De Belgische politieke geschiedenis is er een van contra-hervormingen die volgen op hervormingen. Die tegenbeweging was zelden langere tijd succesrijk. Bart Maddens houdt er rekening mee dat de volgende contrareformatie meer kans heeft op slagen.
Augustus 2003. Rik Van Cauwelaert interviewt Herman De Croo voor Knack. Het zijn hoogdagen voor paars. De electorale triomf van de VLD ligt nog vers in het geheugen. De Croo is dan ook uitzonderlijk goed geluimd en praat honderduit. Hij maakt zich vrolijk over Vincent Van Quickenborne, die nog maar net staatssecretaris is geworden in de tweede regering Verhofstadt. ‘Vincent Van Quickenborne die eerst zegt : “Ik ben een republikein!” Wat later, als staatssecretaris : “Ja maar, ik heb dat zo niet bedoeld.” Die wendbaarheid, ik vind dat magnifiek. Het systeem recupereert toch zo handig.’ De Croo is duidelijk bij een geliefkoosd onderwerp aanbeland : ‘Van de jezuïeten heb ik het volgende geleerd: hervormen, dat kan iedereen. Daar moet je weinig of geen verstand voor hebben. Maar de contrareformatie, dat ligt maar in het bereik van weinigen. Ik ben een contrareformator. De recuperatie van de hervorming, daar moet je verstand voor hebben.’ En in zijn enthousiasme laat hij zich zelfs een indiscretie ontvallen : ‘Als ik dat tegen ’s konings kabinetschef Jacques van Ypersele zeg, dan weet die precies wat ik bedoel. Het systeem overleeft maar dankzij de contrareformator. Het gaat dood aan al die hervormers.’ (Knack, 20 augustus 2003)
Van De Croo mag je denken wat je wil, maar hij is een uitzonderlijk lucide waarnemer van het politieke gebeuren. Want hij heeft gelijk: op elke hervorming volgt er een contra-hervorming, een poging tot recuperatie van de hervorming. Op elke staatshervorming volgt er een weerbots, een tricolore backlash. Na de communautaire turbulenties van de jaren zeventig werd de staatshervorming onder Martens V bevroren. In 1983 werd een begin gemaakt met de koninklijke toespraken op de nationale feestdag, met de uitdrukkelijke bedoeling om een nieuw Belgisch patriottisme te creëren. De promotiecampagne ‘Dit is Belgisch’ werd gelanceerd. In 1984 zag de schimmige Coudenberg-groep het licht, bestaande uit een aantal establishment-figuren die ijverden voor een ‘authentiek’ federaal België met sterke provincies. Maar die contrareformatie was van korte duur. Met de Happart-crisis van 1987 was het hek weer van de dam en brak een nieuwe periode van hervormingen aan. In de jaren negentig was het vooral Jean-Luc Dehaene die gestalte gaf aan de contrareformatie en Luc Van den Brande onder de knoet moest houden. Dat was ook de tijd dat de meeste culturo’s zich tot het Belgisch nationalisme bekeerden, samen met een hele resem van zelfverklaarde intellectuelen.
Geen deuk in een pak boter
De Croo heeft het dus goed gezien. Maar anderzijds, die contrareformatie heeft in het verleden nooit veel om het lijf gehad. Men is er nooit in geslaagd om de politieke dynamiek in de richting van minder België en meer Vlaanderen stop te zetten, laat staan terug te draaien. Er zijn geen institutionele contra-hervormingen gebeurd, waarbij eerdere hervormingen werden teruggeschroefd om België te versterken. De paarse contrareformatie van De Croo heeft evenmin een deuk in een pak boter kunnen slaan. Bij de regionale verkiezingen van juni 2004 was het al uit met de pret, dankzij de spectaculaire overwinning van het kartel CD&V-N-VA. En vanaf dan stond de barometer weer op hervormingen.
