ESSAY – www.doorbraak.be – door Luc Pauwels . 

Maximilien de Robespierre dressed as deputy of the Third Estate
Robespierre / Foto (c) Wikipedia – Paleis van Versailles

Dat was de boodschap die op 1 oktober 1795 vanuit Parijs werd gestuurd naar de Zuidelijke Nederlanden. België bestond nog niet, maar eerst kwam erger : de Franse bezetting.

Franse dubbelzinnigheid

Nog voor het Franse leger de Zuidelijke Nederlanden binnenvalt, wordt in Parijs op 20 januari 1792 al een collaborerend Comité des Belges et Liégeois unis, opgericht. Vreemd, want de Franse Assemblée législative had voordien verklaard dat het ‘nooit een veroveringsoorlog zal voeren en nooit de wapens zal nemen tegen de vrijheid van een ander volk’. Mooi principe dat nog op 17 mei 1792 schriftelijk en ‘plechtig’ wordt bevestigd door despoot Robespierre.

Het is niet de eerste en niet de laatste Franse dubbelzinnigheid met betrekking tot onze gewesten. Tegelijk met haar geruststellende non-agressieboodschap keurt het Franse parlement een budget van 500.000 pond goed, toen een megabedrag, om troepen van ‘Belgische’, vooral Luikse, collaborateurs te onderhouden voor een geplande invasie.

De Franse minister van Buitenlandse Zaken is op dat ogenblik een Luikenaar, stel je voor. Eigenlijk nog iets ingewikkelder : minister Pierre Lebrun, die eigenlijk Pierre Tondu (‘kaalkop’) heet, is een Franse revolutionair die zich, uit sympathie voor het Fransdolle Luik, tot Luikenaar liet naturaliseren.

Franse agressie

File:Bataille Jemmapes.jpg
Slag van Jemappes / Foto (c) Wikipedia – Salon des artistes français.

Vijf maanden na de ‘plechtige belofte’ van Robespierre, valt Franrijk onze gewesten binnen. Op 6 november 1792 verslaan de sansculotten het keizerlijke leger in Jemappes, nabij Bergen. Om deze gebeurtenis te gedenken, houdt Gent er nog altijd een Jemappesstraat op na. Lebrun kan er minder lang van genieten : een jaar later krijgt hij de guillotine wegens deviationisme.

Op 14 december 1792 staan de Franse invallers in Brussel. Ze stoten verder door naar Leuven, Tienen en Luik (de enige stad waar ze op gejuich worden onthaald) en stoppen pas in Duitsland aan de Roer, op weg naar de Rijn. Waarom zo ver ? Omdat de Fransen de Rijn aanzien als de ‘natuurlijke’ grens van Frankrijk. Die gedachte leeft bij vele Franse patriotten tot op de dag van vandaag.

Danton had het op 13 januari 1793 nog bevestigd : ‘De grenzen van Frankrijk zijn bepaald door de natuur. We zullen langs vier kanten bereiken (…), langsheen de Rijn, de Oceaan, de Alpen.’ Dat de Rijn doorheen Zwitserland, Duitsland en Nederland loopt, vormt hoegenaamd geen bezwaar. Op taal- en volksgrenzen wordt niet gelet, toen niet, nu niet…

De eerste collaborateurs

File:Jean André van der Mersch (1734-1792).jpg
Jean van der Mersch – Foto (c) Wikipedia

De eerste collaborateur is de West-Vlaming Jan-André van der Mersch die in 1757 als vrijwilliger dienst nam bij het Franse leger. Hij gaat vanaf 1789 helemaal op in de ideologie van de Franse revolutie. Tijdens de Brabantse omwenteling tegen de Oostenrijkers krijgt hij het commando over de revolutionairen die vanuit Nederland tegen de keizerlijke troepen vechten.

Vraag is voor wiens rekening die ‘eerste Belgische generaal’ werkt. In Parijs vindt men hem ‘tout français dans l’âme’ en wordt alle hoop op hem gesteld. Dat hebben ze bij ons ook door. In 1790 wordt hij aangehouden en zeven maanden opgesloten in de citadel van Antwerpen. Uitgerangeerd verhuist hij naar Dadizele, waar hij in 1792 sterft. Desondanks noemt d de stad Menen een plein naar hem. In 1992 (!) kreeg hij er een standbeeld.

De rechterhand van Van der Mersch, de Waalse militair Louis Lahure (1767-1853) doet nog beter : zijn naam staat gebeiteld op de Arc de Triomphe in Parijs. Hij stak ook ten tijde van de Brabantse omwenteling nooit onder stoelen of banken dat hij voor de Fransen werkte. In 1790 vlucht hij naar Frankrijk en neemt dienst bij een legereenheid van collaborateurs uit de Zuidelijke Nederlanden die in Rijsel het juiste ogenblik afwacht.

Tegen het eigen land

Dat moment komt in 1792. Lahure vecht mee met de Fransen tegen het eigen land, om de Zuidelijke Nederlanden in te palmen. In november 1792 neemt hij deel aan de inname van de citadel van Antwerpen.  Na de nederlaag van de Fransen tegen de Oostenrijkers in Neerwinden (18 maart 1793) vlucht hij opnieuw naar Frankrijk. Daar moorden en plunderen zijn troepen in Frans-Vlaanderen, later ook in Kortrijk, Ieper en Roeselare.

