door Jan Huijbrechts in ’t Pallieterke .

Deze week is het precies 50 jaar geleden dat een voorstelling van het toneelstuk van auteur en journalist Bert Verhoye over Cyriel Verschaeve aan de universiteit van Gent manu militari verhinderd werd door het KVHV, Were-Di en de VMO (Vlaamse Militanten Orde). De massaal opgetrommelde politie moest het gebouw ontzetten, waarbij het tot flinke rellen kwam.  

Cyriel Verschaeve, die sinds 1911 onderpastoor was in Alveringem, had vóór de Grote Oorlog al een stevige reputatie als Vlaamsgezinde dichter, schrijver en essayist. Die reputatie groeide nog meer tijdens de Eerste Wereldoorlog, wanneer zijn pastorij – die een paar kilometer van de frontlijn lag – een trefpunt werd voor veel Vlaamsgezinden.

De radicale Vlaamse Beweging wilde Verschaeve instrumentaliseren voor politiek-ideologische doelen

Alhoewel hij formeel niet tot de leiding behoorde, groeide hij uit tot de belangrijkste raadgever van de frontbeweging, de illegale organisatie van Vlaamsgezinde militairen aan en achter het IJzerfront. Tijdens het interbellum probeerde Verschaeve een tijdlang – onder meer in het IJzerbedevaartcomité – als brugfiguur te fungeren tussen radicale en meer gematigde Vlaams Bewegers, maar zijn eigen doctrinaire halsstarrigheid en vaak eigengereid optreden deden hem uiteindelijk uitgroeien tot een boegbeeld van het radicale Vlaams-nationalisme.

Ijzertoren Diksmuide

Boegbeeld na de dood

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam Verschaeve bijna onvermijdelijk in de collaboratie terecht, waar hij de heraut werd van de meest radicale strekking, zijnde die van de DeVlag en de Germaanse SS. Hij aanvaardde het voorzitterschap van de Cultuurraad van Vlaanderen en steunde de werving van oostfrontvrijwilligers. Kort voor de bevrijding vluchtte Verschaeve naar Duitsland, waar hij raadgever werd van de Vlaamsche Landsleiding, een soort van Vlaamse collaboratieregering in ballingschap. Dat engagement leverde hem bij verstek de doodstraf op, want Verschaeve was na de ineenstorting van het Derde Rijk ondergedoken in het plaatsje Solbad Hall in Tirol.

Na zijn overlijden op 8 november 1949, bleef Verschaeve in de ogen van heel wat Vlaams-nationalisten een bijna profetische figuur. Een visionaire ziener, die misschien in zijn laatste levensjaren ietwat op de dool was geraakt, maar aan wie veel kon worden vergeven. Een jaar na zijn overlijden werd door een kleine, maar vastberaden groep aanhangers al een eerste ‘bedevaart’ naar zijn graf in Solbad Hall gehouden. Een traditie die tot 1971 vrijwel jaarlijks werd georganiseerd en die liet zien hoe de radicale Vlaamse Beweging dit, voor velen controversiële, boegbeeld wilde instrumentaliseren voor politiek-ideologische doelen als de regeneratie van het Vlaams-nationalisme na de Tweede Wereldoorlog en de hieraan gekoppelde amnestie-eis.

publicaties van de VMO

Repatriëring

In het Vlaams-nationale tijdschrift ‘Broederband’ werd al in 1965 een oproep gelanceerd om zijn stoffelijke resten – volgens Verschaeves laatste wens – naar Vlaanderen te repatriëren als ‘een eerste stap naar morele amnestie’. Een pleidooi dat tijdens de volgende bedevaarten met enige regelmaat herhaald werd en uiteindelijk niet in dovemansoren viel, maar wel een erg aparte invulling kreeg. In de nacht van 10 op 11 mei 1973 vond ‘Operatie Brevier’ plaats. Een ‘speciale eenheid’ van acht VMO’ers haalde in het grootste geheim de stoffelijke resten van Verschaeve uit de grafkelder in Solbad Hall en transporteerde het lijk naar Vlaanderen. Met die wel erg drastische en illegale stunt wilden de VMO’ers Verschaeves laatste wens om begraven te worden in Vlaanderen in vervulling laten gaan, maar ze deden vooral de controverse rond Verschaeve en het collaboratieverleden opnieuw hoog oplaaien.