Als de N-VA volgend jaar niet incontournable wordt, dan zal het communautaire stof voor lange tijd gaan liggen. Het is een gemakkelijke voorspelling dat we dan weer in een fase van contrareformatie terechtkomen. Vraag is niet zozeer of die er komt, maar wel of de contrareformatoren dit keer meer succes zullen hebben dan in het verleden. Ik vrees dat dit wel eens het geval zou kunnen zijn. Nieuw in vergelijking met vroeger is dat de contrareformatie al voor een stuk ingebakken zit in de staatshervorming zelf. Een van de belangrijkste institutionele hervormingen is de verlenging van de legislatuur voor de Kamer, waardoor de federale en de regionale verkiezingen voortaan zullen samenvallen. Als gevolg daarvan is de kans groot dat de Vlaamse regeringen in de toekomst altijd worden gevormd volgens het scenario van 1995 en 1999: eerst wordt de federale regering geformeerd en dan, als een afgeleide daarvan, de Vlaamse. Het zijn enkel de V-partijen die daar een stokje voor kunnen steken. Maar als ze daar volgend jaar niet in slagen, dan is het goed mogelijk dat het V-momentum voor lange tijd voorbij is.
Er speelt ook nog iets anders. Het wordt met de dag duidelijker dat de traditionele partijen uit zijn op revanche ten aanzien van de Vlaams-nationalisten. De opmars van het Vlaams Blok en nadien de N-VA betekende voor de traditionele partijen een dramatische aderlating inzake personeel, geld en mandaten. En dan spreken we nog niet over de politieke vernedering. Reken maar dat het volgend jaar payback time wordt. Wat CD&V betreft formuleerde Luc Van der Kelen het recent als volgt : ‘Prononcez le mot “De Wever” devant Wouter Beke, et vous verrez sa tête changer. Car pour lui, la vengeance est un plat qui se mange froid. S’il existe une chance de mettre la N-VA en dehors du jeu, Beke le fera. L’humiliation du CD&V, parti tellement puissant, a été telle !’ (Le Soir 15 juni).
Een Vlaamse regering onder federale curatele, met een revanchistische ingesteldheid, zal radicaal komaf maken met alles wat ook maar ruikt naar de N-VA. Zo een regering zal met veel plezier overschotten boeken ter compensatie van het federale onvermogen om te besparen. Onder het mom van samenwerkingsfederalisme zal de Vlaamse bestedingsautonomie de facto worden ingeperkt. Kris Peeters gaf ons recent al een voorsmaakje daarvan. In die context wordt alleen al het woord ‘belangenconflict’ een absoluut taboe. En als de Franstaligen in de uitvoeringsfase van de zesde staatshervorming nog wat willen afpingelen op de over te dragen bevoegdheden, dan zal de anti-V regering daar zeker niet moeilijk over doen.
Zinnen op wraak
De harde Vlaamse kantjes zullen er vlijtig worden afgevijld. Exit dus de Wooncode en Wonen in eigen streek. Exit ook de omzendbrief Peeters bij de minste tegenwind vanuit de tweetalige Kamer van de Raad van State. De feitelijke uitbreiding van Brussel via het Stade National zal vanuit Vlaanderen ‘positief worden benaderd’. En uiteraard zal de anti-V regering de Communauté Métropolitaine geen strobreed in de weg leggen.
Dat de contrareformatie op enige welwillendheid zal kunnen rekenen in de media is een understatement. We benaderen de werkelijkheid allicht dichter als we schrijven dat er op nogal wat redacties een orgie zal losbarsten van uitzinnige vreugde. Want ook veel opiniemakers zinnen sinds lang op wraak (zie hierover mijn bijdrage in Doorbraak van december 2012). Je voelt nu al dat de journalisten reikhalzend uitkijken naar de eerste tricolore zwaluwen. De N-VA die een paar procentpunten achteruitgaat in een peiling, de VLD die het confederalisme afzweert, de CD&V-jongeren die de nationale kieskring omarmen, een vol stadium voor de Rode Duivels: alles is goed om het begin van een Belgische lente af te kondigen. Misschien, aldus Walter Pauli, voelt Gwendolyn Rutten als eerste aan ‘dat het land de communautaire conflicten doodmoe is, en boort ze een onvermoed electoraal reservoir aan.’
