Vooruitblikken in het verleden
www.doorbraak.be – door Paul Cordy .
45 jaar geleden legde de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap – zo heette de embryonale voorloper van het huidige Vlaams Parlement – decretaal 11 juli decretaal vast als ‘Feest van de Vlaamse Gemeenschap’, zeg maar kortweg de Vlaamse nationale feestdag. Vijf jaar later zou voor het eerst de toenmalige voorzitter van de Cultuurraad een toespraak houden op een officiële viering van die dag. Later werd het de traditie om die viering in het Brusselse stadhuis te houden. Het was daarbij trouwens wachten op parlementsvoorzitter Jan Peumans vooraleer in 2015 op die plechtigheid De Vlaamse Leeuw, dat ook al in 1973 decretaal als volkslied was vastgelegd, zou worden gezongen. Het zorgde toen nog voor commotie omdat de Brusselse would be baronnen Ans Persoons en Els Ampe – die in het verleden al geprotesteerd had tegen het Vlaams karakter van de toespraak op 11 juli – dit bijzonder ongepast vonden in Brussel. Tja, het volkslied zingen op een nationale feestdag, dat is wereldwijd ongezien, natuurlijk …
een merkwaardig voorbeeld van hoe een feestdag spontaan groeide en op die manier een zo prominent karakter kreeg dat op een bepaald moment officiële instanties niet anders kunnen dan die symbolen ook te canoniseren
De viering van 11 juli als Vlaamse nationale feestdag is natuurlijk veel ouder. 11 julivieringen vinden al zeker plaats sinds het laatste kwart van de 19de eeuw. De Vlaamse feestdag, maar evengoed de andere nationale symbolen zoals de leeuwenvlag en het volkslied, zijn een merkwaardig voorbeeld van hoe een feestdag spontaan groeide en op die manier een zo prominent karakter kreeg dat op een bepaald moment officiële instanties niet anders kunnen dan die symbolen ook te canoniseren. Meestal verloopt het anders, en is het een staat die die symbolen kiest, waarna ze dan na korte of lange tijd ingeburgerd raken als nationale symbolen. Dat het in Vlaanderen anders liep zegt natuurlijk alles over onze natievorming. Merkwaardig ook dat het nog steeds om slechts een gedeeltelijke erkenning gaat. 11 juli is nog steeds geen wettelijke feestdag.
Vergelijk het met het Feest van de Arbeid op 1 mei, die andere spontaan uit een politieke strijd gegroeide feestdag. Die is al lang erkend, de arbeidersstrijd op die manier al lang geïncorporeerd in het Belgisch establishment. Met de dissidentie van de regionale feestdagen blijft België worstelen. Het zou overigens veel logischer zijn om die hele bevoegdheid rond feestdagen naar de gemeenschappen over te hevelen, want uiteindelijk is de keuze van feestdagen een bij uitstek culturele aangelegenheid die bij de gemeenschappen thuishoort.
Guldensporenslag
11 juli verwijst uiteraard naar de Guldensporenslag uit 1302. De geschiedenis daarvan is bekend, wie ze wil opfrissen verwijs ik naar het boek van collega Karim Van Overmeire. Over de juiste historische interpretatie van die slag kan natuurlijk eindeloos worden gedebatteerd. Of het nu ging om een nationale vrijheidsstrijd of om een sociale strijd, het blijft lastig om een historische gebeurtenis uit de middeleeuwen naadloos te transponeren naar onze tijd. In de loop van de 19de eeuw kreeg de interpretatie dat de Guldensporenslag vooral een nationale vrijheidsstrijd was de bovenhand. En dat gaf dan aanleiding tot demythologiseringen door historici die zich vrolijk maakten over de historisch incorrecte manier waarmee Vlaanderen met die slag omgaat.
