Ook na twee maanden Michel I blijft er rond de regeringsdeelname van de N-VA een waas van mysterie hangen. Waar stuurt de partij precies op aan ?
www.doorbraak.be – door Bart Maddens.
Bestaat er een geheim masterplan om via de regeringsdeelname het confederalisme te realiseren ? Wil de partij al in 2019 een confederale doorbraak forceren, of is dat verschoven naar de (zeer) lange termijn ? Zijn de economische doelstellingen van de partij gaan primeren boven de communautaire ? Of speelde gewoon een elementaire machtsreflex en is het in de wacht slepen van zoveel mogelijk ministerportefeuilles een doel op zich geworden voor de partij ? Of is het een mix van dat alles ?
In de Franstalige pers blijft men er intussen van overtuigd dat de N-VA een confederale doorbraak wil realiseren in 2019. Zo werd er een paar weken geleden nog gespeculeerd over een toenadering tussen Didier Reynders en de PS, met het oog op een Franstalige frontvorming in 2019, als er over confederalisme moet worden gepraat (Le Vif van 28 november). Ook de meeste Vlaamsgezinden lijken er vooralsnog in te geloven dat de greep van de N-VA naar de Belgische macht een gesofisticeerd schijnmanoeuvre is om in 2019 de Vlaamse staatsvorming te kunnen realiseren.
Laat ons even veronderstellen dat dit inderdaad zo is, en dat er zoiets bestaat als een N-VA-masterplan voor confederalisme in 2019 (of vroeger). Dat zal dan wellicht beginnen met de vraag : hoe kunnen we de komende jaren een normalisering van de politieke situatie vermijden ? Een ‘systemische’ staatshervorming is immers maar mogelijk in een sfeer van systeemcrisis. Het voorbije decennium stond het systeem haast constant onder spanning en rolden we van de ene crisis in de andere. In die context werd het institutionele verhaal van de N-VA geloofwaardig en was een staatshervorming onvermijdelijk. Maar van zodra de politiek op een min of meer normale manier lijkt te functioneren, dan valt die druk weg. Waarom zou het systeem moeten worden hervormd als het naar behoren werkt ?
Een N-VA die aanstuurt op een confederale forcing in de niet al te verre toekomst zal er dus vooral voor moeten zorgen dat het gevoel van systeemcrisis intact blijft. Maar tegelijkertijd moet ze – als regeringspartij – opletten om niet in de brokken te delen als de kiezer zich tegen dit systeem richt. Er mag geen perceptie ontstaan dan het de N-VA zelf is die het systeem onder spanning zet en zich dus niet als een verantwoordelijke beleidspartij gedraagt.
De partij kan het systeem dus niet zelf destabiliseren, maar is daarvoor grotendeels afhankelijk van anderen. Zo is het voor de N-VA mooi meegenomen dat de Franstalige media en oppositie zoveel heisa maken over Jan Jambon. Want het gaat hier telkens om feiten die in Vlaanderen over het algemeen als onbenullig worden ervaren. Er kan bezwaarlijk sprake zijn van normalisering als de wettige minister van Binnenlandse Zaken wordt geweerd uit de derde grootste stad van het land omwille van een al bij al onschuldige uitspraak over de collaboratie. En al evenmin als de voltallige oppositie met veel gedruis de Kamer verlaat naar aanleiding van een futiliteit van twintig jaar geleden.
Ook het aanhoudende vakbondsprotest tegen de regering kan ertoe bijdragen dat het gevoel van systeemcrisis blijft bestaan. Als de N-VA handelt vanuit een strategie van de spanning, dan moet ze vooral het been stijf houden en vermijden dat er volgend jaar een sociaal pact wordt gesloten. Daardoor zou immers de indruk worden gewekt van een terugkeer naar de politieke business as usual. En bovendien : hoe langer het sociale conflict aansleept, hoe groter ook de kans dat het een communautaire dimensie krijgt. Tot nu toe overheerst de perceptie dat het vakbondsprotest even goed Vlaams als Waals is. Je voelt duidelijk dat de media als de dood zijn voor een communautaire framing van de sociale onrust. Maar wat niet is kan nog komen. Als het tot een uitputtingsslag komt, dan is de kans reëel dat de Vlamingen sneller de staking moe zullen zijn dan de Walen. Op die manier wordt de sociaal-economische polarisering tegelijkertijd communautair en ontstaat er een gunstig politiek klimaat voor confederalisme.
Of de politieke situatie de komende jaren al dan niet normaliseert zal echter ook en vooral afhangen van de PS-deelregeringen. Zij kunnen via belangenconflicten en veto’s in het Overlegcomité stokken in de wielen steken van de federale regering en op die manier bewijzen dat het federale systeem niet werkt. Maar de PS aarzelt kennelijk om het spel hard te spelen. Zoals ik eerder al schreef, vreest de partij om in een door de N-VA gespannen communautaire valstrik te stappen. Tot een echte confrontatie tussen de federale regering en de PS-deelregeringen is het nog niet gekomen. Dat komt onder meer omdat het Overlegcomité nog niet bijeen is geweest. De regeringen zijn elkaar tot nu toe uit de weg gegaan. Maar het aantal dossiers waarover de federale overheid en de deelstaten dringend moeten overleggen groeit zienderogen (Le Soir, 11 december). Om maar één van de vele knelpunten te noemen : als de federale regering een gemeenschapsdienst voor langdurig werklozen wil realiseren (één van de N-VA-trofeeën bij de onderhandelingen) dan heeft ze daarvoor de medewerking nodig van het Waals en het Brussels Gewest. Alleen hebben die nu al hun veto gesteld daartegen.
In 2014 hebben we vooral geleerd dat zelfs het meest onwaarschijnlijke werkelijkheid kan worden in de politiek. Als we die les toepassen op 2015, dan mogen we inderdaad niet uitsluiten dat de PS zich uitermate constructief zal opstellen in het Overlegcomité en dat de vakbonden vrede zullen nemen met een paar symbolische toegevingen van de regering. Maar dat is iets wat we de N-VA beter niet toewensen voor 2015.
Ten minste niet een N-VA die nog geïnteresseerd is in confederalisme op de niet al te lange termijn.