NIEUWS – door Ivan Van de Cloot – www.doorbraak.be .
De uitgaven aan leeflonen stegen de voorbije jaren fors. Een belangrijke factor daarbij is de toename van mensen met herkomst van buiten de EU.
Nu er nieuwe bestuurders in de gemeenten zijn, buigen die zich in de komende tijd massaal over de gemeentefinanciën. Een belangrijke rubriek daarbij is de betaling van de leeflonen. In Vlaanderen werden er in 2023 voor 563 miljoen euro aan leeflonen uitbetaald. De twintig gemeenten met de grootste uitgaven aan leeflonen staan in voor 57 procent van het totaal. Daarbij speelt uiteraard de schaal van de gemeente.
Zo betaalt Antwerpen alleen al 87 miljoen euro aan leeflonen uit, gevolgd door Gent met 61 miljoen euro. Maar het is niet alleen de bevolkingsgrootte die het resultaat bepaalt. Zo is Mechelen de derde grootste uitbetaler van leeflonen, terwijl dat maar de vijfde grootste gemeente is in inwonersaantal. Nog opvallender is Oostende dat als tiende grootste gemeente wel de vierde in rang is in het uitbetalen van leeflonen. Lier valt ook op : de achttiende gemeente volgens inwonersaantal, maar de dertiende volgens leeflonen. Aan de andere kant heb je Brugge dat wel de derde gemeente is volgens inwoners maar op plaats negen staat inzake uitbetaalde leeflonen.
Provincies
In de provincie Antwerpen verdubbelden de budgetten voor uitbetaling van leeflonen sinds 2015. In de andere provincies was de toename nog sterker. Cumulatief werd er in die periode, sinds 2015 dus, in deze provincies 3,6 miljard euro aan leeflonen uitbetaald. Sinds 2008 nam het aantal leeflonen toe in de provincie Antwerpen met 35 procent, in Oost-Vlaanderen met 42 procent, in Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen met 70 procent en in Limburg met 87 procent.
Grootsteden
In de groep van grootsteden en centrumsteden (dertien gemeenten) bedragen de gemeentelijke uitgaven voor leeflonen gemiddeld 4,5 procent van het gemeentebudget. Gemiddeld wordt er 10,4 procent aan het bredere sociaal beleid gespendeerd. Dat is dus fors hoger dan in de meeste andere gemeenten van Vlaanderen.
De concentratie van leefloners is dus een ‘grootstedelijk fenomeen’. Hoewel daaraan een nuance moet worden toegevoegd : de grootste samenhang over alle gemeenten heen is die tussen het relatieve aantal personen dat een leefloon ontvangt en de concentratie van de groep met een herkomst van buiten de Europese Unie.
De concentratie aan mensen met leeflonen in de grootsteden en centrumsteden is vijfmaal hoger dan in de landelijke gemeenten met hogere inkomens
Gemiddeld bedraagt de groep inwoners met niet-EU-herkomst in de dertien gemeenten met grootstedelijk karakter 24,3 procent van de bevolking (gaande van 12,5 procent voor Brugge tot 43,8 procent voor Antwerpen). In deze groep bedraagt de werkzaamheidsgraad gemiddeld 42,8 procent. De inactiviteitsgraad bedraagt er 47,6 procent. De werkloosheidsgraad is er hoger dan in kleinere gemeenten.
Concentratie
De concentratie aan mensen met leeflonen in de grootsteden en centrumsteden is vijfmaal hoger dan in de landelijke gemeenten met hogere inkomens. Het aandeel van het budget voor sociaal beleid is het dubbele. Het relatief aandeel van mensen met herkomst van buiten de EU is er vijfmaal zo groot. De werkzaamheidsgraad is er vier procentpunt lager. Het percentage mensen met volledige arbeidsongeschiktheid een derde hoger.
Het is opmerkelijk hoe ook de werkloosheidgraad deze verdeling volgt. Er zijn trouwens ook gemeenten die op dat punt uit de band springen. Zo is Zelzate een gemeente waar, gegeven de concentratie van mensen die een leefloon ontvangen, het totale budget aan leeflonen en zeker ook het sociale budget opvallend hoog is.
Herkomst van buiten de EU
De vier gemeenten met de grootste relatieve aanwezigheid van mensen met herkomst buiten de EU zijn Genk, Antwerpen, Vilvoorde en Machelen. In Machelen bedraagt de niet-EU bevolking 50,9 procent van het totaal, in Vilvoorde 45,2 procent, in Antwerpen 42,7 procent, in Genk 33,6 procent. In deze kopgroep bedraagt de werkzaamheidsgraad (in percentage van aantal inwoners) gemiddeld slechts 41 procent. De inactiviteitsgraad bedraagt er 46,8 procent. De werkloosheidsgraad bedraagt er 9,8 procent.
Conclusie
Het algemeen beeld is dus dat de gemeenten met minder inwoners van buiten de EU een sterker socio-economische profiel hebben. Met hogere werkzaamheidsgraad. En lagere werkloosheidsgraad.
Het is duidelijk dat de aanwezigheid van een belangrijke groep met herkomst uit de niet-EU-landen extra uitdagingen kent. Een lagere werkzaamheidsgraad en meer inactiviteit betekent ook meer ondersteuning vanuit de gemeente, en dus druk op de gemeentefinanciën.
Ivan Van de Cloot is hoofdeconoom van Stichting Merito. Hij publiceerde eerder o.a. ‘Overheid + Markt’, ‘Taxshift’, ‘Roekeloos’ en ‘De rekening moet kloppen’. Merito site : https://www.stichting-merito.be/
foto’s (c) Gazet van Hove .