Interview met reputatiedeskundige Peter Frans Anthonissen
Hoe fit zijn onze politieke partijen, net één jaar voor de moeder aller verkiezingen. Doorbraak (DB) vroeg het aan communicatiegoeroe Peter Frans Anthonissen (PFA). Onze gesprekspartner, één van ’s lands meest gereputeerde communicatieadviseurs is gedelegeerd bestuurder van A&A, een reputatiemanagementonderneming. Hij schreef boeken over communicatie en media, verzorgt een vaste column in het weekblad Trends en is gastdocent aan een aantal universiteiten in binnen- en buitenland. Anthonissen is de geknipte figuur om de fitheid van de partijen in Vlaanderen te beoordelen. ‘Je moet eerst het breder kader schetsen van de veranderde maatschappelijke context voor politieke partijen’, opent hij het gesprek. Dat inleidend verhaal publiceren we hier. De analyse van de B-partijen staat in Doorbraak magazine juni 2013, de V-partijen komen aan bod in het julinummer.
DB : Wat bedoelt u met dat veranderde kader voor de politieke partijen ?
PFA : “Een politieke partij is een kiesvereniging die zoveel mogelijk stemmen wil oogsten bij verkiezingen. Politieke partijen ontstonden uit het samenkomen van personen met dezelfde visie op mens en samenleving. Die partijen bouwden hun ideologie uit tot een consistent geheel en willen die dan uitvoeren langs de politieke weg. Dat is het basisconcept, dat echter sedert de jaren ‘60 functioneert in een heel andere context.”
DB : Het beeld past vandaag niet meer ?
PFA : “Dat basismodel onderging grote schokken en die ontwikkeling gaat verder. Ideologisch stonden de liberalen in essentie oorspronkelijk voor ‘weinig staat’, de socialisten voor ‘veel staat’ en de christendemocraten positioneerden zich in het centrum. In de jaren ’60 verstoorden de communautaire partijen dat eenvoudige model. De Volksunie werd een sterke kracht aan Vlaamse zijde, Rassemblement Wallon en FDF groeiden aan Franstalige zijde. De eenheidswet van Gaston Eyskens, de commotie rond de taalgrens, Leuven-Vlaams; het begon de oude automatismen bij de kiezers te ondergraven. Tegelijkertijd is er de opkomst van de media. Denk aan de verkiezingsstrijd tussen John F. Kennedy en Richard Nixon. De radioluisteraars vonden dat Nixon het grote debat had gewonnen, de televisiekijkers kozen massaal voor Kennedy. Vanaf de jaren zestig werd alles anders omdat de televisie zo’n dominante invloed kreeg. Het was overigens diezelfde Nixon die met zijn campagneploeg voor het eerst een professioneel uitgekiende marketingstrategie uitwerkte. Vanaf de jaren ’70, ’80 wordt de kiezer steeds minder honkvast. Luc Huyse spreekt dan van de aftakeling van de zuilen. Ook andere landen kenden die ontwikkeling, Nederland bijvoorbeeld maakte datzelfde proces door. Kiezers wijzigden om diverse redenen hun partijvoorkeur en volgden steeds minder die van hun ouders.”
DB : Wat bepaalde dan hun partijkeuze ?
PFA : “Je kreeg in Vlaanderen een groeiende groep burgers die cultureel eerder links te situeren zijn, met een brede, internationale kijk op cultuur en samenleving. Maar economisch zitten velen daarvan rechts van het centrum. Zij leiden een bedrijf, zijn zelfstandig,hebben een vrij beroep. De omvorming van het vroegere NCMV (Nationaal Christelijk Middenstands Verbond) naar Unizo (Unie van Zelfstandige Ondernemers) volgde logisch uit die ontwikkeling. De klassieke partijen boden geen antwoord op de politieke wensen van dit steeds groeiende ondernemende deel van de Vlaamse samenleving.”
DB : U wees al op de invloed van de massamedia.
PFA : “Vroeger bereikten de partijen het brede publiek via hun eigen kranten. De Volksgazet of Vooruit waren in socialistische handen. Jos Van Eynde leidde als hoofdredacteur De Volksgazet en zetelde voor de BSP in het parlement, waarvan hij later ook co-voorzitter werd. Louis Kiebooms zat voor CVP in de Kamer en was daarnaast hoofdredacteur van Gazet van Antwerpen.
