Het ADVN (Archief en Museum voor het Vlaams-nationalisme) reikte onlangs in Antwerpen de zesde “Pil-van Gastelprijs voor Geschiedenis” uit aan Kevin Absillis, docent moderne Nederlandse letterkunde en algemene literatuurwetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. Hij kreeg deze prijs voor zijn recent werk “Vechten tegen de Bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970)”.
Na voorlezing van het juryverslag door secretaris Frans-Jos Verdoodt, interviewde Ludo Simons de laureaat over het opzet en de totstandkoming van diens werk. Op het zelfde ogenblik werd de zevende Pil-van Gastelprijs voor Geschiedenis (periode 2013-15) uitgeschreven.
Verdere inlichtingen op www.advn.be , A.D.V.N., Lange Leemstraat 26 in 2018 Antwerpen, tel. 03 / 225.18.37.
***********************************
PIL-VAN GASTEL PRIJS, UITREIKING 2013, Verslag van de Jury
Geachte aanwezigen,
Beste vrienden,
Ik heb het genoegen u meteen het verslag mede te delen van de jury die de werken beoordeelde die werden aangeboden in het kader van de zesde Pil-van Gastelprijs voor Geschiedenis.
Een dergelijke openingszin of captatio benevolentiae klinkt misschien wel niet als de meest originele prestatie op oratorisch vlak, maar hij beantwoordt wel aan de werkelijkheid.
Want de jurywerkzaamheden voor een dergelijke bekroning bezitten een diepgang en een breedte – in de scheepvaart zou men spreken over een ‘gabarit’ en een ‘tirant d’eau – , een diepgang en een breedte dus die aan de vakhistoricus in feite de waarde van een ‘permanente vorming’ bieden.
*In eerste instantie wordt het jurylid geconfronteerd met een reeks publicaties die hij in principe ként, maar die hij toch nog maar eens grondig moet hérlezen.
Want straks volgt de confrontaties met de collega’s en niemand gaat natuurlijk graag door voor een oppervlakkige lezer.
*In een tweede instantie is er dan die confrontatie onder de collega’s zelf, waarbij men het eigen oordeel misschien wel bevestigd weet, maar alleszins toch verfijnder en vollediger.
Soms weet men het eigen oordeel zelfs niet bevestigd, of niet geheel bevestigd. Maar ook die ervaring bezit iets van de permanente lering.
Men waant zich op een bepaald ogenblik in de sfeer van ‘masterclass’ onder historici.
Bij het naar voren brengen van mijn juryverslag, wil ik van de gelegenheid gebruik maken om nog even terug te blikken op het parcours van onze Pil-van Gastelprijs heeft afgelegd als stimulator van de wetenschappelijke historiografie van de Vlaamse beweging in de brede zin van haar betekenis.
*De eerste editie van de Pil-van Gastelprijs leverde geen laureaat op in de strikte zin van het woord.
Maar de jury oordeelde wel dat de prijs – gedeeld – kon uitgereikt worden aan twee zeer waardevolle licentiaatsverhandelingen, namelijk die van Bart De Wever over het Vlaams-nationalisme na de Tweede Wereldoorlog en die van Annelies Beck over De IJzerbedevaarten na de Tweede wereldoorlog.
Dat was in 1997.
Zoals u weet, is historicus Bart De Wever intussen in Antwerpen de ‘eerste sinjoor’ geworden en overigens ook nog partijvoorzitter in Brussel.
Historica Annelies Beck is intussen een bekende VRT-journaliste geworden ook nog verdienstelijk literator met haar roman ‘Over het kanaal’.
In een brief die Annelies Beck mij nog zeer recentelijk schreef, bekent zij – en ik citeer – “dat de roep van het puur historiografisch onderzoek “ bij haar wel eens “onweerstaanbaar zou kunnen klinken ”.
*In 2000 besloot de jury alweer tot een gedeelde prijs.
Maar dit keer werd geopteerd voor twee effectieve laureaten, nl. Daniël Vanacker voor zijn studie over het Frontisme en Lode Wils voor zijn dubbelpublicatie over Frans Van Cauwelaert.
Voor de (vandaag 84 jaar oude maar nog steeds productieve) betekende de Pil-van Gastel prijs de eerste echte ‘grote prijs’.
Daniël Van Acker zou in 2010 opnieuw laureaat worden van de Pil-van Gastelprijs.
*In 2003 werd Joris De Deurwaerder laureaat van onze prijs, met zijn studie over de Gentse arts, activist en hoogleraar Reimond Speleers.
Joris Dedeuerwaerder nadert intussen de tachtig jaar maar hij is nog bedrijvig als biograaf van de Gentse professor Herman Uyttersprot.
*In 2006 werd de Pil-van Gastelprijs niet uitgereikt, omdat de jury oordeelde dat geen enkele van de ingezonden studies beantwoordde aan de kwalitatieve eisen die werden vooropgesteld.
Het is natuurlijk geen oneer als een jury de late hoog tot zeer hoog legt. Men blijft dan wel enigszins met lege handen achter.
*In 2010 werd Daniël Vanacker opnieuw laureaat van onze prijs, ditmaal met zijn dubbelpublicatie de activist en liberale politicus Leo Augusteyns.
