Johan Van Overtveldt

In 2018 bestelden Johan Van Overtveldt en Theo Francken (staatssecretaris) een studie over de economische impact van de immigratie bij de Nationale Bank van België (NBB). De studie liet twee jaar op zich wachten en werd eind november 2020 gepubliceerd.
De NBB wilde de kostprijs van migratie berekenen vanuit de invalshoek van de economische groei (via het BBP). Volgens de NBB was het effect van migratie de laatste 5 jaar positief omdat het de economische groei had aangezwengeld, wat vooral te danken was aan de tweede generatie migranten. Het besluit zorgde voor het nodige scepsis.
Allereerst is het BBP of BNP als graadmeter heel controversieel om economische groei te berekenen. Als een schip met opvarenden voor onze kust schipbreuk lijdt met doden en ecologische schade als gevolg, dan zorgt het bergen van de overlevenden, het redden en verzorgen van de gewonden en de schoonmaak van zee en stranden eveneens voor een stijging van het BBP.

Theo Francken had daarom de nodige bedenkingen bij de voorstelling van de feiten. De zogezegde positieve invloed van migratie op het BBP was vooral macro-economisch geïnterpreteerd. Aangezien de tweede generatiemigranten jonger zijn, zullen de gezondheids- en pensioenkosten in die groep beperkt zijn. Maar ook die groep zal ouder en dus duurder worden (stijgende gezondheidszorg, pensioenen,…). In Duitsland zagen we tijdens de Europese asielcrisis van 2015-2016 eveneens het BBP stijgen wegens miljardenuitgaven voor asielopvang en begeleiding. Maar deze positieve invloed op macro-economisch vlak (BBP) ging gepaard met een daling van het BBP per capita en betekende dus een individuele verarming van de gemiddelde Duitser. Daarnaast merkte Francken op dat de studie van de NBB ook geen rekening hield met de kostprijs van de illegaliteit. In werkelijkheid gaat het om een miljardenfactuur en daarnaast werd ook de kostprijs van migratie inzake onderwijs, veiligheid, justitie en huisvesting buiten beschouwing gelaten.

Ook Jan Van de Beek, Nederlandse wiskundige en antropoloog, liet zijn licht schijnen over de conclusie van de NBB en noemt de resultaten onprofessioneel en misleidend positief. Zo acht hij het weinig waarschijnlijk dat de tweede generatie migranten ‘economisch rendabeler’ zouden zijn dan de autochtone bevolking. Wel integendeel. De enige verklaring die hij voor de gekleurde interpretatie kon vinden was die van ‘moral reading’, het verzwijgen of moreel en maatschappelijk vertalen van negatieve onderzoeksresultaten, gewoon omdat er niet slecht gesproken mag worden over migratie uit angst voor de publieke toorn en/of kiesuitslag. De standaardmanier om dergelijke berekening te maken werkt met generatierekening, dit is een internationale wetenschappelijke standaard om de totale nettobijdrage voor groepen te berekenen over de hele levensloop. Je maakt een profiel voor alle leeftijdscategorieën, met inachtneming van de sterftekansen. Op die manier kan je achterhalen wat iemand per levensjaar gaat opleveren en kosten aan de schatkist.

Jan Van De Beek heeft samen met enkele collega’s (Joop Hartog, Hans Roodenburg) heel recent in een uitgebreide studie de kosten en de baten van immigratie berekend specifiek voor Nederland. De Grenzeloze Verzorgingsstaat’ is een actualisering van een eerder rapport ‘Immigration and the Dutch Economy’ van het CPB (Centraal Planbureau) uit 2003. Net zoals in het CPB-rapport wordt de methode van generatierekening gebruikt. Toegepast op immigratie berekent deze methode de netto bijdrage aan de schatkist – baten minus kosten – van een groep immigranten vanaf het moment van hun immigratie tot het moment van remigratie of overlijden.
Van de ruim 17 miljoen Nederlanders (2019) is 13% in het buitenland geboren (1e generatie) en 11% kind van immigranten. (2e generatie).

