Paul Alberdingk Thijm was de eerste voorzitter. Foto (c) Wikimedia commons

Geschiedenis

door Jan Huijbrechts in ’t Pallieterke .

Op 15 januari zal het precies 150 jaar geleden zijn dat in de pastorie van Wilsele, achter de Leuvense vaartkom, het Davidsfonds werd opgericht. Die uitgesproken Vlaamsgezinde en katholieke cultuurvereniging ontstond als een reactie op het in 1851 gestichte Willemsfonds. Dat cultuurfonds – dat was vernoemd naar de filoloog Jan Frans Willems, de ‘Vader van de Vlaamse Beweging’ – was in oorsprong een pluralistische en ideologisch neutrale strijdorganisatie geweest.

Bestand:Logo Willemsfonds.jpg
was eerst pluralistisch

Klerikale en niet-klerikale flaminganten werkten hier samen aan het bevorderen van de culturele emancipatie van de Vlamingen in het door de Franse taal en cultuur gedomineerde België. Het Willemsfonds deed dat onder meer door het publiceren van Nederlandstalige boeken en volksalmanakken, het organiseren van lezingen en het stichten van volksbibliotheken.

Bestand:VuylstekeSteelink.gif
(c) Wikimedia

Na het aantreden van de rabiate papenvreter Julius Vuylsteke als algemeen secretaris van het Willemsfonds in 1862, begon die organisatie echter al vrij snel een liberaal-vrijzinnige ideologische en antiklerikale koers te varen, wat door de katholieken binnen het Willemsfonds maar matig kon worden geapprecieerd. Die ideologische polarisering was overigens geen fenomeen dat zich beperkte tot de toenmalige Vlaamse Beweging, maar voltrok zich in de jaren 1870 in korte tijd in heel het maatschappelijk leven in ons land. Het unionisme, het samengaan van katholieken en liberalen in hun gezamenlijke streven naar vrijheid in de prille Belgische staat, was definitief dood en begraven, en dat leidde onder meer tot een bitse schoolstrijd.

“Het Davidsfonds zou ondubbelzinnig katholiek zijn, maar zich niet met partijpolitiek inlaten”

Oprichting en groei

Die verscherpte ideologische tegenstellingen leidden er uiteindelijk toe dat zes leden van het Leuvense Vlaamsgezinde ‘Taal en Letterlievend Studentengenootschap Met Tijd en Vlijt’ overgingen tot de stichting van het Davidsfonds onder het motto ‘Voor Godsdienst, Taal en Vaderland’ als tegenhanger van het Willemsfonds. Het was de Gentse journalist en autodidact-historicus Frans de Potter die de naam Davidsfonds voorstelde naar de in 1866 overleden Leuvense hoogleraar kanunnik Jan David die samen met zijn vriend Jan Frans Willems aan de wieg van de Vlaamse Beweging had gestaan. Professor Paul Alberdingk Thijm, een katholieke Amsterdammer, aanvaardde het voorzitterschap, terwijl de katholieke volksvertegenwoordiger Frans Schollaert het erevoorzitterschap waarnam.

Reeds drie dagen na de oprichting vergaderde het bestuur voor de eerste keer in Leuven en bepaalde dat het Davidsfonds ondubbelzinnig katholiek zou zijn, maar zich niet met partijpolitiek zou inlaten. Het bestuur deed een oproep aan gelijkgezinden om in alle Vlaamse steden en gemeenten afdelingen van de nieuwe organisatie op te richten; een oproep die niet in dovemansoren viel. Wanneer op 3 mei 1875 de eerste statutaire algemene vergadering van het Davidsfonds in Leuven plaatsvond, was er al sprake van 27 afdelingen met samen 2.500 leden. In het voorjaar van 1876 waren er al 4.276 leden in 33 afdelingen… Een van de redenen voor dat succes was ongetwijfeld te zoeken in het feit dat men in ruil voor het – relatief hoge – lidgeld van minimaal 5 frank, een boekenaanbod kreeg dat een gelijkaardige handelswaarde vertegenwoordigde. Boeken die vaak een militant antivrijzinnig karakter hadden en die er duidelijk op gericht waren om weerwerk te bieden aan het Willemsfonds.

