Een aanvullend pensioen voor bijna 90.000 contractuele medewerkers van de lokale besturen staat ter discussie. In het sectoraal akkoord voor de lokale besturen in Vlaanderen van 19 november 2008 werd de start van een tweede pensioenpijler voor contractuele medewerkers opgenomen. In het akkoord staat hierover het volgende te lezen :

“Het personeel van de lokale sector bestaat voor om en bij de helft uit contractuele personeelsleden, waaronder ook de gesubsidieerde contractuelen. Voor een belangrijk deel gaat het om laaggeschoolden of om personeelsleden in lagere niveaus. Ze hebben nu een werknemerspensioen, dat rekening houdend met hun loonniveau en met de vervangingsratio ten opzichte van het loon, laag of erg laag ligt. De gesprekspartners beschouwen dat als een onrechtvaardigheid waaraan zij op sectoraal niveau willen verhelpen door de geleidelijke uitbouw van een tweede pensioenpijler. Met als streefdatum januari 2010 wordt gestart met een aanvullende pensioenregeling voor alle contractanten van de lokale besturen, waarbij een gemeenschappelijke minimumsokkel zal afgesproken worden. Lokale besturen die dat wensen kunnen, eventueel met de reserves die ze hebben aangelegd, die algemeen geldende minimumsokkel nog aanvullen met een extra voordeel, waarbij ze het verschil tussen het werknemerspensioen van de contractanten en het pensioen van de vast aangestelde statutaire personeelsleden overbruggen. Voor de praktische uitvoering van de tweede pensioenpijler voor contractuelen bij het personeel van de lokale besturen wordt geopteerd voor een collectief systeem of een pensioenfonds dat :

  • maximaal in beheer is van de Vlaamse lokale besturen ;
  • de kans geeft aan ieder lokaal bestuur om eraan deel te nemen en, naar eigen draagkracht en vermogen, uit te groeien boven de afgesproken minimumsokkel ;
  • inhoudt dat elk lokaal bestuur financieel verantwoordelijk is voor de aanvullende pensioenen van zijn  contractuelen.”

De federale minister van Pensioenen, Michel Daerden (PS), heeft net als zijn voorgangster Marie Arena (PS) beloofd dat er een kaderwet op komst is m.b.t. deze aanvullende pensioenen, maar in feite staat dit dossier zo goed als nergens. Daarom hebben de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG) en de vakbonden van het gemeentepersoneel beslist niet langer te wachten. Zoals hierboven al werd gestipuleerd, wordt in het sectoraal akkoord van november 2008 de streefdatum van januari 2010 als start vooropgesteld. De VVSG en de vakbonden willen kost wat kost de ongelijkheid inzake pensioenen tussen de statutairen (vastbenoemden) en de contractuelen verkleinen en daarom hebben ze nu zelf een voorontwerp van kaderwet klaar. Dit ontwerp is gebaseerd op volgende krachtlijnen:

  • Het aanvullende pensioenstelsel waartoe alle lokale besturen in Vlaanderen kunnen toetreden, is van het type vaste bijdrage; d.w.z. een vaste patronale bijdrage berekend op de lonen van de contractuelen die elk jaar kan worden bepaald.
  • De financiering van het aanvullend pensioen gebeurt op basis van werkgeversbijdragen. De bijdragevoet voor het jaar 2010 bedraagt minstens 1% van de wedde. Ieder bestuur kan overigens vrij bepalen of het voor zijn contractuelen een hogere bijdrage wil voorzien en of er al dan niet sprake is van een inhaalbeweging voor die contractuelen die op de ingangsdatum al in dienst zijn (regularisatie van de verleden loopbaan, geheel of gedeeltelijk).
  • De aanvullende pensioenuitkering zal gebeuren op basis van een maandelijkse rente vanaf de ingang van het wettelijk pensioen. Er is overigens een regeling opgenomen bij overlijden van de begunstigde voor het bereiken van het rustpensioen.
  • Met het oog op de kostenefficiëntie en de administratieve eenvoud voor de lokale besturen, zal er een beroep gedaan worden op de RSZPPO (Rijksdienst Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten) voor de inning van de pensioenbijdragen.
  • Er is tussen de VVSG en de vakbonden afgesproken om het aanvullend pensioenstelsel paritair te beheren.

In de weken die komen en nadien op regelmatige tijdstippen zal een vergelijkende marktstudie worden uitgevoerd om een pensioeninstelling aan te duiden. Deze instelling zal belast worden met het gezamenlijk beheer van het aanvullend pensioenstelsel van de betrokken lokale besturen. Bij de opstart in 2010 zal een beroep worden gedaan op een groepsverzekering.

Wij vragen ons af of het wel realistisch is van de VVSG om zich begin november 2009 sterk te maken een voorontwerp van kaderwet te kunnen indienen, die op 1 januari 2010 kracht van wet moet krijgen. Een strakke ‘timing’ komt in de politiek wel eens voor, maar dit slaat toch alles met verstomming.

Bovendien is dit voorontwerp van kaderwetgeving op sommige plaatsen weinig consistent. Niet alleen bevat de tekst een aantal onduidelijkheden; het is niet denkbeeldig dat er verschillende systemen zullen ontstaan waardoor het beleid van gemeente A grondig kan verschillen van dat van gemeente B.

Vanzelfsprekend zal de creatie van deze ‘tweede pensioenpijler’ verregaande financiële gevolgen hebben voor de stedelijke en gemeentelijke financiën (extra uitgeven vragen om extra inkomsten en dit zijn … extra belastingen of extra bezuinigingen). Dat is niet onbelangrijk in deze tijd van budgetbesprekingen in alle Vlaamse gemeenten. Het is nog maar de vraag of de financieel beheerders en schepenen van Financiën bij het opmaken van het budget voor 2010 rekening hebben gehouden met deze mogelijkheid.