www.doorbraak.be – door Frank Hellemans .
De Nederlanders hebben Harry Mulisch en W.F.Hermans met sterke romans over de Tweede Wereldoorlog. In de Vlaamse letteren blijft het wachten tot die ultieme vertelling.
Bevrijdingsdag – 5 mei – is een begrip in Nederland. 11 november is dat in Vlaanderen. En veelzeggend, ook in de letteren. Ja, natuurijk zijn er Hugo Claus’ Het verdriet van België en Louis Paul Boons Mijn kleine oorlog. En toegegeven, Jeroen Olyslaegers (Wil) en Erwin Mortier (De onbevlekte) doen hun best. Vergeleken met hun Nederlandse concullega’s Harry Mulisch en W.F. Hermans zijn hun verdienstelijke werken echter klein bier. Terwijl Stefan Hertmans, Erwin Mortier en Stefan Brijs toch beklijvende romans over WO I hebben gemaakt. Maar Hertmans zou in het najaar weleens voor de verrassing kunnen zorgen wanneer De opgang, zijn dramatisch verhaal over een Gentse SS’er, verschijnt.
Drie Vlaamse WO I-klassiekers
(On)betrouwbare vertellers
Mortier pleegde onlangs met De onbevlekte een vervolg op zijn eclatant debuut Marcel van twintig jaar geleden waarin hij in de voetsporen van zijn grootoom Marcel wil geraken die als jonge Oostfronter sneuvelde en over wie in de familie altijd besmuikt als zwart schaap werd gefluisterd. Ook Mortier past de verteltruc van Hertmans toe. Hij sluit dit vervolg af met een reeks authentieke brieven van nonkel Marcel vanop het front. Grunberg heeft ondertussen nog niet getwijfeld aan de echtheid van deze ingeschoven correspondentie. Welaan dan.
Ondertussen gaf Mortier te kennen dat hij graag in Oekraïne bij het soldatengraf van zijn grootoom Marcel zou afstappen om diens oorlogsbelevenissen in een derde deel van nabij te kunnen reconstrueren. Dus ja, Dirk Leyman heeft zeker een punt wanneer hij in Nulpunt 1945. Een mensenleven later opmerkt dat de Tweede Wereldoorlog ‘een literair wingewest zonder weerga’ is geworden voor de Vlaamse letteren, maar echt goud is er toch nog niet opgedolven. Ondanks de talrijke pogingen.
Grote Drie
Jeroen Olyslaegers komt met Wil het dichtst in de buurt van de ultieme Vlaamse WO II-roman, met Louis Paul Boons intense roman Mijn kleine oorlog op haast gelijke hoogte. Het verdriet van België van Hugo Claus eindigt op een verdienstelijke derde plaats. Maar als je dit erepodium vergelijkt met de Grote Drie in Nederland — Mulisch, Hermans en Anne Frank — weet je het wel.
Mulisch heeft heel wat oorlogsromans op zijn palmares : van het spannende De aanslag tot het experimentele Het stenen bruidsbed en de Hitler-fantasie Siegfried. Mulisch zei wel eens dat hij als zoon van een collaborerende Oostenrijkse vader en een Duits-Joodse moeder de Tweede Wereldoorlog in persoon was. Er is alleen tijdgenoot Hermans die met zijn uitgepuurd geschreven, paranoïde romans De donkere kamer van Damocles en De tranen der acacia’s, waar de bevrijding van Brussel trouwens een prominente rol in speelt, in de buurt komt van de grootmeester. Het achterhuis van Anne Frank en Oorlogswinter van Jan Terlouw zijn klassiekers in het genre van de literaire non-fictie, respectievelijk jeugdliteratuur over en rond de Tweede Wereldoorlog.
Olyslaegers’ synthese
Olyslaegers kent zijn klassiekers en gebruikt in Wil de strategie van de briefroman om zijn hoofdpersonage Wilfried Wils het relaas van de Duitse bezetting in Antwerpen te laten doen en dan vooral te vertellen over zijn eigen strapatsen als hulpagent die moest assisteren bij razzia’s tegen de Joodse bevolking. Er zit ook heel wat Gerard Walschap in de mondelinge verteltrant waarbij kleurrijk aangezette scènes over elkaar buitelen. Ons geluk van Walschap heeft eveneens een protagonist die als dichter in contact komt met de plaatselijke Vlaamsvoelende schrijver-opvoeder-notabele die hem in eerste instantie de weg wijst. Walschap heeft trouwens in Wit en zwart misschien als eerste Vlaamse auteur – als je de jonge Michiels niet meerekent (zie verder) — de naweeën van de oorlog met repressie en zuivering opgevoerd. Komt erbij dat Olyslaegers ook de Boonsiaanse touch hanteert en graag de gij-vorm hanteert en snijdige, sarcastische typeringen serveert. Olyslaegers was zo clever om de meest recente historische documentatie over de Jodenvervolging in het Antwerpen van de gewraakte burgemeester Leo Delwaide van Herman Van Goethem en Lieven Saerens uitgebreid te bestuderen en ingenieus in het verhaal te verwerken. Spijtig dat hij in de slotbladzijde zijn hele vertelling op losse schroeven wil zetten door te suggereren dat opa’s die vertellen hoogst onbetrouwbaar kunnen zijn.