De bedoeling was om Verschaeve bij te zetten in de crypte van de IJzertoren in Diksmuide en aanvankelijk waren hierover gesprekken gevoerd met het IJzerbedevaartcomité, maar de grote media-aandacht en vooral de massale klopjacht van de gerechtelijke politie, BOB (Bewakings- en Opsporingsbrigade) en rijkswacht op de daders én het door hen verborgen lijk boorden dat plan de grond in.

Een paar keer wisten actievoerders met zelfgemaakte megastinkbommen de opvoeringen te boycotten

Bovendien bleek een flink deel van de toenmalige Vlaamse Bewegers niet écht opgetogen met de manier waarop een en ander was verlopen. Jan Nuyts, de toenmalige hoofdredacteur van ’t Pallieterke, was erg scherp in zijn kritiek. Hij had het over een “totaal mislukte stunt” en “misselijk gesol met het lijk”. Het was uiteindelijk aan Rik De Ghein, de secretaris van het IJzerbedevaartcomité – die als onderhandelaar had opgetreden -, en de tussenkomst van CVP-senator Leo Van Ackere te danken dat de stoffelijke resten van Verschaeve – onder een meter gewapend beton – werden begraven in Alveringem.

graf Cyriel Verschaeve in Alveringem

Demythologisering

Bert Verhoye, die voor De Nieuwe Gazet – het Antwerpse broertje van Het Laatste Nieuws – schreef, was kort daarna in Alveringem aanwezig op een Verschaevehulde en meende dat het hoog tijd was om Verschaeve te demythologiseren. Hij begon, in samenspraak met regisseur Michel La Faille en acteur Dirk Celis, een ‘satirisch’ toneelstuk te schrijven. Geld om theater te maken hadden ze niet en het was cabaretier Herman Van Veen die hen toen uit de nood hielp.

Een paar dagen nadat het stuk op zondag 15 september 1974 onder luidkeels protest van Vlaams-nationale actiegroepen in première was gegaan in ‘Het Natiepeerd’ in de Lange Noordstraat, schreef ’t Pallieterke : “De première is voorbij. Het natiepeerd heeft zijn drol gelegd. Degenen die alleen maar kleinheid willen ontwaren, hebben hun pleziertje gehad : het denken en handelen van een dichter en denker, waarin een groots drama had kunnen steken, werd herleid tot een politieke sketch die weliswaar honderden politieagenten en rijkswachters kon op de been brengen, maar slechts veertig kijklustigen tot een tocht naar het achterbuurttoneelzaaltje verleiden.” Iets verder in dat hoofdartikel klonk het zo : “Ik weet wel dat het grote woorden zijn, maar nu de tv de hele provocatie van het ‘toneelwerk Verschaeve’ heeft tentoongesteld, is het duidelijk dat een volk zich niet op die manier mag laten beledigen zonder protest. Dat is een kwestie van elementair zelfrespect.”

VMO-militant (museumstuk)

Verdere incidenten

En dat protest bleef niet uit. Een paar keer wisten actievoerders met zelfgemaakte megastinkbommen de opvoeringen te boycotten. Klap op de vuurpijl was de brandstichting, begin oktober 1974, in ‘Het Natiepeerd’, waarbij een hoek van het pand zwaar beschadigd raakte. Eén van de meest incidentrijke voorstellingen vond plaats in Gent op 21 oktober 1974 toen het stuk op verzoek van het Liberaal Vlaams Studentenverbond en de Marxistisch Leninistische Beweging – de studentenorganisatie van AMADA (Alle Macht aan de Arbeiders, de voorloper van de huidige PVDA) – in Auditorium E van de campus Blandijn zou opgevoerd worden. Gevolg : een paar charges met de wapenstok van de politie, traangas, het waterkanon en enkele zwaargewonden.

Amper een paar weken later – op 6 december 1974 om precies te zijn – leidde dat zelfs tot extreemlinkse frontvorming. Want als een reactie op de flinke rellen in Gent, werd toen het Anti-Fascistisch Front (AFF) als overkoepelende organisatie ‘tegen het fascisme als ideologie en de krachten die het fascisme in zijn geheel of in delen ervan in de samenleving willen invoeren’ boven de doopvont gehouden.

foto’s (c) Gazet van Hove .