Op 5 april 1943 misten de geallieerden de Erla-fabriek : 220 ton bommen op Mortsel
De datum van 5 april 1943 is zonder twijfel de donkerste bladzijde uit de Mortselse geschiedenis. Die dag vielen er bij een mislukt Amerikaans bombardement op de Erla-fabrieken 936 doden, 1.342 gekwetsten en 89 vermisten. Bijna 900 woningen werden beschadigd.
De Minerva-autofabrieken vestigden zich in 1920 aan de Vredebaan in Mortsel. De fabriek draaide op volle kracht tot 1930. Daarna ging het bergaf met dit automerk, dat uiteindelijk in 1935 verdween. De bouw van vrachtwagens werd nog een tijdje voortgezet.
Begin 1940 werden de fabrieken verkocht. Ze werden na de inval van 10 mei 1940 door de Duitsers in gebruik genomen voor het “Frontreparatur-betrieb Erla”, dat instond voor het nazicht en de herstelling van Luftwaffe-vliegtuigen.
De Minerva-gebouwen in Mortsel waren ideaal gelegen voor deze taak : goede toegangswegen, een spoorlijn tot aan de fabriek, vlakbij de luchthaven van Deurne en de kazernes van de Forten IV en V. In de fabriek en zijn toeleveringsbedrijven werkten ongeveer 3.000 mensen uit de onmiddellijke omgeving. Zij hadden werk in eigen streek en moesten niet vrezen voor gedwongen deportatie naar de Duitse industriebekkens.
Begin 1943 waren er bijna 2.000 oorlogsvliegtuigen in het bedrijf hersteld.
Totale oorlog
In januari 1943 vond de Conferentie van Casablanca plaats. Hier besloten de geallieerden dat men Duitsland tot onvoorwaardelijke overgave zou dwingen. Van belang was de totale vernietiging van het Duitse militair-industriële complex. Duitse duikbootinstallaties, vliegtuigfabrieken en transportsystemen kregen prioritaire aandacht. De achtste Amerikaanse luchtmacht, gestationeerd in Engeland, kreeg als taak de Erla-fabrieken van de kaart te vegen.
In de vroege morgen van 5 april 43 werd op verschillende Engelse vliegvelden de operatie “Mission N°.50” in gereedheid gebracht. Het werd een jubileumopdracht voor deze B-17 toestellen want de raid op Erla was de 50-ste opdracht.
Maandag 5 april 43 was een mooie lentedag. Iets na de middag stegen in totaal 104 zware bommenwerpers op richting Mortsel, dat sedert 1942 deel uitmaakte van Groot-Antwerpen. Elke bommenwerper was met 2.724 kg. Bommen geladen, dit kwam neer op een totaal van 283 ton bommen. Na boven de Noordzee enkele schijnmaneuvers te hebben uitgevoerd om de Duitse radar in verwarring te brengen, zetten de Amerikanen koers naar Mortsel.
In de buurt van Gent maakten de escorterende Engelse Spitfires rechtsomkeer vanwege hun beperkte actieradius. Op dit ogenblik hadden de Duitsers gewacht om zich als gieren op hun Amerikaanse prooi te werpen.
Meer dan 100 Duitse Focke Wulf-190 en Messerschmitt 109-G jachtvliegtuigen namen aan deze aanvallen op de Amerikaanse Vliegende Forten deel. Van deze laatsten werden er in de omgeving van Antwerpen vier naar beneden geschoten.
Het aanvoerende Amerikaanse vliegtuig werd ernstig beschadigd door verschillende voltreffers. De “bombrun”, dit is de laatste fase die aan het afwerpen van de bommen vooraf gaat, verliep niet volgens plan. Wegens allerlei uitwijkmaneuvers kregen de bommenrichters geen gelegenheid hun precisie-apparatuur optimaal te gebruiken. Uit later onderzoek bleek dat de bommenrichtapparatuur van verschillende bommenwerpers niet behoorlijk functioneerde, waardoor hun bommen 4 tot 6 seconden te laat vielen met alle gevolgen van dien in de zeer druk bevolkte omgeving rond de Erla-fabriek. Vanop 8.000 m hoogte werd er gebombardeerd. Wegens technische moeilijkheden en psychologische stress van de bemanning bereikten 22 Amerikaanse toestellen Mortsel niet en maakten voortijdig rechtsomkeer. Dit had tot gevolg dat er 60 ton bommen minder dan voorzien werden uitgeworpen. Vele Mortselaars zijn toen aan de dodendans ontsnapt zonder dat ze het zelf ooit hebben geweten.
De catastrofe
Het beoogde militaire doel werd praktisch helemaal gemist. Slechts vier projectielen troffen het Erla-komplex, toch nog goed voor 229 doden. De meeste bommen vielen in het centrum van het dicht bewoonde Mortsel/Oude God. De gevolgen voor de burgerbevolking waren verschrikkelijk.
In enkele seconden tijd vlogen brokstukken van muren door de lucht, gebouwen storten in, vuurhaarden ontstonden…Na enkele minuten stierf het geluid van de vliegtuigen in de verte. Dood en verschrikking bleven op de grond achter. Niemand werd gespaard. De Sint-Lutgardisschool, het Sint-Vincentiuslyceum en de Guido Gezelleschool telden de meeste slachtoffers, het leven van 200 jonge schoolkinderen werd plots afgebroken. De Heilig Kruiskerk werd grotendeels verwoest.
Op het Gemeenteplein kregen een bus met 30 passagiers en een tram een voltreffer. In de nabijgelegen Gevaertfabriek vielen tientallen slachtoffers. Bijna geen enkel gezin uit Mortsel ontsnapte aan de verschrikkelijke gevolgen van het bombardement.
Daar waar men geen doden betreurde, waren er gekwetsten of werd de woning beschadigd of plat gelegd. Enkele weken na het bombardement draaide de Erla-fabriek terug op volle toeren.
De hulpactie
Onmiddellijk na het bombardement werden alle beschikbare reddingsploegen uitgestuurd. Er werden bovenmenselijke inspanningen geleverd om nog enkele overlevenden te redden. De talrijke onherkenbare lichamen werden overgebracht naar het gebouw van de Harmonie in Antwerpen. Daar konden de verwanten hun doden komen identificeren. Er werd een bijzonder Hulpkomitee opgericht. Zowel de Duitse militaire bevelhebber, als de gouverneur en de burgemeester stelden geld ter beschikking. Ook de gewone burger droeg zijn steentje bij. Er werd in totaal voor 32 miljoen frank binnengehaald, een enorm bedrag voor die tijd en die omstandigheden. Duizenden Antwerpenaren steunden de getroffenen daadwerkelijk met kleren en huisraad.
Op vrijdag 9 april werd in de Antwerpse kathedraal een rouwplechtigheid gehouden voor de honderden slachtoffers. Na de uitvaartmis werden de stoffelijke overschotten naar Mortsel gevoerd, waar de plechtigheid voortgezet werd op het Gemeenteplein. De lijkstoet ging nadien verder richting Mortsel-Dorp waar op de begraafplaats een Erepark werd aangelegd. De overledenen van andere gemeenten werden in hun eigen gemeente begraven. Enkele dagen later werden de omgekomen kloosterzusters en de niet-geïdentificeerde doden apart begraven. Deze slachtoffers kregen ook hun laatste rustplaats op het Erepark in Mortsel-Dorp.
tekst © Luc Van den Weygaert in De Nieuwe Gazet, 2 april 1993.
Foto’s (c) Gazet van Hove.