Ook Het Belang van Limburg had toen een duidelijk christelijke stempel. Het Volk behoorde eveneens tot de christendemocratische familie, maar dan aan de vakbondszijde. De Standaard werd opgericht door mensen uit de katholieke partij zoals Gustave Sap. Frans Grootjans stond dan weer aan het hoofd van De Nieuwe Gazet, maar was voor de liberale PVV ook minister en partijvoorzitter. Het Laatste Nieuws was deel van de liberale Hoste-groep. We kunnen ons vandaag die directe verstrengeling tussen partij en krant niet meer voorstellen.” DB : De televisie zat toen nog stevig in overheidshanden. PFA : “De nieuwsdienst van de BRT, de facto de staatstelevisie, was verkaveld tussen de klassieke partijen. Kris Borms, Jan Ceuleers en Tuur Van Wallendael waren socialist. Tony Van den Bossche, Etienne Van den Bergh en Jan Schodts leunden aan bij de CVP. Omer Grawet (PVV) en Jos Bouveroux (VU) vervolledigden het kleurenpalet. Vele Vlamingen keken liever naar de Nederlandse televisie en kenden Televizier (Avro), Brandpunt (KRO) of Hier en Nu (NCRV) beter dan de actualiteitsuitzendingen van de BRT. Zowel bij de kranten als de televisie hadden de partijhoofdkwartieren in die tijd heel wat in de pap te brokken.”
DB : En toen kwam VTM.
PFA : “De komst van de commerciële zender zorgde voor een schokgolf in het medialandschap. Ook de kranten kropen weg onder die politiek gekleurde stolp. Vanaf de jaren ’80 gingen de media actief op zoek naar de lezer/kijker/luisteraar/consument. Die moest gelokt worden met wat hem – en ook steeds meer haar – interesseerde. Dat was zeker niet in eerste instantie de Wetstraat. De parlementaire rubrieken in de pers werden vervangen door lifestyle, culinaire programma’s en bijlagen, reisreportages, kortom alles wat met het goede leven te maken heeft.”
DB : En de media plooiden zich naar de wens van de consument.
PFA : “Inderdaad, de partijen verloren hun invloed. Dat hield meteen ook in dat de media opschoven naar de gemiddelde gebruiker, dus naar het centrum. Kranten gaan steeds meer op elkaar lijken. Voor de partijen verandert dat het speelveld totaal. Ze kunnen niet langer rekenen op de verzekerde afname hun ooit gebetonneerde kiezerssegment. Vroeger kwam je terecht in een bepaalde ‘familie’ of zuil, via school, jeugdbeweging, ziekenfonds, vakbond, krant. Die maakten als het ware een geheel uit en begeleidden hun leden van wieg tot graf. Nu zijn die vakbonden, ziekenfondsen en kranten steeds meer inwisselbare dienstverleners waarvan de inhoudelijke boodschap geleidelijk naar de achtergrond verschoof. Zo ontstond de vlottende kiezer, die bij elke stembusslag opnieuw nadenkt over zijn voorkeur.”
DB : In welke mate spelen de sociale media daarbij een rol ?
PFA : “Die versterken die tendens uiteraard. Een initiatief als Doorbraak zou vroeger amper kunnen wegbreken uit het kleine segment van overtuigden. Nu krijgt dat via de elektronische weg veel gemakkelijker en directer toegang tot het echte debat en een ruimer publiek. De drempels verlagen alsmaar. Ook kranten moeten rekening houden met die nieuwe spelers. Partijen hebben daar nog minder greep op.”
DB : Hoe gaan de partijen daar mee om ?
PFA : “We hebben de tijd van de BV’s gekend, zoals de Margrieten Hermansen en de Jo De Poorters van deze wereld. Die werden van bovenuit geparachuteerd naar de topplaatsen van de lijsten en duwden de militanten die zich vaak jarenlang voor hun partij hadden ingezet, weg. Dat was niet altijd een succes. Er was ook de golf journalisten die in de politiek stapte. Dirk Sterkcx (Open Vld), Ivo Belet (CD&V), Tuur Van Wallendael (sp.a), Guido Tastenhoye (Vlaams Belang), Hugo Van Dienderen (Groen), Siegfried Bracke (N-VA). Inhoudelijk komen die sterker voor de dag dan de BV’s, maar ook hun parcours lijkt in niets op dat van vroeger toen jonge politici door alle geledingen van de partij moesten opklimmen. Die partijen vormden geoliede machines van talentbegeleiding. Voor CVP verliep dat via de parochies, de wijken, de gemeenten, de arrondissementen en provincies en tenslotte de nationale politiek. Je moest zelfs 40 jaar oud zijn om senator te kunnen worden en klom dan verder op. Via het systeem van coöptatie in de Senaat lanceerden de partijen ook een aantal waardevolle specialisten in het parlement zonder dat die hun tijd moesten belasten met de kiesstrijd en de zoektocht naar populariteit. Coöptatie bood de kans om politiek personeel te rekruteren op basis van kennis en kunde. Zij konden in die Senaat een inhoudelijke bijdrage leveren. Spijtig genoeg werd coöptatie later misbruikt als een methode om gebuisde politici weer op te vissen. Die partijen ‘zetten’ hun militanten vroeger ook actiever in voor de propagandavoering. Tot de jaren ’80 werkten ze allemaal met gedreven plakploegen, wat nu een relikwie uit een ver verleden lijkt.”
