Nog elf maanden en dan zijn er naast Vlaamse en federale, ook Europese verkiezingen. Opiniepeilingen wijzen op een machtsverschuiving binnen het Europees parlement. Het Europese politieke establishment vreest dat het een stuk kritischer zal staan tegenover de EU dan dat vandaag het geval is.

De frustratie over hoe de Europese leiders er niet in slagen de eurocrisis op te lossen, zal zich volgend jaar misschien uiten in de uitslag van de parlementsverkiezingen. Er kan serieus gehakt worden in de dominantie van de traditionele politieke blokken die zich in Straatsburg nog steeds als ‘een goedbetaalde lobbyclub voor de Europese gedachte’ gedragen.

De christendemocratische EVP-, de sociaaldemocratische S&D- en de liberale ALDE-fracties bezetten vandaag samen 545 van de 754 zetels in handen. De eurorealisten van ECR, waarvan de Britse Conservatieven bijna de helft van de zetels leveren, hebben amper 53 zetels. Eurorealisten willen een versterking van de Europese interne markt, maar zijn tegen een federaal Europa gekant. De anti-EU fractie EVD, aangevoerd door de mediagenieke Nigel Farage van UKIP, telt slechts 36 zetels.

In een epische tussenkomst in de laatste plenaire sessie van het EP in Straatsburg waarschuwde Farage de Europese Commissie voor een electorale storm. ‘Voorlopig komen jullie er nog mee weg, maar niet lang meer. Er is een electorale storm op komst van links, van rechts en vanuit het centrum. Die trend is duidelijk in landen als Frankrijk, Italië, Finland, Nederland, en het VK. (…) De Europese verkiezingen volgend jaar geven ons de mogelijkheid om u te laten zien, mijnheer Barroso, dat het Europees project omkeerbaar is.’

Nigel Farage voelt dat hij de wind in de zeilen heeft. Het onderzoeksbureau PEW publiceerde in mei een studie waarin de afnemende steun voor het Europese project tot uiting kwam. In het traditioneel eurofiele Duitsland blijft de steun voor de EU hoog, maar zakte toch van 68% vorig jaar naar 60%. In Groot-Brittanië (43%, -2%), Frankrijk (41%, -19%), Spanje (46%, -14%) en natuurlijk Griekenland (33%, -4%) zijn slechts krimpende minderheden de EU nog gunstig gezind. De steun voor de EU is gedaald van gemiddeld 60% in 2012 naar 45% in 2013.

 

Opkomst bepalend

Het grootste probleem voor eurokritische partijen is dat hun kiezerspubliek niet altijd de moeite doet om zich te verplaatsten naar het stemhokje. Het gebrek aan enthousiasme voor het Europese project vertaalt zich dan ook meer in de opkomstcijfers dan in de verkiezingsuitslag. Bij alle verkiezingen sinds de eerste rechtstreekse voor het Europees Parlement in 1979, is de opkomst gedaald. In 2009 kwam amper 43% van de kiezers opdagen.

Een enquête van Gallup uit mei toont dat daar dit keer verandering in kan komen. 68% van de Britten wil gaan stemmen bij de Europese verkiezingen, dat is dubbel zoveel als in 2009. De cijfers voor Frankrijk zijn vergelijkbaar; 73 % van de Fransen toont zich bereid om te gaan stemmen, terwijl slechts 40 % van de kiesgerechtigden dat ook effectief deed in 2009. Het onderzoek van Gallup leert ook dat de bevolking in de grote EU-landen overweegt om een eurokritische stem uit te brengen.

 

Golf van eurosceptici

Professor Simon Hix doceert Europese Studies aan de London School of Economics. Naar aanleiding van het onlangs gepubliceerde jaarrapport van zijn website VoteWatch.eu, had Euractiv een gesprek met de Brit. ‘Mijn overtuiging is dat er veel meer stemmen naar eurosceptische partijen zullen gaan’, zei Hix. Hij ziet ook een verband met de slechte prestaties van de socialisten in de nationale opiniepeilingen.

‘Als er meer anti-EU dan pro-EU krachten in het parlement zetelen, kunnen we een sterk effect zien op de stabiliteit van de coalities.’ Dit kan ook problemen veroorzaken binnen de andere Europese instellingen. ‘Het is moeilijk om te voorspellen hoe de Europese Commissie en de Raad gaan reageren op die golf van euroscepticisme’, zei Hix.

De hoogleraar denkt dat toekomstige eurosceptische parlementsleden bijvoorbeeld zullen proberen om de EU-regels over het vrije verkeer van personen terug te draaien, de grenscontroles te versterken of het milieubeleid van de Unie wat te temperen.

 

Frankrijk

De verhoudingen tussen de Europese fracties worden in grote mate bepaald door de scores van nationale partijen in de grootste lidstaten. Het Verenigd Koninkrijk is al langer de hoofdleverancier van eurorealistische en eurosceptische volksvertegenwoordigers. In Duitsland daarentegen ziet het er niet naar uit dat de pro-EU en pro-euro consensus doorbroken zal worden. De anti-euro partij Alternative für Deutschland verzameltin de opiniepeilingen niet meer dan de een paar procenten.

De Europese elite heeft het meest schrik voor de anti-EU stemming in Frankrijk. Uit de enquête van PEW bleek dat de Fransen twijfelen aan hun steun voor het Europese project; 77% denkt dat de Europese economische integratie nefast was voor Frankrijk, een stijging van 14 procentpunten sinds vorig jaar. En 58% heeft nu een slechte indruk van de Europese Unie, een stijging van 18 procentpunten tegenover 2012.

Het Front National doet het dan ook zeer goed in de peilingen. In een internetpeiling van het Britse YouGov verzamelt de partij van Marine Le Pen 18% van de stemmen. Daarmee zou het FN de tweede partij worden, net achter de centrum-rechtse UMP (19%). De Socialistische Partij van president François Hollande kreeg slechts 15% van de stemmen. Marine Le Pen gelooft dat ze de verkiezingen kan winnen. Ze zal zelf de lijst trekken en proberen om haar populariteit te verzilveren.

Ook in Zweden, Hongarije, Nederland, Finland en elders zitten eurokritische partijen in de lift. In Vlaanderen wordt het uitkijken of de ‘Pro Europa, dus tégen deze EU’-campagne van het Vlaams Belang zal aanslaan. En hoe de N-VA het eurorealisme waartoe voorzitter Bart De Wever zich in 2011 bekeerde, zal invullen. 

Sander Roelandt – www.doorbraak.be