*En dan zijn wij inmiddels aanbeland bij de periode 2010-2012, bij de studies die tijdens die recente referentieperiode werden ingediend en bij de samenstelling en de opdracht van de jury die de werken moest beoordelen.
Die jury bestond uit Richard Celis, Machteld De Metsenaere, Bruno De Wever, Romain Van Eenoo, Louis Vos, Els Witte en ikzelf.
Die groep vergaderde een eerste keer in het ADVN, 11 februari jl.
Tijdens die vergadering werden de ingezonden werken tegen het licht van het reglement gehouden en werden afspraken gemaakt rondom de methodologie van de beoordeling.
Centraal stonden daarbij : de kwaliteit van de heuristiek, de stijlvormen, de vraagstelling en de besluiten en tenslotte de originaliteit van de analyse.
Na eensgezind beraad, werden vier ingezonden studies weerhouden die in aanmerking kwamen voor een verdere kwalitatieve beoordeling en die in principe dus potentiële laureaten waren.
Dat liefst vier studies werden beschouwd als potentiële laureaten, vormde een ongeziene luxe ik het parcours van onze prijs.
Maar die luxe zorgde natuurlijk ook meteen voor een grote uitdaging. Het betekende immers dat wij ruim 2.000 bladzijden zeer intensieve lectuur voor de boeg hadden.
Op 25 april jl. vergaderde de jury een tweede keer in het ADVN.
Tijdens die vergadering brachten al de leden van de jury -m.b.t. elk van de studies – hun evaluatieverslag naar voren.
Ook de leden van de jury die niet aanwezig konden zijn op de vergadering hadden een evaluatieverslag geredigeerd, zodat hun oordeel een volwaardige een plaats kreeg in de bespreking.
Na die eerste bespreking bleven twee studies in de running voor de bekroning, zodat een bijkomende bespreking nodig was.
Uit die laatste bespreking bleek dat er uiteindelijk nog een niveauverschil kon worden vastgesteld tussen beide uitstekende studies.
Want slechts één van beide studies beantwoordde maximaal aan de gestelde eisen op het vlak van heuristiek, op het vlak van stijl, vraagstelling en besluit en tenslotte op het vlak van kritische instelling.
Die studie draagt als titel : Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970). De auteur is de Antwerpse literatuurhistoricus Kevin Absillis.
Absillis publiceert sinds 2005 op geregelde tijdstippen stevig essayistisch werk over de naoorlogse literatuur.
En natuurlijk ook over de literatoren in Vlaanderen, die hij overigens scherp weet te situeren binnen een wereld die pendelt tussen de invloed van Kerk en loges, tussen Vlaamse beweging en cultuurrelativisme, tussen de hardliners van secularisatie en diegenen die meer heil verwachtten van een Vlaamse culturele emancipatie langs de lijnen van de geleidelijkheid.
In de flaptekst van Absillis bekroonde boek lezen wij dat zijn studie – en ik citeer – het verhaal [is] hoe Vlaanderen modern werd en hoe de creatieve en krachtdadige uitgeefster Angèle Manteau een stoet [van] bonte personages begeleidde doorheen dat mentale proces van sociaal-culturele veranderingen.
Zoals de jury terecht heeft opgemerkt, vormen de neveneffecten van de zogenaamde “vloek van arm Vlaanderen” de rode draad doorheen de studie van Kevin Absillis.
“Arm Vlaanderen”, het begrip is u uiteraard bekend.
De materiële en culturele achterstand van Vlaanderen werd na de Tweede Wereldoorlog door de intelligentia in, Vlaanderen gehanteerd als een emancipatorisch wapen
Maar die houding had als gevolg dat het cultureel gezag en de autoriteit om te oordelen over literaire kwaliteit afgestaan aan Nederland. Die afstand gebeurde zowel te goeder als te kwader trouw.
Diegenen die Vlaanderen bleven beschouwen als achterlijk, degradeerden onvermijdelijk de Vlaamse uitgeverswereld en stimuleerden uiteraard de economische aantrekkingskracht van de Nederlandse uitgeverijen.
Het uitgevershuis van Angèle Manteau was wellicht het rolmodel van de Vlaamse uitgever die zich in die spreidstand tussen Noord en Zuid wist rechtop te houden.
Maar uiteindelijk bezweek ook zij aan de economische wetmatigheden die uiteraard ook gelden in de wereld van het boek.
Het was, zoals de titel van het boek van Kevin Absillis het suggereert, een “vechten tegen de bierkaai”.
Het boek van Kevin Absillis is méér dan een biografie van een uitgever.
Het gaat hier namelijk evenzeer om de analyse van een tijdsbeeld en van een scène waarop de Vlaamse artistieke klasse zich bewoog in de culturele transitieperiode waarin wij ons na de Tweede Wereldoorlog bevonden in Vlaanderen.
Ik feliciteer hier graag de auteur en lever hem thans a.h.w. over aan de vragen die hem door Ludo Simons zullen worden gesteld tijdens het gesprek dat nu volgt.
Frans-Jos Verdoodt.
Voorzitter ADVN.