Wanneer de Fransen op 26 juni 1794 het keizerlijke troepen verslaan in Fleurus, nabij Charleroi, maken Lahure en zijn collaborateursbataljon in Deinze 300 gevangenen en bezetten ze Mechelen. De hoofdmacht van de Fransen rukt oostwaarts op naar de Rijn. Lahure wordt naar Noord-Nederland gestuurd. Zijn voornaamste wapenfeit is de verovering van de Nederlandse vloot in Den Helder. Een makkie, want die zat vastgevroren in de Zuiderzee.

Vanaf 1 oktober 1795 kennen wij de langste en wreedaardigste bezetting uit onze moderne geschiedenis. Ze zal duren tot 1815, wanneer de Franse legers van Napoleon definitief worden verslagen en plaats moeten maken voor het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Naar de uitroeiing van het Nederlands

De Franse bezetter verbiedt onmiddellijk het Nederlands in het gerecht en de overheidsadministratie. Ambtenaren die een document opmaken, ondertekenen of zelfs maar in ontvangst nemen dat in het Nederlands is gesteld, wacht zes maanden gevangenis en onmiddellijke afzetting.

Ook het straatbeeld wordt volledig verfranst : opschriften, aanplakbiljetten, straatnamen enz. alleen nog in het Frans. Zo start een diepgaande verfransing van het openbare leven. Vooral de bourgeoisie likt de hielen van de bezetters. Ook het onderwijs wordt verfranst. Dat verloopt trager dan door de bezetter gewenst, bij gebrek aan Franstalige leerkrachten. De enige universiteit die de Zuidelijke Nederlanden op dat ogenblik hebben, die van Leuven, wordt in 1797 gewoon opgeheven.

Godsdienstvervolging

vervolgd door de Franse bezetters

De kloosterorden werden ontbonden en hun bezittingen openbaar verkocht ten bate van de Franse staatskas. Priesters moesten een eed van trouw aan de Franse republiek afleggen, op straf van deportatie. Vele duiken onder.

Na de annexatie van onze gewesten vlucht de bisschop van Brugge, Felix Brenart, naar Duitsland. De Sint-Donatiaan-kathedraal in Brugge wordt helemaal afgebroken en is nooit heropgebouwd. Ook worden de kloosters van de karmelieten, de augustijnen, en de franciscanen met de grond gelijkgemaakt. Zo vergaat het ook de middeleeuwse Sint-Michielsabdij in Antwerpen, gesticht in 1124, en de gotische Onze-Lieve-Vrouwekerk in Gent.

In Vlaanderen is dat allemaal het werk van de Fransen, geholpen door plaatselijke collaborateurs. Maar in Luik richten de inwoners zelf een Commission destructive de la cathédrale op. De unieke, gotische St.-Lambertuskathedraal was groter dan de Notre-Dame in Parijs, met een toren van 130 meter. Geen Fransen nodig : de Luikenaars breken zelf hun kathedraal af, tot op de grond. Ook de abdij van Villers, in 1146 gesticht, werd tot een ruïne herleid. Zo ook de beroemde cisterciënzerabdij van Orval.

Leeggeplunderd land

Parijs geeft op 28 mei 1794 zijn ambtenaren en generaals het bevel ‘alle rijkdommen uit de veroverde gebieden naar Frankrijk over te brengen’. Generaal Carnot preciseert : ‘Alles wat zich in België bevindt moet naar Frankrijk worden overgebracht, het land moet worden gestroopt’.

Diezelfde generaal wordt in 1814 naar Antwerpen gestuurd om de opmars van ‘de vijand’ te stoppen. Een geliefkoosde tactiek van Carnot was het platbranden van volledige wijken. Zo grote delen van het Antwerpse Kiel en Berchem. Toch behield Antwerpen de naar hem genoemde Carnotstraat.

Gedwongen militaire dienst

De militaire collaboratie lijkt een succes : 25 generaals van het Franse leger zijn afkomstig uit onze gewesten, 15 daarvan Walen. Op lager niveau is er weinig animo om dienst te nemen in het Franse leger, zeker in Vlaanderen. Daarop beveelt Parijs op 5 september 1798 dat alle ongehuwde mannen van 20 tot 25 jaar onder de wapens moeten om de Republiek te dienen.

Die gedwongen legerdienst maakt dat het Franse leger voor 8,7 % uit soldaten uit de Zuidelijke Nederlanden bestaat. Ze zijn kanonnenvlees. Niet minder dan 35% sneuvelt, samen 79.000 jongens. Na de nederlaag van de Fransen in Waterloo kunnen wij herademen in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De talrijke Fransdolle collaborateurs worden buiten spel gezet. Maar in 1830 staan ze er terug. Hun wraak is zoet en heet : België.

 
LUC PAUWELS

Luc Pauwels (1940) is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift ‘TeKoS’.
Foto’s (c) Gazet van Hove.