In plaats van een Belgische mythe te creëren schonk hij daarmee echter de nodige symboliek aan de opkomende taal- en cultuurbeweging
Maar is de correcte historische interpretatie van de Guldensporenslag wel zo relevant om de betekenis van 11 juli te begrijpen ? Eind 18de eeuw kwam deze zogenaamd ‘vergeten veldslag’ terug in de belangstelling. Ook de jonge staat België wilde die slag gebruiken om de mythe van de Belgische natie een historische grondslag te geven. Het draaide voor België pijnlijk anders uit. Dat die Guldensporenslag uitgroeide tot wat ze nu is, is te danken aan Hendrik Conscience die dit verhaal verwerkte in een historische roman. In plaats van een Belgische mythe te creëren schonk hij daarmee echter de nodige symboliek aan de opkomende taal- en cultuurbeweging die al gauw zou uitgroeien tot de Vlaamse Beweging met al zijn aspiraties rond gelijkberechtiging, zelfstandigheid en natievorming.
11 juliviering
En zijn roman gaf dus de aanleiding tot de 11 julivieringen, eerst als historische herdenking, later als moment om de Vlaamse eisen kracht bij te zetten. En na een tijdje zou die Vlaamse strijd-dag parallel lopen met grote volksfeesten die door gemeentebesturen werden opgezet, een beetje naar buitenlands voorbeeld waar nationale feestdagen soms ook uitbundig gevierd worden. De eerste echt groots opgezette viering werd gehouden in Brugge in 1887, toen daar op de Grote Markt het standbeeld van Breidel en De Coninck werd onthuld. Dat standbeeld was er gekomen met middelen van burgers die via een intekenlijst het geld hadden bijeengebracht. Tegenwoordig heet zoiets crowd funding en dan is dat hip.
Die herdenking zette meteen de toon voor vele decennia van 11 julivieringen. Er was namelijk ruzie, en dat leidde tot twee feesten. Een eerste keer op 11 juli, met een groots volksfeest waar Peter Benoit de samenzang kwam dirigeren, een tweede keer op 15 augustus met een Franstalige toespraak door Leopold II. Men zou trouwens in Kortrijk bij de 600ste verjaardag nog beter presteren toen elke politieke strekking zijn eigen feest organiseerde, waarbij de socialisten zelfs de Marseillaise zongen. In Brugge werd vanaf dan jaarlijks een herdenking gehouden, een gewoonte die onder impuls van het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) over heel Vlaanderen verspreid raakte.
Anti-Belgisch
Van dan af kregen de vieringen die door de Vlaamse Beweging werden opgezet definitief een anti-Belgische toon
Liepen die eerste vieringen nog op een dubbel spoor van zowel Vlaamsgezindheid als Belgisch patriotisme, dat zou na de Eerste Wereldoorlog veranderen, zeker na het incident in 1920 waarbij tijdens de 11 juli-optocht van Borgerhout naar Antwerpen de student Herman Van den Reeck bij een schermutseling omwille van een vlag door de politie werd neergeschoten en vervolgens zonder medische hulp in de politiecellen onder het stadhuis werd gedumpt en waar hij overleed. Van dan af kregen de vieringen die door de Vlaamse Beweging werden opgezet definitief een anti-Belgische toon. In datzelfde interbellum organiseerde men op 9 juli 1933 in Antwerpen een 11 juliviering onder de vorm van een zangfeest. Dat feest zou de volgende jaren als Vlaams Nationaal Zangfeest uitgroeien tot een zelfstandige manifestatie, los van de 11julivieringen. Een feestdag met een heuse spin off, wie doet Vlaanderen dàt na.
meer een uiting van een geslaagde natievorming dan van een politieke strijd
De radicale 11 julivieringen, al dan niet onder de vorm van een Guldensporenherdenking, kenden tot in de jaren 1960 nog een grote toeloop. Ze waren het moment waarop de Vlaamse Beweging haar eisen liet horen en waarop het Vlaamse zelfbewustzijn werd geëtaleerd. Maar gaandeweg zouden die radicale vieringen de plaats ruimen voor de grotere volksfeesten — vandaag georganiseerd door en onder het motto ‘Vlaanderen Feest’. Ze werden meer een uiting van een geslaagde natievorming dan van een politieke strijd. Een correcte evolutie, maar dat neemt niet weg dat 11 juli een uiterst geschikte datum blijft om de leeuw nog eens te laten klauwen.
Foto’s (c) Gazet van Hove.