En dan is er natuurlijk, als klap op de vuurpijl, de blijde intrede van koning Philippe. Het Hof heeft altijd een sleutelrol gespeeld in de pogingen tot contrareformatie. Het is geen toeval dat Herman De Croo in dit verband spontaan verwijst naar Jacques van Ypersele de Strihou. Ook nu weer zal de monarchie het zenuwcentrum zijn van de operatie. En de troonswisseling moet de supreme upbeat worden tot het Belgische réveil.
Zou het echt zo zijn dat Albert louter om gezondheidsredenen uitgerekend nú de kroon doorgeeft aan zijn zoon ? Toeval of niet, maar de vrijdag vóór de aankondiging van de troonsafstand werd in het editoriaal van Le Vif/L’Express een vurig pleidooi gehouden voor een snelle troonsopvolging door Prins Philippe. Tot einde juni was het mondgemeen dat koning Albert best zou aanblijven tot na de verkiezingen van 2014. Er was immers een ervaren gids nodig om die aartsmoeilijke regeringsvorming in goede banen te leiden. Maar Le Vif draaide de redenering om. Koning Albert moet zo snel mogelijk de baan ruimen, precies om te vermijden dat de regeringsvorming van 2014 aartsmoeilijk wordt. Een snel aantreden van de nieuwe koning Philippe zal een patriottisch élan creëren dat Bart De Wever de wind uit de zeilen kan nemen. Philippe is eigenlijk de belangrijkste troefkaart van Di Rupo, aldus nog Le Vif.
Reconstruction de l’identité belge
Het probleem is allicht niet dat Albert momenteel te vermoeid is om de minimale taken van een koning te blijven uitoefenen (uiteindelijk komt daar niet zoveel bij kijken). Het probleem is wel dat hij te vermoeid is om een revitaliserende rol te spelen. En dat is nu net wat het establishment van een koning verwacht in tijden van contrareformatie. Philippe en Mathilde moeten het symbool worden van een nieuw begin voor België. Ze moeten in de aanloop naar de verkiezingen alomtegenwoordig zijn. Om nogmaals Le Vif te citeren : ‘Festivités nationales. Elans patriotiques. Joyeuses entrées à Bruxelles, Namur, Gand, Liège, Charleroi. Belle foire d’empoigne à Anvers, capitale de N-VAland. Reconstruction d’un large sentiment d’identité belge, d’appartenance au même pays.’
Ongetwijfeld zal de troonswisseling leiden tot een kortstondige opstoot van koningsgezindheid en patriottisme. Elke Belgische vlag, elke hysterische vreugdekreet, zal door de Belgischgezinde journalisten gretig worden opgeklopt tot een ‘nieuw politiek feit’. Maar toch kan men zich afvragen of het establishment hier niet aan zelfoverschatting doet. De kans dat het koningsfeestje lang zal blijven nazinderen is klein. In september is het weer business as usual. En dan zou het wel eens kunnen dat de nieuwe koning voor de traditionele partijen eerder een handicap is dan een troef. Koning Philippe die het moraliserende vingertje verheft tegen de ‘omfloerste separatisten’ : een betere pre-campagne kan Bart De Wever zich niet wensen.
Om succesvol te zijn mag een contrareformatie niet te veel opvallen. De echte contrareformator opereert bij voorkeur in de luwte, achter de schermen. Ook dit werd in augustus 2003 scherpzinnig opgemerkt door Herman De Croo. Hij vergeleek de contrareformator toen met een snoeier die uiterst voorzichtig en subtiel tewerk gaat : ‘Hij moet weten wat slecht is en dat dan wegknippen, zoals een dorre tak, en laten schieten wat goed en vruchtbaar is.’ Toeters en bellen werken hierbij eerder contraproductief. Als het teveel zou opvallen dat Philippe koning wordt om Bart De Wever een hak te zetten, dan zal de contra-hervorming mislukken nog voor ze goed en wel is begonnen.
Maar laten we daar toch maar niet te veel op rekenen. De kans is reëel dat er op 11 juli 2014 bitter weinig te vieren zal zijn. Een reden te meer om het er dit jaar nog eens goed van te nemen op de Vlaamse feestdag. Nu het nog kan.
Prof. Dr. Bart Maddens – www.doorbraak.be