De Leuvense filoloog Pieter Willems, die in 1878 de – op z’n zachtst gezegd – financieel niet al te beslagen Alberdingk Thijm opvolgde als voorzitter van het Davidsfonds, slaagde er samen met zijn secretaris Frans de Potter in om de vereniging door de lang niet altijd even gemakkelijke beginjaren te loodsen en het Davidsfonds uit te bouwen tot een goed geoliede organisatie met tal van vrijwilligers en goed draaiende lokale afdelingen. Nadat Willems op 58-jarige leeftijd onverwacht was overleden, werd Joris Helleputte de nieuwe voorzitter. Die hoogleraar architectuur, parlementslid en latere minister was als stichter van de Boerenbond en de Katholieke Vlaamsche Landsbond omnipresent in de katholieke partij, maar iets minder in het Davidsfonds. Hij belichaamde de versmelting tussen de beginnende, maar sterk opkomende christendemocratie en de katholieke vleugel van de Vlaamse Beweging, maar investeerde weinig tijd in het fonds. Daar kwam verandering in onder zijn opvolger, de eminente jurist Emiel Vliebergh, die ondanks het feit dat hij jarenlang aan zijn ziekbed was gekluisterd, niet alleen het ledenaantal van het Davidsfonds in 1914 tot 12.000 wist op te drijven, maar van het fonds ook een ijkpunt maakte in de zich steeds sterker manifesterende Vlaamse Beweging.

jaarlijkse Mars van de Peene

“De bloeiperiode eindigde in de jaren 1960 wanneer het ledenaantal daalde ten gevolge van verschillende maatschappelijke evoluties”

Na de Wereldoorlogen

Na de Eerste Wereldoorlog volgde een periode van hoogbloei voor het Davidsfonds dat tijdens het interbellum de eis voor een Vlaams minimumprogramma van de gematigde Vlaamsgezinden inzake taalwetgeving kracht bijzette. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, waar het fonds probeerde zo goed en zo kwaad het ging zijn werking buiten de collaboratie verder te zetten, groeide het aantal leden zelfs tot een recordaantal van meer dan 90.000. Die bloeiperiode eindigde in de jaren 1960 toen het Davidsfonds zich diende te herbronnen wanneer duidelijk werd dat het ledenaantal daalde ten gevolge van maatschappelijke evoluties, zoals de ontkerkelijking en de komst van nieuwe organisaties voor volwassenenvorming. Maar ook het geflirt van Jong-Davidsfonds met links noopte tot ingrijpen en politieke heroriëntering.

In die periode herbevestigde het Davidsfonds haar leidende rol als cultuur- en strijdvereniging in de Vlaamse Beweging. Tijdens de Marsen op Brussel, de strijd om Leuven Vlaams, bij de initiatiefnemers voor het Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en de Taalgrens en de oprichting van Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen (OVV) of in het kamp van de tegenstanders van het Egmontpact kon men steevast het Davidsfonds terugvinden. Dat was voor een groot deel aan de beginselvastheid van secretaris-generaal Eduard Amter en later aan de sterk Vlaamsgezinde nationale voorzitters Clem De Ridder en Lieven Van Gerven te danken.

Ik heb al wat jaren op mijn teller staan binnen de Vlaamse Beweging en herinner mij bijvoorbeeld nog levendig hoe Clem de Ridder tijdens het Davidsfondscongres van april 1980 – het jaar dat 150 jaar België werd ‘gevierd’ – fel uithaalde naar de Vlaamsvijandige unitaire staat: “Voor het eerst in onze Vlaamse geschiedenis zien wij een vaderland in het verschiet dat wij zullen kunnen beminnen. Dat laten wij niet meer los, niet voor een partij, niet voor een koning, niet voor België..!” Ik ben alvast erg benieuwd of het Davidsfonds anno 2030 – wanneer Belgenland 200 kaarsjes mag uitblazen – even flink uit de hoek zal komen….

foto’s (c) Gazet van Hove .