door Michaël Vandamme in (c) ’t Pallieterke .

Toen professor Juul Hannes zijn ‘transfer-boek’ publiceerde (voluit : “De mythe van de omgekeerde transfers tussen Vlaanderen en Wallonië sinds 1830”), had het land net de calamiteiten van Paars II achter de rug, zat de N-VA nog in kartel met de CD&V en stroomden er jaarlijks ettelijke miljarden van noord naar zuid. We schrijven 2007 en die transfers – zo bleek alvast uit zijn boek – waren er eigenlijk altijd al geweest. Of hij erin geslaagd was om door gedegen wetenschappelijk werk deze mythe de wereld uit te helpen betwijfelen we, maar Hannes had de verdienste het onderwerp op een zakelijk-rationale manier benaderd te hebben.

Het verschijnen van zijn boek was toen de aanleiding voor een uitgebreid interview in dit blad. Het regende pijpenstelen, het verkeer in de Arteveldestad lag lam, wat ons deed besluiten de laatste kilometers te voet af te leggen. We verwittigden hem van de onvermijdelijke vertraging, waarop hij prompt in zijn wagen sprong om uw dienaar te zoeken. Dat lukte alsnog, waardoor we voor de laatste honderd meter van de trip van de aangeboden lift gebruik konden maken. “Every inch a gentleman.” Juul Hannes overleed in 2012.

Dat bijna 15 jaar na datum zijn werk opnieuw werd uitgegeven, zegt veel over de actualiteitswaarde van het onderwerp. We spraken met een van die auteurs : Trends-journalist Alain Mouton.

Verouderde fiscaliteit

Hoe verklaart u die mythe dat de transfers, zoals we die vandaag kennen, eigenlijk niets anders zijn dan het vele geld dat in de Belgische geschiedenis richting Vlaanderen zou gestroomd zijn ?

“In de 19de eeuw waren Wallonië en Brussel beduidend rijker dan ‘Arm Vlaanderen’, zoals de titel luidde van het spraakmakende boek dat August De Winne in die jaren schreef. Er was zoveel armoede dat de mensen letterlijk van de honger crepeerden. Maar daartegenover stond een fiscaliteit die niet afgestemd was op de economische evolutie die zich had voorgedaan. Deze was opgesteld in de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en nooit meer fundamenteel aangepast. De focus lag op de belasting van onroerend goed, terwijl mijnexploitatie en de fors oprukkende industrialisering grotendeels buiten schot bleven. Vlaanderen werd met andere woorden op zijn verleden belast, Wallonië niet op de nijverheden die floreerden.”

Op welke manier ging Juul Hannes te werk in zijn onderzoek ?

“U moet weten dat hij van opleiding historicus was, maar een die erg goed kon rekenen, zoals Frans Crols het ooit schreef. Hij is gewoonweg gaan kijken naar de beschikbare cijfers. Die gegevens waren vrij beschikbaar, dat leverde geen enkele moeilijkheid op. Laten we ook niet vergeten dat het fiscaal kader toen beduidend eenvoudiger was. Er was in die jaren ook nog geen sprake van sociale zekerheid, vandaag toch een belangrijk kanaal van overdracht. Een ander element was het cijnskiesrecht, waardoor enkele een gegoede klasse stemrecht had. En die gegoede klasse zorgde heel goed voor zichzelf…”

Welvaart afromen

Laten we de link naar vandaag leggen. Hoe groot zijn die transfers nu uiteindelijk ?

“Er zijn verschillende onderzoeken die telkens op wat afwijkende bedragen uitkomen, maar gek ver liggen die niet uit elkaar. Men zou vandaag op ongeveer 12 miljard zitten, waarvan een kleine 5 miljard via de sociale zekerheid. Maar absolute cijfers zeggen niet alles. De transfers zouden goed zijn voor 6 procent van het Vlaams Bruto Regionaal Product. Ter vergelijking : in Duitsland was dat nooit meer dan 4,8 procent op een moment dat de eenmaking en de heropbouw van de DDR hopen geld kostten. Je kan dat natuurlijk vertalen in een bedrag per capita, maar ik zie het liever anders : dit zijn middelen voor de zorg, infrastructuurwerken, schoolgebouwen, noem maar op. Het draait niet zozeer rond persoonlijke verarming of verrijking, maar over de publieke werkingsgelden die het Vlaanderen van morgen gestalte moeten geven.”

“Er bestaat wel eens discussie over het werk van de Leuvense economen Willem Sas en André Decoster. Zij relativeren en zien eerder interpersoonlijke transfers tussen rijke en arme burgers. Maar dat interregionale aspect is echt wel van belang. Het is een relevant beleidsniveau en je kan niet ontkennen dat de transfers de ontvangende regio niet aanzetten tot een verantwoordelijk beleid. Zij gebruiken soms trucs van de foor om de Vlaamse transfers te relativeren of te verlagen. Bijvoorbeeld door de opbrengst van de vennootschapsbelasting toe te kennen aan de regio met de hoofdzetel van een bedrijf, vaak Brussel in dit geval. Een beetje flauw. De winst wordt in veel gevallen gegenereerd in afdelingen of productiesites buiten Brussel. In andere federale landen zoals Canada houdt men daar bij transferanalyses wel rekening mee.”

Hoe kijken de Franstaligen naar het verschijnsel 

“Sinds een aantal jaren is er aan Franstalige kant een grotere bewustwording over de transfers. Ze worden niet meer weggelachen of gerelativeerd. Onder andere het onderzoeksinstituut CERPE van de Universiteit Namen heeft degelijk werk geleverd hierover. Men wijst in die studie naar de gebrekkige Waalse fiscale en parafiscale inkomsten voor de sociale zekerheid als oorzaak van de transfers.”

Juul Hannes, “De mythe van de omgekeerde transfers”, Doorbraak, 2021, 176p. (Met extra bijdragen van Geert Jennes, Alain Mouton en Didier Paquot).