Louis Paul Boons Mijn kleine oorlog is een verzameling van columnistisch aangescherpte impressies van de oorlog en verraadt de verteltechnische bravoure van De Kapellekensbaan. Claus’ Het verdriet van België is een apart geroezemoes van stemmen waarin Claus via zijn hoofdpersonage en alter ego Louis Seynaeve zijn collaborerende ouders en familie in beeld brengt, en de repressie, maar toch vooral het rijke roomse leven op het West-Vlaamse platteland én het Kortrijkse tijdens de oorlogsjaren.
Eerherstel voor Ruyslinck en Michiels
Dan zijn Ivo Michiels en Ward Ruyslinck veel explicieter in de literaire verwerking van hun eigen ervaringen als vluchtend kind (Ruyslinck) of oorlogsvrijwilliger-verpleger in Duitsland (Michiels). Ook al werd Ruyslinck weggevaagd uit het literaire geheugen, toch blijft diens Wierook en tranen een ontroerende novelle over de helletocht van twee dolende tieners zonder ouders. Michiels, die na de oorlog afstand nam van zijn eerste drie romans en officieel debuteerde met Het afscheid (1957) , schreef daarvoor al drie totaal vergeten oorlogsverhalen die in een omnibus vandaag niet zouden misstaan in de Vlaamse WO II-literatuur.
Het vonnis, Michiels’ echte debuut uit 1949, verwerkt zijn ervaringen toen hij na een jaar gevangenis wegens collaboratie terug in het gewone leven trachtte in te stappen. Kruistocht der jongelingen (1951) heeft de allures van een jeugdboek. Het vertelt zijn omzwervingen als gemobiliseerde Belgische tiener-soldaat in 1940 en hun nogal absurde avonturen in Frankrijk. De ogenbank (1953) ten slotte is een pakkend verslag van zijn danteske belevenissen als oorlogsverpleger in een Lübecks ziekenhuis.
Vader was een beetje of helemaal fout
Na de hausse in Nederland van ‘mijn vader was (een beetje of helemaal) fout’-boeken in de oorlog, hebben ook meer en meer Vlaamse auteurs een zoektocht ingezet naar de manier waarop hun vaders zich al dan niet zouden hebben ‘verbrand’ in de oorlog. Karl van den Broeck wees in Literatuur geneest Vlaanderen van oorlogstrauma bij het verschijnen van Wil en het in de steigers zetten van de Canvas-reeks De kinderen van de repressie op die trend. Hij had het onder anderen over Jan Emiel Daele (Je onbekende vader) en verwees ook naar Erik Vlaminck en zijn zesdelige cyclus over zijn grootouders, Joachim Pohlmann (Unie van het eigen) en Ingrid Vander Veken (Zwijgen).
Doet Hertmans het weer ?
Ondertussen heeft Stefan Hertmans zijn roman De opgang afgerond die in het najaar bij de Bezige Bij verschijnt en die à la Olyslaegers en Mortier over de Tweede Wereldoorlog zou gaan, en dan vooral over een SS’er die getrouwd was met een Nederlandse en van wie de oudste zoon een prominente Vlaamse intellectueel bleek. Toen Hertmans jaren geleden zijn vroegere stulpje in het te drukke en vooral luide Gentse Patershol inruilde voor het rustige Pajottenland vernam hij dat er ooit een SS’er in het Gentse pand had gewoond. Hertmans trok op onderzoek uit en naar beproefde methode dook hij onder in archieven, zoals hij deed in Oorlog en terpentijn en De bekeerlinge. Resultaat : een naar eigen zeggen politiek én huwelijksdrama.
Misschien dat volgend jaar met Bevrijdingsdag eindelijk zal kunnen worden beweerd dat de Vlaamse letteren nu ook hun eigen onvervalste WO II-klassieker hebben. Of toch ten minste het Oost-Vlaamse pendant van de West-Vlaamse (Claus) en Antwerps-Brabantse (Olyslaegers) versie van de Duitse bezetting. Nu nog de Limburgse.
Afijn, uitkijken dus naar V-day 2021. En de Olympische Spelen natuurlijk.