Enkele besluiten van de studie samengevat.

negatief voor het budget

In het rapport wordt becijferd dat vooral de niet-westerse immigratie de schatkist jaarlijks vele miljarden kost, vooral voortkomend uit de vele asiel- en gezinsmigranten. Westerse immigranten dragen gemiddeld bij (batig saldo) aan de overheidsfinanciën. Immigratie uit Midden- en Oost-Europa betekent een aderlating voor de Nederlandse schatkist. Niettegenstaande deze migranten over het algemeen aan het werk zijn, overtreffen de overheidskosten aan onderwijs, zorg, inkomensafhankelijke toeslagen en uitkeringen de ontvangsten aan belastingen en premies. Alleen migranten met een hoger opleidingsniveau, zijn netto betalers aan de schatkist

De overheidsuitgaven zijn voor immigranten relatief hoog tegenover autochtonen bij posten als onderwijs, sociale zekerheid en toeslagen. Immigranten betalen daarbij minder belastingen en sociale premies …De totale netto-kosten van immigratie bedroegen in de periode 1995-2019 gemiddeld 17 miljard € per jaar. In 2016 piekten de netto-kosten op 32 miljard € deels ten gevolge van de vluchtelingencrisis. De totale kosten over de periode 1995-2019 bedroegen 400 miljard €.
De nettobijdragen van immigranten verschillen. Er zijn grote verschillen tussen westerse en niet westerse immigranten. Gemiddeld leveren westerse immigranten een positieve bijdrage van 25.000 € en kosten niet-westerse immigranten bijna 300.000 €. Binnen de categorieën westers en niet-westers is echter veel variatie. Immigratie uit de meeste westerse regio’s is positief voor de schatkist. Vooral immigranten uit Japan, Noord-Amerika, Oceanië, de Britse eilanden, Scandinavië en Zwitserland leveren een forse bijdrage van 200.000 € per migrant. Immigratie uit Midden- en Oost-Europese landen kost een 50.000 € (met uitzondering van Joegoslavië en de voormalige SU). Immigratie uit niet-westerse regio’s is meestal negatief voor de schatkist met uitzondering van Zuid-Afrika en Israël.

Er zijn grote verschillen naar het motief dat immigranten hebben om te migreren. Alleen arbeidsmigratie levert de schatkist geld op, gemiddeld +/- 125.000 €/immigrant. Studiemigratie kost gemiddeld netto 75.000 €. Gezinsmigratie kost de schatkist gemiddeld bijna 300.000 €/immigrant. De netto-kosten voor asielmigratie bedragen gemiddeld bijna 500.000 €/immigrant.

Voor alle migratiemotieven geldt dat westerse immigranten ‘het beter doen’ dan niet-westerse immigranten. Bij arbeids- en studiemigranten is het verschil +/- 125.000 € en bij asiel- en gezinsmigratie +/- 250.000 €. De grootste positieve nettobijdrage (600.000 €) wordt geleverd door arbeidsmigranten uit Japan, Noord-Amerika en Oceanië. De grootste negatieve bijdrage (eveneens 600.000 €) wordt geleverd door asielmigranten uit Afrika.
Afzonderlijk beschouwd vertoont alleen studiemigratie uit de EU en arbeidsmigratie uit westerse landen (met uitzondering van Midden en Oost-Europa), Azië (met uitzondering van Midden Oosten) en Latijns Amerika een batig saldo. Wat betreft gezinsmigratie (volgmigratie) is voor de schatkist alleen arbeidsmigratie uit Westerse landen (Noord-Amerika, de meeste Europese landen, maar ook Israël,  India, Singapore, Zuid-Korea, en Japan) ondubbelzinnig positief. Studiemigratie uit de EU en AFTA (=vrijhandelszone Lichtenstein, Noorwegen, Ijsland, Zwitserland) is rekening houdend met de volgmigratie budgetneutraal of licht positief. Studie- en arbeidsmigratie uit de rest van de wereld is hooguit budgetneutraal en meestal negatief of soms heel negatief. Ook gezinsmigratie betekent vrijwel zonder uitzondering een vaak forse aderlating voor de Nederlandse schatkist. Asielmigratie is in alle gevallen kostbaar… De studie gaat verder in op de kosten en baten per generatie en het belang van opleiding en schoolresultaten en verder wordt de vraag of immigratie de financiële oplossing is voor de vergrijzing verder uitgewerkt. De studie is gratis te downloaden van de webstek demo-demo.nl.

En zoals u waarschijnlijk kon verwachten heeft deze studie in de Vlaamse mainstreammedia zo goed als geen aandacht gehad. Maar wie verwondert zich daarover nog ?

Jan Sergooris in Knooppunt Delta vzw.

Foto’s © Gazet van Hove.