Ga naar de inhoud

Jurgen Ceder : “De internetbedrijven zijn een wereldmacht”

Door Jurgen Ceder – ’t Pallieterke.

“Er zijn maar twee industrieën die hun klanten ‘gebruikers’ noemen : drugs en software.” Ik hoorde dit citaat van de Amerikaanse hoogleraar Edward Tufte op een zeer recente documentaire van Netflix. Elkeen die een zicht wil krijgen op de macht van de sociale media, kan ik “The Social Dilemma” aanbevelen. Dan heb ik het niet over onze macht als gebruikers ervan, maar over de manier waarop de eigenaars ons gebruiken.

Vorige week had ik mijn column (over de BV’s die zich plezierden voor de camera van Eveline) besloten met de bemerking dat het zeker niet alleen sexting is dat in deze digitale tijden een bedreiging is voor het geestelijke welzijn van onze jongeren. Een aantal voormalige topmedewerkers, maar nu kritische beschouwers van de internetreuzen, leggen in “The Social Dilemma” beter uit wat dat betekent dan ik zelf zou kunnen.

De oude zeur heeft soms gelijk

Platformen als Facebook, Instagram, Snapchat, TikTok en Twitter zijn gericht op winst. Die winst komt van adverteerders die verwachten dat de gebruikers op de meest efficiënte manier worden gerekruteerd, verslaafd en tenslotte gemanipuleerd om hun producten te kopen. De technieken in dit proces zijn uitzonderlijk geraffineerd. De tech-industrie stelt hele afdelingen van experten in psychologische manipulatie te werk.

Jonge mensen zijn de gemakkelijkste doelwitten. Ze worden bewust aangezet tot verslaving aan hun iPhone zonder enige zorg voor hun belang en mentaal welzijn. Sinds de opkomst van sociale media zijn de zelfmoorden en zelfverminkingen bij tieners meer dan verdubbeld. Jongeren halen hun zelfbeeld uit sociale media. Een foto met te weinig “likes” is genoeg om hen richting depressie te duwen.

Wie op de gevaren wijst, riskeert weggezet te worden als een Luddiet, een oude zeur die vroeger ook zou geklaagd hebben bij de opkomst van de auto of de televisie. Maar soms heeft de oude zeur gewoon gelijk. Het internet beïnvloedt de levens van jongeren op een manier zoals geen andere uitvinding dat ooit kunnen doen heeft. Communicatietechnologie dringt steeds meer binnen in alle aspecten van ons leven, soms ten goede, maar zeker niet altijd.

Jij bent het product

Wie niet overtuigd is van de gevaren van sociale media voor tieners, moet maar één ding weten : alle ondervraagde experten, die mee de methodes hebben ontwikkeld om gebruikers te manipuleren, verklaren in de documentaire dat ze hun eigen kinderen ver weg houden van sociale media of zeer strikte beperkingen opleggen aan de tijd die voor het scherm mag doorgebracht worden. Hetzelfde was al geweten van de absolute topmensen van de digitale industrie, waaronder Sunder Pichai van Google, Evan Spiegel van Snapchat en wijlen Steve Jobs van Apple.

Enkele jaren geleden was er, naar aanleiding van de onthullingen van Edward Snowden, heel wat verontwaardiging over de mogelijkheid dat de Amerikaanse inlichtingendienst NSA zou meelezen in onze mails en meeluisteren naar onze telefoongesprekken. Die discussie lijkt belachelijk als je beseft dat Facebook en Google duizend keer meer van ons weten dan alle inlichtingendiensten ter wereld samen. En, in tegenstelling tot de NSA, is er geen georganiseerd democratisch of gerechtelijk controlemechanisme. “Privacy is niet langer een sociale norm,” zei een arrogante Mark Zuckerberg in 2010.

Daarom ook zijn Facebook en Google gratis. ”Als je niet moet betalen voor een product, ben jij het product,” weten de reclamejongens. De internetgiganten organiseren hun platformen niet om ons van dienst te zijn, maar om zoveel mogelijk van ons te weten te komen en die kennis daarna te verzilveren. Zoek even “grasmaaier” op Google en enkele seconden later staat je Facebookpagina vol advertenties voor grasmaaiers.

Ideologisch homogeen

De internetindustrie heeft als geen ander de woorden van Francis Bacon in de praktijk omgezet : “Kennis is macht.” De voornaamste bedoeling is winst, maar politieke ideologie laat zich ook gelden. De elites van de digitale industrie zijn homogeen, bijna sektarisch, in een politieke visie die rauw kapitalisme combineert met een zeer radicaal, ‘ethisch’ imago over kwesties als klimaat, diversiteit of racisme.

Op dat punt valt “The Social Dilemma” helaas door de mand. De dissidenten in de docu, die zich keren tegen de twijfelachtige methodes van Silicon Valley, keren zich daarom nog niet tegen de politieke opvattingen van Silicon Valley. Het klopt dat de algoritmes van sociale media je vooral in contact brengen met mensen die je mening delen. En dit heeft inderdaad tot gevolg dat radicale opinies en samenzweringstheorieën welig tieren. Denk maar aan de recente populariteit van anti-vaccinatietheorieën. Maar beweren, zoals in de docu, dat de burgeroorlog in Myanmar het gevolg is van sociale media die de bevolking hebben aangezet tot geweld tegen de Rohingya-moslims, is een wel zeer eenzijdige benadering van dat conflict.

“The Social Dilemma” plaatst op geen enkel moment vraagtekens bij de radicale ideologie die alleenheerser is in de bedrijfscultuur van Silicon Valley. Integendeel zien de critici de opmars van rechts, dat via sociale media de links gedomineerde traditionele media kon omzeilen, als een symptoom dat het misloopt. Deze jongens en meisjes zet je dus best ook niet aan de bedieningsknoppen.

Machtiger dan nationale staten

De oprichters van de sociale media hadden uiteraard nooit de bedoeling om rechts een forum te bieden. De jongste jaren voeren ze een escalerende oorlog tegen die ongewenste bijwerking. Via algoritmes worden zoekresultaten gemanipuleerd (wat men trouwens toegeeft), maar soms is de censuur brutaler. De laatste weken werden in Vlaanderen weer een paar Facebookgroepen verwijderd. “Vlaams Front” (een poging tot frontvorming tussen de V-partijen), Voorpost en een zeer grote groep vrienden van Zwarte Piet moesten er aan geloven. Het Vlaams Belang kan maar beter ongerust worden over de mogelijkheid om via Facebook opnieuw aan verkiezingspropaganda te doen.

Facebook en Google hebben globaal meer macht dan de meeste nationale staten en staan nauwelijks bloot aan externe controle. Ze bekleden op hun terrein zo goed als een monopolie-positie. Toen Zuckerberg in 2018 door een Amerikaanse senaatscommissie werd gevraagd naar de concurrenten van Facebook, moest hij over zijn antwoord nadenken. Hij verwees dan maar naar Google, Apple, Microsoft en Amazon, er aan voorbijgaand dat die uiteraard een andere dienst aanbieden dan zijn bedrijf.

De greep van deze virtuele staten op ons leven neemt elke dag toe. De slachtoffers zijn lokale cultuur, het mentale welzijn van tieners, het recht op privacy, het recht op vrije meningsuiting en uiteindelijk de democratie zelf. Nationale staten moeten zich bewust worden van dat gevaar voor hun soevereiniteit. Politieke partijen moeten sociale media en het internet in hun programma’s dringend een eigen hoofdstuk toekennen.

Foto’s (c) Gazet van Hove.