Ontvangsten :
Op het vlak van de ontvangsten bevestigt het Dexia-rapport een systematische afname de laatste jaren. De gewone ontvangsten voor het eigen dienstjaar komen in 2011 uit op 14 291,8 miljoen euro. Dit betekent een groei die vertraagd is tot slechts 1,6 %. In 2010 bedroeg de groei nog 2,5 % en 3,7 % in 2009. Alarmerend is dat deze groeivertraging in werkelijkheid bijna uitsluitend vastgesteld wordt in de Vlaamse steden en gemeenten met een gemiddelde van + 0,7 %, terwijl ze in de buurt van 3 % blijft voor de Waalse en Brusselse gemeenten. Ter illustratie : in 2008 piekten de ontvangsten in Vlaanderen nog met een groei van 5,1 %.
Laat ons de ontvangsten eens opsplitsen in de drie belangrijkste categorieën :
1) Belastingontvangsten
Er zijn drie soorten van belastingontvangsten binnen de gemeentelijke fiscaliteit. De belangrijkste is de opcentiemen op de onroerende voorheffing (43,9 % van het fiscale pakket), gevolgd door de aanvullende belasting op de personenbelasting (37,4 %) en de groep van aanvullende en lokale belastingen (18,7 %).
– De opbrengst van de opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV), vertegenwoordigt federaal een bedrag van 287 euro per inwoner en vertoont een stijging van 3,3 % in 2010. In Vlaanderen is er sprake van een geleidelijke vertraging in de groei van de OOV. Bedroeg deze groei nog 5,3 % in 2008, dan zakte ze in 2009 naar 2,6 % om in 2010 licht te stijgen naar 3,3 %. In 2011 bedraagt de groei echter nog maar 2 %. Deze terugval heeft niet alleen te maken met de geringe toename van de opcentiemen in de Vlaamse steden en gemeenten, maar ook met de implementatie van het Lokaal Pact dat in 2008 werd afgesloten tussen de Vlaamse regering en de lokale besturen.
– Tijdens de periode 2007-2011 is de opbrengst van de aanvullende belasting op de personenbelasting (ABP) federaal gemiddeld 3,9 % gestegen, met in 2009 een piek van 7,4 %. In Vlaanderen werd deze uitzonderlijke piek in 2009 ook gemeten. De oorzaak van deze forse stijging lag wellicht grotendeels bij de snellere inning – dankzij de toename van het aantal elektronische aangiftes via ‘Tax on Web’ – van de inkomstenbelasting tijdens het dienstjaar 2009. De stijging bleef ook fors in 2010 (4,5 %). Uit het cijfermateriaal van Dexia blijkt dat in 2011 de opbrengst van de ABP in Vlaanderen ten opzichte van 2010 met 0,9 % zal dalen, wat volgens Dexia wijst op een terugkeer naar een normaal ritme van inning.
– De overige lokale belastingen vormen de derde component van de belastinginkomsten van de gemeenten en vertegenwoordigen federaal een gemiddelde van 122 euro per inwoner. Deze belastingen omvatten onder meer de aanvullende belasting op de verkeersbelasting maar ook erg specifiek lokale heffingen zoals belastingen op afval, parkeerplaatsen, tweede woningen, enz … Ook hier is sprake van een daling in Vlaanderen, die hoofdzakelijk op conto is te schrijven van de maatregelen die in het kader van het Lokaal Pact werden aangenomen en die er precies op gericht waren het peil van de gemeentebelastingen te beperken.
