Over zelfverklaard links en weggemoffeld rechts
Door Dirk Rochtus – www.doorbraak.be .
Deugen de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ nog als politiek kompas ? Een gesprek met een Duitse vriend ontlokt me de volgende mijmering over de oude tegenstelling – een vermeende ? – tussen links en rechts.
Mijn goede vriend is een overtuigde sociaaldemocraat en noemt zichzelf steevast links. De tegenpool van links is volgens hem niet ‘rechts’, maar conservatief of ‘burgerlijk’. ‘Rechts’ reserveert hij voor wat in feite extreemrechts voorstelt. De Duitse linkerzijde heeft er een handje van weg om rechts en extreemrechts met elkaar te vereenzelvigen. Wanneer neonazi’s een aanslag pleegden, werden bijvoorbeeld vanuit progressieve hoek vaak concerten georganiseerd onder de noemer ‘Rock gegen Rechts” (Rockmuziek tegen rechts). In Duitsland zal je iemand van het christendemocratische of liberale kamp zichzelf nooit rechts horen noemen, wel ‘Mitte’ (centrum) of ‘bürgerlich’ (De tegenhanger van dit laatste begrip zou consequent gezien eigenlijk ‘proletarisch’ moeten zijn in plaats van ‘links’). Zich als progressief beschouwende mensen zullen nooit aarzelen om zichzelf ‘links’ te noemen, de ‘anderen’ zullen de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ eerder relativeren. Het begrip ‘rechts’ is intussen zo’n vies woord geworden dat van de weinigen die zich nog rechts durven te noemen (‘complexloos rechts’) een groot aantal in de extreemrechtse hoek terug te vinden is. Zo wordt de gelijkschakeling van rechts en extreemrechts een self-fulfilling prophecy.
Vleugels
Over de vraag hoe links en rechts te definiëren kan eindeloos gediscuteerd worden. Enkele trefwoorden kunnen de tegenstelling misschien ietwat concreter maken: gelijkheid versus vrijheid, belastingen versus besparingen, kosmopolitisme versus (volks)nationalisme, vrijzinnigheid versus geloof. Mensen kunnen op basis van het levensbeschouwelijke als links, maar op basis van het economische als rechts gecatalogiseerd worden of omgekeerd. Zo heb je volksnationalisten die heel sociaal denken én handelen, bijvoorbeeld vanuit hun beroep of hun werken in het middenveld. Zulke mensen als ‘rechts’ stigmatiseren vanuit een ‘links’ oogpunt doet afbreuk aan hun sociale inborst en hun sociaal engagement. Links en rechts vormen – zolang deze begrippen nog gelden – de twee vleugels van de democratie. Het stigmatiseren of doen wegvallen van een van beide zou de democratie amputeren en ofwel tot geestelijke stilstand ofwel tot de hegemoniale positie van links of van rechts leiden. Deze vaststelling zou een objectieve kijk op de tegenstelling links-rechts met zich mee moeten brengen. Niettemin wordt deze tegenstelling al te vaak als moreel opgevat. Links claimt morele superioriteit, het taalgebruik zet zich daar naar: links geldt dusdoende als ‘vooruitstrevend’, en rechts als ‘bekrompen’.
Merites
Het kost ook niets om jezelf ‘links’ te noemen en zo aan de goede kant te staan, wat heerlijk voor het geweten is. Maar eigenlijk zou iemand die zich ‘links’ noemt op zijn minst basisnoties van het marxisme moeten hebben of zelfs marxistische klassiekers moeten hebben gelezen, kwestie van intellectuele eerlijkheid. Beter dan te zwaaien met de termen links en rechts zou een politiek geëngageerde zich moeten bekennen tot een bepaalde ideologie en zichzelf bijvoorbeeld sociaaldemocraat, groen, christendemocraat, liberaal of volksnationalist noemen. Dat staat voor ideologische duidelijkheid en zorgt ervoor dat een overtuiging enkel en alleen op basis van haar maatschappelijke merites wordt beoordeeld in plaats van met morele maatstaven.