Het nieuwe boek van de linkse politiek correcte journaliste Margot Vanderstraeten Mazzel Tov is een verademing.
door Wim van Rooy – www.doorbraak.be .
De wereld heeft iets met de Jood, en het vergt weinig kennis van de geschiedenis om te constateren dat dit ‘iets’ meestal een onheilspellend karakter heeft. Het woord Jood alleen al is voor velen belast en beladen, en niet voor niets publiceerde de Italiaanse schrijfster Rosetta Loy in 1997 een boek met de titel ‘La parolaebreo’ : ‘Het woord Jood’, een begrip dat bij de onwetenden en de slogan-denkers steevast negatieve en unheimische connotaties oproept. Zoals dat meestal gaat : men weet er niets van, maar toch heeft men er een mening over, zeker in een postmoderne tijd die lééft van meninkjes en opinietjes. Hoe die aversie van de Jood blijft doorleven, daarover werden al duizenden boeken geschreven, maar vraag de eerste de beste passant wat hij over de Jood weet, en men krijgt gedachteloos de bekende clichés aangeleverd : “Juju, wat een raar volkje” – om Lodewijk van Deyssel te parafraseren.
De komst van de islam heeft dat ordinaire antisemitisme, dat ooit bijna alleen christelijk geïnspireerd was, omgeturnd in een democratisch gelegitimeerd anti-judaïsme. Dat kan men bijvoorbeeld volautomatisch aflezen aan de stemmingen in de VN, waar bijna alle resoluties over Israël handelen, de enige democratische staat in een zee van bloed en ellende. De sentimentele liefde van Europa voor de Jood en voor Israël, zo innig-oppervlakkig na de Tweede Wereldoorlog, was echter kortstondig en is volledig voorbij. Het is in het beste geval een haat-liefdeverhouding. Ik noem het de obsessie met de Jood, een pathologie waarbij het antisemitisme als een kameleon optreedt die verkleurt van christelijk naar racistisch, naar democratisch (in de vorm van antizionisme) en uiteindelijk naar islamitisch antisemitisme. Dat laatste zit organisch ingebakken in de islam maar heeft zich nu ook comfortabel in Europa geïnstalleerd en tast alle instellingen aan. De Europese intelligentsia maakte zijn political turn omstreeks de jaren zeventig en van dan af was de Jood de nieuwe nazi en de Palestijn het lievelingskind. Dat proces dendert vandaag gestaag en ongenadig door – in alle mogelijke perverse vormen, maar zeker ook via de indoctrinatie in het onderwijs en via de linkse politiek correcte media. Daarvan bezitten we krasse staaltjes : NGO’ers als Ludo de Brabander en Brigitte Herremans zijn er immers perfect in geslaagd om onder het mom van politieke voorlichting de media en het onderwijs te palestiniseren, dit alles onder het mom van objectieve voorlichting die uiteindelijk neerkomt op agitprop voor de zielige Palestijn en vertolkt met een historisch bewustzijn van de koude grond. En op de treurbuis zijn het de Scholsen van deze wereld die alle ruimte geven aan antisemieten als Dyab Abou Jahjah en is het een krant als De Standaard die deze Libanese oproerkraaier, nu betaald door De Wereld Morgen, salonfähig heeft gemaakt.
Dit nieuwe fascisme (dat zich als antifascisme heeft vermomd) is vandaag in alle geledingen van de samenleving doorgedrongen. Daarom is het nieuwe boek van de linkse politiek correcte journaliste Margot Vanderstraeten Mazzel Tov een verademing : juist omdat ze de pedigree meedraagt van de vanzelfsprekende arrogante hyperethiek van het progressivisme kan men erover verwonderd zijn dat hier een oprechte poging wordt ondernomen de Ander, in casu de Jood, echt te begrijpen. Haar frequente ontmoetingen met orthodoxe Joden toen ze bijles gaf aan hun kinderen leidt tot een zeer moedige poging om inzicht te krijgen in een bepaald soort Jodendom. Het verslag hiervan is een goedgeschreven, eerlijk en interessant boek : ‘Mazzel Tov. Mijn leven als werkstudente bij een orthodox-joodse familie’ (Atlas Contact, 335 blz.). De auteur steekt immers de nek uit voor een bevolkingsgroep die vandaag opnieuw de risee is van de Europese elites en die uit ons continent emigreert wegens het heersende anti-Joodse klimaat, aangezwengeld door de islam en gretig opgevangen door de Europese elites. Die permanente en ignorante kritiek op de Jood is pour les besoins de la cause tegen Israël gericht, maar omvat in feite het hele joodse volk, de kanaries in de koolmijn waarvan Europa stilaan heel veel kan leren. Het islamitische terrorisme dat wij nu meemaken, ervaren de Joden immers al honderd jaar. Het begon met dodelijke rellen, opgezet in de jaren twintig van de vorige eeuw door de latere nazi-collaborateur Hadj Amin al-Husseini. Dat terrorisme wordt vandaag gecontinueerd door Hamas en Abbas, volslagen inwisselbare antisemitische elementen, ook al denkt het Westen nog steeds dat ze kwalitatief van elkaar verschillen. Dat Margot Vanderstraeten de Jood sine ira et studio en via haar dagelijkse contacten benadert, is dan ook de grote pre van dit aantrekkelijke boek.
