Het minste dat je kan vaststellen is dat debatten over mediakritiek vaak meer verwarring stichten dan uitsluitsel geven over de al dan niet tanende kwaliteit van ‘dé journalistiek’.
Vertegenwoordigers van ‘dé kwaliteitsmedia’ zijn er doorgaans rotsvast van overtuigd dat het prima loopt met de journalistieke kwaliteit in Vlaanderen. ‘Die is nog nooit zo hoog geweest’, schrijft VRT-hoofdredacteur Luc Rademakers, 6 mei 2013, in De Standaard.
Antagonisten bieden daarop graag weerwerk met voorbeelden die verklaren waarom de curve van het publieksvertrouwen in ‘dé media’ jaar na jaar verder afzakt.
Terzake greep 3 mei – de World Press Freedom Day van de Verenigde Naties – aan om de kwestie voor te leggen aan VRT-oudgediende Walter Zinzen en politiek journalist Bart Brinckman van De Standaard. Concrete aanleiding was een open brief waarin de auteursvereniging PEN Vlaanderen alarm sloeg over de persvrijheid en de journalistieke kwaliteit in Vlaanderen.
De vrije markt
Nu hadden de honderd ondertekenaars het hun verweerders wel gemakkelijk gemaakt, door eenzijdig ‘de vrije markt’ als dé schuldige aan te wijzen voor ‘het versmoren van het vrije woord’. PEN Vlaanderen had daarom de noties persvrijheid en journalistieke kwaliteit best strikt gescheiden.
Zo kost het bijvoorbeeld weinig verbeeldingskracht om een aantal (negatieve) invloeden van de marktwerking op journalistieke kwaliteit aan te tonen. Maar het wordt moeilijk wanneer je de vrije markt ook verantwoordelijk stelt voor de teloorgang van het vrije woord. Het was bijvoorbeeld niet de vrije markt die de vervolgreportage van de beklijvende Panorama-uitzending over de Hazodi-affaire introk of de auteurs van het boek De keizer van Oostende in discrediet bracht. Het was al evenmin de vrije markt die maakte dat geen enkele krant afgelopen vrijdag de open brief van PEN Vlaanderen afdrukte.
CIM-cijfers
Wel illustreerde de zachtmoedige confrontatie tussen Brinckman en Zinzen perfect waarom debatten over journalistieke kwaliteit in Vlaanderen vaak verzanden in kleurloze onbestemdheid. Het probleem begint meestal bij de laaghangende mist rond het begrip ‘kwaliteitsjournalistiek’. Vreemd genoeg zijn het vaak kwantitatieve criteria die de journalistieke kwaliteit moeten aantonen. ‘Vandaag zijn de CIM-cijfers bekend gemaakt’, stipte Brinckman tijdens de uitzending aan: ‘de kwaliteitskranten hebben, als je ze samentelt, nog nooit zo goed gescoord.’
Het blijft eigenaardig hoe aanhangers van de journalistieke kwaliteitshypothese halstarrig vasthouden aan de bedenkelijke logica dat krimpende redacties die onder toenemende tijdsdruk steeds meer oppervlakte moet invullen, steeds betere kwaliteit afleveren. Je hoeft geen media-expert te zijn om aan te voelen dat die redenering wringt.
Nostalgie
Brinckman toverde vervolgens nog een dubieus tegenbewijs toen Walter Zinzen het gebrek aan onderzoeksjournalistiek aankaartte. Dat euvel werd prompt ontzenuwd door drie onderzoeksjournalistieke prijzen te vermelden die De Standaard recent aan haar trofeeënkast toevoegde.
En dan is er ook nog die onuitroeibare neiging om mediacritici nostalgie aan te wrijven. ‘Ik raad u allemaal aan om een krant van 30 jaar geleden te vergelijken met een krant van vandaag’, bezwoer Brinckman om aan te geven dat ‘de journalsitiek’ er kwalitatief op vooruit is gegaan.
Nu is het redelijk onzinnig is om de journalistiek vandaag te evalueren op basis van vergeelde exemplaren uit het verleden. Reden trouwens waarom Test-Aankoop de kwaliteit van wasmachines nooit zal toetsen aan toestellen van jaren geleden. Dat betekent overigens niet dat er in het verleden geen kwaliteitsjournalistiek werd opgetekend. Wie vertrouwd is met het werk van bijvoorbeeld Hugo De Ridder zal dat beamen.
Depolitisering
Vervolgens deed ook Brinckmans vaststelling over depolitisering van de politieke journalistiek wenkbrauwen fronsen. ‘Dat politici zich actief met de pers bemoeien is in België niets nieuws. Maar de manier waaróp ze dat tegenwoordig doen is dat wel’, schreef NRC-correspondent Caroline de Gruyter ten tijde van de paarse regering in NRC.
Bart Brinckman kan altijd aankloppen bij pakweg Ingrid Lieten, Johan Vande Lanotte of Karel De Gucht om na te gaan hoe politieke invloed, journalistieke inschikkelijkheid en het fourneren van politici tot op vandaag knagen aan de geloofwaardigheid en onafhankelijkheid van de politieke journalistiek in Vlaanderen.
‘De oude generatie had zijn contacten en overlegmomenten, maar daar bleef het bij. Nu zie je journalisten boeken schrijven in opdracht van politici over wie ze geacht worden onafhankelijk te oordelen en te berichten. Ik heb daar vragen bij’, schreef Rik Van Cauwelaert daarover nog niet zolang geleden.
Kritiek
Ten slotte was er ook nog de oproep van PEN Vlaanderen aan journalisten om minder aversie tegenover externe kritiek te tonen. Journalisten beweren weliswaar steeds vaker dat ze die kritiek ernstig (moeten) nemen en mediakritiek hen dwingt om in de spiegel te kijken. Toch bleek uit deze Terzake nog maar eens dat het voor sommigen moeilijk is om uit de ontkenningsfase te geraken. Voor Brinckman was de open brief immers ‘één grote afrekening met de commerciële media’.
Meisje van acht
Ten slotte had de journalist van De Standaard ook ‘een heel groot probleem’ met ‘de penclub’ (sic) ‘alsof wij onze lezers zouden onderschatten’.
Hoewel PEN Vlaanderen – ten onrechte – daar met geen woord over repte, zou ook die bezorgdheid niet onredelijk hebben geklonken in de wetenschap dat een tijdje terug journalist Erik Aerts tijdens zijn stage van De Standaard-redactie de instructie kreeg om te schrijven voor ‘een meisje van acht’.
Voorspelbaar misschien dat de met vaste regelmaat aangekondigde journalistieke lente in Vlaanderen nog niet meteen voor de deur staat.
Frank Thevissen – www.doorbraak.be