2) Fondsen en toelagen
De ontvangsten uit fondsen – vooral het Gemeentefonds – en toelagen van de hogere overheden vertegenwoordigen federaal gezien 37,3 % van de totale ontvangsten in de gemeentelijke budgetten 2010 en vormen dus de tweede belangrijkste financieringsbron van de gemeenten. De Vlaamse steden en gemeenten hebben in het budget 2010 een bedrag aan fondsen en toelagen van 475 euro per inwoner ingeschreven, dit is een groei met 2,7 % ten opzichte van vorig jaar. Volgens de Dexia-specialisten wijzen de budgetten 2011 op een vertraagde groei van deze inkomsten van vermoedelijk 0,8 % wat veel minder is dan de gemiddelde toename van dezelfde fondsen en toelagen over de periode 2007-2010. Toen bedroeg deze namelijk 2,6 %. Wanneer we de Dexia-cijfers wat meer in detail gaan bekijken dan blijkt dat deze vertraagde groei vooral met de toelagen te maken heeft. De ontvangsten uit fondsen van de Vlaamse steden en gemeenten zijn immers sinds 2007 fors gestegen met gemiddeld 4,5 % per jaar. Nadat de Vlaamse regering in 2003 de hervorming van het Gemeentefonds doorvoerde, garandeert een decreet een jaarlijkse nominale groei van 3,5 % voor de Vlaamse steden en gemeenten. Bovendien konden ze ook nog rekenen op een verhoging van het budget dat naar het Gemeentefonds gaat doordat het bedrag van de Elia-bijdrage (83 miljoen euro) hierin werd opgenomen.
– De toelagen stegen over 2009 met 1,9 % en daalden in 2010 met 1,3 %. Die neerwaartse trend zal in 2011 vermoedelijk sterker worden, want Dexia voorspelt hier een daling met 6,1 %. Deze daling is te verklaren door de impact van de afschaffing van de compenserende bedragen van de Elia-bijdrage voor 2011.
3) De eigen middelen
De eigen middelen worden gegenereerd via de activiteit van de gemeente of in de vorm van ontvangsten uit het stedelijk/gemeentelijk patrimonium. Ze kunnen in twee groepen worden opgedeeld : de ontvangsten uit prestaties en de schuldontvangsten.
– De ontvangsten uit prestaties bestaan uit de weerkerende ontvangsten uit gemeentegoederen (bv. huurgelden) en diensten die door de gemeente worden geleverd. De schuldontvangsten omvaten de weerkerende opbrengsten van financiële activa, zoals die van de financiële participaties van de gemeenten, alsook de winst van gemeentebedrijven of de terugbetaling van leningen die door de gemeente ten gunste van derden werden aangegaan. In totaal genereren zij 12,2 % van de totale ontvangsten. Ze laten een lichte stijging optekenen met 1,1 %. Die groei vloeit voort uit een sterk uiteenlopende evolutie tussen aan de ene kant een significante stijging van de ontvangsten uit de dienstverlening (+ 10,3 %) en aan de andere kant een forse daling van de financiële ontvangsten ( – 9,3 %). De raming van die laatste in de aanvankelijke begrotingen van 2011 heeft natuurlijk geen rekening gehouden met de latere beslissing van de Gemeentelijke Holding om eind 2011 geen dividenden uit te keren, waardoor de reële daling van de inkomsten forser zal zijn dan oorspronkelijk begroot.
Uitgaven :
Algemene evolutie en structuur van de uitgaven :
Volgens de budgetten voor 2011 belopen de gewone uitgaven van de gemeenten federaal 14 581 miljoen euro en zijn zij in vergelijking met het jaar daarvoor sterker gestegen, nl. met 3,2 % tegen met 1,9 % in 2010 (maar met 4,0 % in 2009). De tegengestelde tendensen in de uitgaven sinds 2008 zijn vooral toe te schrijven aan de sterke inflatieschommelingen. De Vlaamse steden en gemeenten, die in 2010 gemiddeld 1 288 euro per inwoner besteedden, vertonen sinds 2007 een gemiddelde uitgavengroei van 3,4 % op jaarbasis, wat meer is dan het federale gemiddelde. De jongste twee jaar (vooral in 2010) is de stijging van de uitgaven echter vertraagd, maar dat is niet zo uitzonderlijk want de geschiedenis leert dat de Vlaamse steden en gemeenten telkens in het begin van een bestuurscyclus een uitgavenpiek kennen die afneemt in de laatste jaren van elke legislatuur.
– De structuur van de uitgaven omvat drie groepen : de personeels- en werkingskosten, de uitgaven voor overdrachten (onder meer aan OCMW, politiezone, …) en de schulduitgaven (de lasten van leningen, inclusief de kapitaalaflossingen).
