Een onderzoek aan de Vrije Universiteit Brussel leert dat de grote meerderheid van de ondervraagde leraars in Vlaanderen manifest gekant is tegen de geplande onderwijshervorming.
Leerkrachten zijn in sterke mate gekant tegen een hervorming van het secundair onderwijs zoals vorig jaar werd voorgesteld in een oriëntatienota van de onderwijsminister. Dat is één van de besluiten die Wim Van den Broeck, professor ontwikkelings- en schoolpsychologie aan de Vrije Universiteit Brussel, trekt op basis van een onderzoek naar de opinie van een duizendtal leerkrachten in Vlaanderen. Een ruime meerderheid (72,7%) van de ondervraagden gaf aan tegen de geplande hervorming te zijn.
In de enquête, die werd opgesteld in overleg met andere onderwijsspecialisten, werd gevraagd naar de algemene houding t.o.v. de hervorming, naar de verwachte effecten van de hervorming op de doorstroom van de leerlingen (waterval, zittenblijven, ongekwalificeerde uitstroom), naar de gevolgen voor de leerkrachten, en naar de rol van studie-oriëntering van de leerlingen.
Leerkrachten reageren overwegend afwijzend
De onderzochte leerkrachten kwamen uit alle onderwijsvormen : 45,4% uit het ASO, 27,7% uit het TSO, 25% uit het BSO en 1,9% uit het KSO. 72,7% van de ondervraagde leerkrachten is eerder tegen of helemaal tegen de geplande hervorming (resp. 35,8% en 36,9%). Slechts 0,7% is helemaal voor en 5,9% is eerder voor, de rest is onbeslist (20,6%). Iets meer dan de helft van de respondenten is het eens met de stelling dat het huidige onderwijssysteem goed is zoals het is en dat een hervorming dus niet nodig is (54,5% en 13,1% onbeslist). Een grote meerderheid denkt dat de leerlingen geen baat zullen hebben bij de hervormingen (62,1% en 24,1% onbeslist) en vindt de hervorming niet haalbaar (69,8% en 21,7% onbeslist). Bijna twee derden meent dat het niveau van sterkere leerlingen erop achteruit zal gaan en een even grote groep gelooft niet dat het niveau van zwakkere leerlingen erop vooruit zal gaan. Opvallend is ook dat naarmate de leerkrachten meer onderwijservaring hebben, de afwijzende houding sterker is en dat is ook het geval indien leerkrachten aangeven zich geïnformeerd te hebben over de hervorming. De sterkste tegenstand valt te noteren in het ASO, maar in geen enkele onderwijsvorm is er een meerderheid voor de hervorming. In het BSO zijn er de meeste voorstanders (11,6%, m.n. 9,8% eerder voor en slechts 1,8% helemaal voor).
Verwachte effecten op doorstroom van leerlingen
Waar slaan de bezwaren van de ondervraagde leerkrachten op? Ruim drie kwart van de leerkrachten (76,7%) gelooft niet dat de bekende waterval in het secundair onderwijs kan worden opgelost door de onderwijsvormen af te schaffen, zoals voorzien in de hervormingsplannen. Minder dan de helft (46,2%) van de leerkrachten is overigens van oordeel dat het huidige watervalsysteem een negatieve invloed heeft op de slaagkansen van de leerlingen (41,1% is het daar niet mee eens, en 12,7 % is onbeslist). De meeste leerkrachten verwachten ook niet dat de kans op zittenblijven kleiner zal worden met de hervorming, noch dat er meer leerlingen met een diploma zullen afstuderen. Van de uitstel van studiekeuze verwacht de meerderheid (61,4%) niet dat dit zal zorgen voor een meer bewuste keuze (26,4% denkt van wel en 12,2% is onbeslist). De overgrote meerderheid van de leerkrachten (78,4%) is daarentegen wel gewonnen voor het herwaarderen van de huidige onderwijsvormen en verwacht dat daardoor meer gelijkwaardigheid kan bereikt worden tussen de leerlingen uit de verschillende onderwijsvormen.
Gevolgen voor arbeidsomstandigheden
Vele leerkrachten (73,6%) verwachten dat de voorgenomen hervorming een verhoogde werkdruk zal meebrengen, wat vooral toegeschreven wordt aan de verwachte grotere heterogeniteit van de leerlingen in een klas.
Belang van studie-oriëntering
Als alternatief voor de hervormingen verwachten de meeste leerkrachten veel van een verbeterde studie-oriëntering doorheen het hele studietraject (79,9%). Ook blijken ze in meerderheid voorstander te zijn van een systeem waarin meer soepele overgangen mogelijk zijn, in om het even welke richting, tussen de onderwijsvormen.
Het onderzoek werd uitgevoerd onder de leiding van Prof. Dr. Wim Van den Broeck door Kizzy Cools, Dyana Floor, Nora Koraichi en Pinar Goker.
Peter De Roover, chef-politiek Doorbraak
www.doorbraak.be