Margot Vanderstraeten is er als obligaat multiculturaliste en vertolker van de bekende en gedachteloze idées reçues van de deugkerk – deze linkse ideologie vervangt nu eenmaal de oude marxistische vulgaat en staat postmodern chic – niet te beroerd voor haar Iraanse gevluchte vriend, gepokt en gemazeld in het antisemitische ayatollah-denken en in het postmoderne gauchisme, van repliek te dienen, wanneer die weer eens heftig uitvaart tegen de Joden (aan wie zij dus bijles geeft!), een anti-Joodse tirade die hij verbergt achter anti-Israëlisch gedaas, een retoriek die wij in Europa dus ook al lang kennen. In die zin zijn wij even ongeïnformeerd als deze Iraniër. Het is echter een enorme prestatie, die getuigt van haar eerlijke en gevoelige openheid, dat de auteur zich ook kan losmaken van de bekende pensée unique en de clichés die men elke dag in De Standaard of De Morgen, of erger nog, in de ooit open-liberale Nederlandse krant NRC kan lezen. Haar confrontatie met de joodse familie doet haar beseffen dat Jodenhaat de meest aanvaarde vorm is van mensenhaat (p.159) en dat links zijn eenzijdige meningen al klaar heeft nog vooraleer enige discussie kan plaatsvinden. De vaak heftige gesprekken die ze opvoert tussen haar Iraanse vriend en haarzelf suggereren dan weer te vaak een parallellie tussen twee totaal verschillende werelden, de joodse en de Iraanse, terwijl het toch duidelijk is dat Europa (althans : de elites) deze laatste soort vluchtelingen zelfs op een masochistische en schuldige wijze tegemoet treedt, terwijl Europa de Joden bijna altijd in de steek liet, én tijdens de Tweede Wereldoorlog (de geallieerden wisten precies waar zich de uitroeiingskampen bevonden en wat er gebeurde, maar ze ondernamen geen enkele actie) én vandaag, nu Israël stilaan met behulp van de VN de paria onder de volkeren wordt, terwijl de sektarische haat van de islam en zijn politieke representatie in de VN (de OIC) gewoon aanvaard en zelfs gebillijkt wordt.
De manier waarop de auteur langzaam doordringt tot de intimiteit van de joodse orthodoxe familie is van een zeldzame fijngevoeligheid, ook al realiseert Margot Vanderstraeten zich dat ze er nooit volledig bij zal horen en dat ze nooit helemaal tot die wel erg specifieke joodse spiritualiteit en soms ingewikkelde manier van leven zal doordringen, maar ook dat inzicht brengt ze op de lezer over op een manier die veel psychologisch inzicht inhoudt en een openheid die impliciete kritiek niet schuwt, zeker niet tijdens haar vrijpostige gesprekken met de kinderen over gevoelige zaken die in de joodse gemeenschap taboe zijn. Ook haar toenemende vertrouwdheid met deze kinderen, het delen van geheimpjes en de toenemende achting van de ouders, wijst op haar authentieke humanisme en haar soms verwarrende aanvoelen van het Jood-zijn. Ze constateert terecht het vaak kromgegroeide zelfbewustzijn van de Jood, ontstaan door de confrontatie en de verleiding met de seculiere wereld, maar ook wegens een geschiedenis waarin de Jood altijd de zondebok was. Waar echter de moslim zijn gefrustreerde contact met de westerse wereld nauwelijks ontgroeit en schizofrenie er vaak het resultaat van is, daar is het geheim van de Jood dat hij zijn cultuur bewaart en toch voldragen burger van een land kan zijn. Het is het soort integratie sui generis dat men de islam en de moslims zou toewensen, maar dat verhinderd wordt door de natuur van die politieke religie zelf en door het regressieve politiek correcte denken van de linkerzijde.
Dat Margot Vanderstraeten in haar openhartige Mazzel Tov bekoord wordt door het rituele en levensordenende karakter van het Jodendom, lijkt me welbeschouwd te verklaren door haar bekentenissen die ze nu en dan doet en die wijzen op haar eigen weinig gestructureerde leven. Voor de auteur is de vraag ‘hoe te leven ?!’ geen vanzelfsprekendheid en dus houdt het contact met een wel heel specifieke levenshouding die helemaal anders is dan de hare – en dat is een understatement – een zekere bekoring in, en zeker ook bewondering voor het lef (gotspe of chutzpa) waarmee deze mensen hun leven inrichten, tegen alle vooroordelen in, tegen de keer, al zou J.K. Huysmans het allicht niet op die manier kunnen begrijpen.
Margot Vanderstraeten werd binnen de joodse familie van wie ze de kinderen pedagogisch al tastend en improviserend mee opvoedde een klein beetje een insider, zoals Norbert Elias dat begrip construeerde ten opzichte van de outsider. Een echte insider word je echter nooit, bij geen enkele groep, en dus is haar verslag het best mogelijke dat we kunnen lezen over een bepaalde orthodox-zionistische familie in Antwerpen. Hoe raar het ook klinkt, een Amerikaanse orthodoxe Jood heeft meestal ook de mentaliteit van een Amerikaan, terwijl een Vlaamse Jood niet die openhartige spontaneïteit van de Amerikaan (meestal een New Yorker) bezit. Ook dat merkt de auteur op, en daarmee is haar boek meteen ook expliciet een stukje kritiek op de stroefheid van de modale Vlaming, wat ik de kop-in-kas-mentaliteit noem. Zelfs de Antwerpse Jood is dan een Vlaming.