– De gemeenten besteden volgens de budgetten 2011 gemiddeld 57,1 % aan personeels- en werkingskosten, tegen 57,5 % in 2010. De gemeenten beheren niet rechtstreeks alle domeinen waarvoor ze bevoegd zijn. Een aantal opdrachten vertrouwen ze toe aan aparte onafhankelijke entiteiten. Om die opdrachten te kunnen vervullen, ontvangen deze entiteiten dotaties die in de gemeenteboekhouding bij de overdrachten worden ondergebracht. Het gaat hierbij in hoofdzaak om dotaties aan OCMW’s, politiezones, openbare ziekenhuizen, kerkfabrieken, gemeentebedrijven en VZW’s. Deze aanzienlijke overdrachtuitgaven vertegenwoordigen niet minder dan 30,7 % van het budget in 2010. Voor 2011 voorspelt Dexia een lichte stijging en zullen we wellicht uitkomen op 31 % van het budget 2011. De overdrachtuitgaven blijken relatief groter te worden in het totale gemeentelijke uitgavenpakket doordat de dotaties van de gemeenten (met name aan de OCMW’s en de politiezones) sneller stijgen dan de overige uitgavencategorieën en bepaalde opdrachten in toenemende mate worden uitbesteed (bv. aan gemeentebedrijven). Deze overdrachtuitgaven zullen nog stijgen door de gemeentedotatie aan de hulpdiensten, die binnenkort worden hervormd. De hulpdiensten krijgen immers rechtspersoonlijkheid en financiële autonomie en zullen dan een eigen rekening en budget moeten opmaken. De schulduitgaven, ten slotte, die in het begin van de legislatuur nog ongeveer 15,0 % van de totale uitgaven vertegenwoordigden, zullen – volgens Dexia – in het budget 2011 waarschijnlijk naar 11,9 % zakken.
Personeels- en werkingsuitgaven :
Op de budgetten 2011 werd – federaal gezien – een bedrag van 8 323,7 miljoen euro uitgetrokken voor personeels- en werkingsuitgaven. De personeelsuitgaven belopen 504 euro per inwoner in het budget 2010, tegen 242 euro voor de werkingsuitgaven. Het relatieve aandeel van de personeels- en werkingsuitgaven in het budget 2010 verschilt naargelang het gewest. De personeelsuitgaven per inwoner liggen het hoogst in Brussel (705 euro per inwoner) en het laagst in Vlaanderen (472 euro per inwoner). Anderzijds hebben de Vlaamse steden en gemeenten een groter bedrag aan werkingskosten per inwoner (268 euro) dan de Waalse (212 euro).
– De personeels- en werkingskosten van de Vlaamse gemeenten stijgen in 2010 veel minder sterk dan het federale gemiddelde. Deze trend is – volgens Dexia – te verklaren doordat een aantal gemeenten bepaalde gemeentelijke taken aan externe entiteiten (vnl. gemeentebedrijven) hebben toevertrouwd. Boekhoudkundig komt de uitbesteding van deze bevoegdheden tot uiting in een daling van de personeels- en werkingsuitgaven en een stijging voor eenzelfde bedrag van de toelagen die ze aan de derden uitkeren.
Overdrachtuitgaven :
De overdrachtuitgaven zijn de toelagen die de gemeente – dikwijls verplicht – verleent aan allerlei publieke actoren zoals politiezones, OCMW’s, kerkfabrieken, openbare ziekenhuizen, enz… om hun werking te ondersteunen of hun budget in evenwicht te houden. Ook premies of toelagen die de gemeente facultatief toekent aan private actoren zoals verenigingen of families, vallen onder de overdrachten. Het aanvankelijke totale budget van de overdrachten vertegenwoordigt een bedrag van 4 334,2 miljoen euro voor het eigen dienstjaar 2010, goed voor gemiddeld 30,7 % van de courante uitgaven in het gewone budget, wat neerkomt op 400 euro per inwoner. Sedert het begin van de huidige legislatuur zijn de overdrachtuitgaven voor alle gemeenten samen sterk gestegen. Ze vertonen immers een gemiddelde jaarlijkse groei van 4,7 %. Daardoor gaan de overdrachtuitgaven sterker doorwegen in de gemeentelijke budgetten. Ter illustratie: in 2007 waren ze goed voor 29,2 % terwijl ze volgens de budgetten 2011 vermoedelijk op 31 % zullen uitkomen.
