeringen aan hun leefloontrekkers moeten betalen ? Wat is de rol van de Vlaamse regering bij dat alles ? En waarom lagen sommigen daarvan wakker tijdens de Vlaamse formatiegesprekken ?

Eén ding is duidelijk en dat gaven woordvoerders van de nieuwe ministers in de Vlaamse regering toe : de REMI-tool is geen bevoegdheid van het Vlaams Gewest, noch van de Vlaamse Gemeenschap. Wat maakte het dan tot een twistpunt in de formatie van de Vlaamse regering ? Dat laatste is een vraag waarop niemand kan of wil antwoorden.

Is het omdat het misschien niet enkel over leeflonen gaat, maar tevens over bijkomende financiële steun door het OCMW ? De lokale besturen ontvangen immers subsidies voor de algemene financiering van hun werking van de Vlaamse overheid. Aan die algemene werkingssubsidies zijn geen voorwaarden gekoppeld. De lokale besturen moeten geen verantwoording afleggen over de besteding ervan.

Het deel dat een OCMW zelf moet ophoesten van een leefloon, verkrijgt het uit de begroting van de gemeente. Bij Statistiek Vlaanderen valt te lezen dat de uitgaven van alle gemeentebesturen (inclusief districten) en OCMW’s van het Vlaams Gewest in 2023 in totaal uitkwamen op 18,3 miljard euro. ‘Dat kwam overeen met 2.700 euro per inwoner. De uitgaven van de gemeentebesturen en OCMW’s stegen tussen 2022 en 2023 met 7 procent.’

Die financiering van de gemeenten loopt via het Gemeentefonds. De Vlaamse overheid zorgt daar voor ‘herverdeling van middelen ten gunste van financieel minder draagkrachtige besturen en besturen met bijzondere uitdagingen’. Ging de discussie over de REMI-tool eigenlijk over de financiering van de OCMW’s – en dus de financiering van de steden en gemeenten ?

foto’s (c) Gazet van Hove .