DB : Plakploegen, coöptatie, wijkwerking: het klinkt allemaal heel erg lang geleden.
PFA : “Nu rekruteren partijen hun personeel volgens totaal andere regels. Overloop het lijstje. Kris Peeters komt uit de top van Unizo, Ingrid Lieten had een topfuncite bij De Lijn vooraleer ze in de politiek stapte, Vlaams superminister Philippe Muyters stond aan het roer bij Voka toen hij overstapte naar de politiek. Dat is één derde van de Vlaamse ministers. Koen Geens is het jongste voorbeeld op federaal niveau, al was die voorheen reeds kabinetschef van minister-president Kris Peeters . Inge Vervotte en Rik Torfs kwamen uit respectievelijk de syndicale en de academische wereld. Zij hebben allemaal die lange gang door de partijstructuren niet doorgemaakt. En dan is er, zoals gezegd, het snelle verloop van de kiesvoorkeuren. Mede omdat de familiale traditie veel aan betekenis verloor in het kieshokje, gaan vele burgers bij elke verkiezing opnieuw nadenken voor wie ze stemmen. De invloed van de media is daarbij niet te onderschatten. Hun partijloyauteit telt voor die ene dag en moet elke keer weer ‘verdiend’ worden. Lijst Dedecker groeide tussen twee verkiezingen in de peilingen van niets naar ruim 15% en dan naar weer naar omzeggens niets. N-VA werd in nauwelijks drie verkiezingen de grootste partij van het land, vertrekkend van één zetel. Dat was 25 jaar geleden gewoon ondenkbaar. Dat is echter geen uniek Vlaams fenomeen.”
DB : De partijen hebben het vandaag dus moeilijker.
PFA: “Inderdaad. De kranten trekken allemaal naar het centrum en zitten niet meer in de broekzak van de partijen. Soms lijkt het er eerder op dat partijen dansen naar het pijpen van de kranten in plaats van omgekeerd, zoals vroeger. De rol van de voorzitter is ook gewijzigd. Bruno Tobback staat sterker dan Caroline Gennez maar moet toch meer rijden en omzien dan zijn vader vroeger. Gwendolyn Rutten is nog een beter voorbeeld. Zij zoekt nog volop haar weg en probeert haar gezag te vestigen. Na Bart De Wever zal de nieuwe voorzitter ook niet meer die dominante rol spelen bij N-VA. Wouter Beke dirigeert meer van op de achtergrond.”
DB : Is dat dan wel typisch Vlaams ?
PFA : “Neen. Michel junior (MR), Magnette (PS) en Lutgen (CdH) zijn ook niet de absolute toppers van hun partij. De clan-Michel moet voortdurend rekening houden met de clan-Reynders. Magnette die zich linkser wil opstellen, moet rekening houden met Di Rupo, Onkelinx en het FGTB. Anderzijds zijn de Ecolovoorzitters Emily Hoyos en Olivier Deleuze zo goed als onzichtbaar. Wel een verschil met Vlaanderen is dat de leidende partij aan de overzijde van de taalgrens – de PS – nog steeds een goed draaiende machine is die overal haar tentakels heeft. De Vlaamse tegenhanger – N-VA – is nog te nieuw, en heeft (nog) niet de contacten en bruggenhoofden in de administraties, de semi-publieke sector en andere onderdelen van het maatschappelijke establishment. Dat geeft de PS – en dus de Franstaligen – een belangrijk startvoordeel bij de volgende regeringsformaties.
Peter De Roover, chef-politiek – www.doorbraak.be .