Schulduitgaven :
Voor de financiering van hun investeringsuitgaven (openbare werken, gebouwen, wegen, …) gaan de steden en gemeenten lange termijn kredieten aan. De weerkerende financiële lasten die aan deze leningen verbonden zijn (aflossingen en intrest) vormen de belangrijkste componenten van de schulduitgaven. Die laatste omvatten eveneens de tegemoetkomingen van de gemeenten in de verliezen van overheidsbedrijven (gemeentebedrijven, intercommunales, …).
– De Dexia-studie toont een verlaging van de schulduitgaven aan. Behalve de geleidelijke en structurele daling van het rentepeil is deze vermindering van de financiële lasten toe te schrijven aan een actiever schuldbeheer, de terugbetaling van de schuld via de aanwending van uitzonderlijke financiële opbrengsten en ook – zeker wat Vlaanderen betreft – aan de tegemoetkoming die het Vlaams Gewest toekende in het kader van het Lokaal Pact, om de schuld van de steden en gemeenten te verminderen ten belope van 100 euro per inwoner.
De Financiële toestand van de Vlaamse steden en gemeenten :
De analyse van de budgetten 2010 en 2011 toont aan dat de toestand heel wat minder gunstig is voor de Vlaamse steden en gemeenten. De verschillen tussen de resultaten op basis van de rekeningen en die op basis van de budgetten zijn het grootst voor het Vlaams Gewest. Besluiten trekken uit de analyse van de budgetten moet dus erg voorzichtig gebeuren. Over de periode 2007–2011 vertonen de Vlaamse steden en gemeenten budgetsaldi die steeds weer een tekort voor het eigen dienstjaar laten zien. Tijdens deze periode hadden de Vlaamse steden en gemeenten tekorten voor het eigen dienstjaar die schommelden tussen 0,9 % en 3,4 % van hun gewone ontvangsten, d.w.z. tekorten die systematisch het federale gemiddelde overtreffen. Hoewel het tekort gedeeltelijk was weggewerkt in 2010 (beliep nog – 73,9 miljoen euro of 0,9 % van de gewone ontvangsten) zagen de Vlaamse gemeenten hun budgetsaldo in 2011 aanzienlijk verslechteren, met een tekort van 273,6 miljoen euro of 3,4 % van hun ontvangsten. Die trend is vooral toe te schrijven aan de zwakke groei van de ontvangsten (slechts + 0,7 %) door de terugloop van de financiële opbrengsten (- 10,3 %) en de stagnering van de belastingsontvangsten (+ 1,2 %).
– Welgeteld 216 Vlaamse gemeenten (dat is 7 op 10) vertonen een tekort voor het eigen dienstjaar in 2011. Dat komt neer op de hoogste verhouding sinds het begin van de huidige bestuursperiode. Deze voortdurende verslechtering voor het eigen dienstjaar staat in schril contrast met de gestage verbetering van de algemene totalen. Het overschot voor het algemeen totaal kwam in 2007 overeen met 9,9 % van de gewone ontvangsten en bedraagt 12,4 % van de gewone ontvangsten in 2011. Deze atypische en ietwat vreemde ontwikkeling is grotendeels te verklaren door de zeer gunstige evolutie van de rekeningen. Veel Vlaamse steden en gemeenten konden de laatste jaren immers op de gewone dienst uitzonderlijke financiële opbrengsten boeken die niet in de oorspronkelijke budgetten waren ingeschreven. Denken we maar eens aan de verkoop van Telenet-, Suez-, en Distrigas-aandelen of de herstructurering van de intercommunales. Deze operaties resulteerden in belangrijke rekeningoverschotten. Vaak waren dit echter eenmalige meeropbrengsten. Het is bijgevolg meer dan tijd dat de (meeste) Vlaamse steden en gemeenten de tering naar de nering zetten. Want anders kunnen de brave belastingsbetalers weer eens opdraven …