Na de ongeziene aanval van de Waalse PS-koning Albert II op het ‘populisme’ van Vlaams Belang, N-VA en Lijst Dedecker (LDD), waarbij de jaren ’30 nog eens werden ingezet, verscheen op donderdag 27 december 2012 het vlijmscherpe antwoord van nationaal N-VA-voorzitter Bart De Wever in de krant De Standaard. De koning als verzamelaar van door de belastingbetaler gefinancierde boten, die beter zijn bek houdt als het over de jaren ’30 gaat met een vader als Leopold III die bij Rijkskanselier Adolf Hitler op de koffie ging : kijk, dat lezen wij graag ! Dit is nog eens een opiniestuk dat in vele ‘gevestigde salons’ zal nazinderen.
Na een vergelijking met Nederland staat De Wever eerst stil bij de Belgische situatie: “Maar bij ons schrijft de koning zijn toespraak zelf. In zijn memoires zegt Jean-Luc Dehaene daarover : ‘Het Paleis bepaalt autonoom de thema’s en schrijft de basistekst : daar ben ik als premier nooit in tussenbeide gekomen. Ik kreeg de tekst wel voorgelegd tijdens een audiëntie. De inhoud moet nu eenmaal politiek gedekt zijn door een minister.” De vorst heeft dus het initiatief en is daar volledig autonoom in.
Daarna wordt stilgestaan bij wat De Wever noemt ‘Een mooi voordelenpakket’ : “In ruil voor een correcte invulling van zijn rol, geniet de vorst in België een aanzienlijk pakket voordelen die vaak als zogeheten ‘grondwettelijke gewoonte’ (wat feitelijk wil zeggen : zonder enige rechtsgrond) gelden. Hij betaalt geen belastingen (zijn bezoldigde familieleden evenmin trouwens) of accijnzen, mag zijn personeelskosten afwentelen op de gemeenschap, moet niet instaan voor het onderhoud of de kosten van zijn onroerend goed, mag zich gratis met legervliegtuigen naar zijn talrijke vakantiebestemmingen begeven, mag door de belastingbetaler gefinancierde boten verzamelen en ga zo maar door.”
Wat vele Walen zonder meer zal doen ontploffen van woede is – eindelijk – het terugkaatsen van de bal van ‘de jaren ’30′ die telkens weer tegen de Vlamingen van onder het stof gehaald wordt. Volgens de Walen waren zijzelf weerstanders en is elk Vlaamsnationalisme ‘het product van de collaboratie’. In werkelijkheid was de strafste collaboratiebeweging het REX van Léon Degrelle, mede geïnspireerd door een koningshuis dat in die tijd niet vies was van Adolf Hitler.
De Wever formuleert het zo: “Leopold III in de jaren dertig – Albert II vult zijn rol echter niet correct in. Hij heeft de weg gekozen van een ‘verdelend koningschap’. Zijn kerstboodschap was daarvan een triest hoogtepunt. Voor alle duidelijkheid, als de koning het heeft over de populistische betoogtrant van de jaren dertig, dan voel ik mij daar niet door aangesproken. Meer nog, zoals Leo Strauss schreef, is een reductio ad hitlerum een discussie-beëindigende stoplap die alleen maar wijst op het intellectuele onvermogen van de gebruiker ervan om op basis van rationele argumenten het debat verder te zetten. Wat mij betreft is het gesprek daarmee opgehouden.
Maar de verwijzing naar de jaren dertig is om een andere reden wel erg relevant. Want ook toen werden we geconfronteerd met een vorst die geen vrede nam met zijn neutrale rol. Leopold III wenste politieke keuzes te maken, desnoods tegen de regering in. Hij ging tijdens de oorlog zelfs op de koffie in Berchtesgaden bij Adolf Hitler. Het leidde tot de zwaarste institutionele crisis ooit, waardoor het land op de rand van een burgeroorlog kwam te staan. Leopold III moest aftreden en de wankelende Belgische troon bleef alleen overeind door de massale steun van het Vlaamse landgedeelte.
Albert II zou dus, na de ervaringen van zijn vader, beter moeten weten. Een politiek koningschap valt niet te rijmen met een democratie. De premier had bij nalezing van de tekst de koning op zijn democratische plichten ten aanzien van alle burgers moeten wijzen. Dat Elio Di Rupo dat niet heeft gedaan en de politieke dekking voor deze toespraak gaf, is zonder meer schandalig. De koning en de PS hebben elkaar kennelijk gevonden in hun afgrijzen van de democratische keuze van een groot deel van de Vlaamse bevolking. De PS kan zich daarbij laf verstoppen achter de troon. Maar een verdelende koning zet zichzelf onvermijdelijk vol in de wind.”
Tenslotte geeft De Wever ook nog aan hoe hij het varkentje wil wassen : het inperken van de politieke rol van de Waalse koning. “In Nederland, waar het probleem van een opiniërende monarch zich nochtans niet stelt, heeft men op dergelijke situaties geanticipeerd. Daar wordt sinds 1 mei 2012 het formatieberaad geleid door de voorzitter van de Tweede Kamer (te vergelijken met de Kamer bij ons). De recente Nederlandse regeringsformatie toonde aan dat het systeem – ondanks de scherpe politieke tegenstellingen – werkt. Een grondwetswijziging was daarvoor niet nodig, want hoe de regering wordt geformeerd staat er niet in beschreven. Via een eenvoudige wijziging van het reglement van de Tweede Kamer eigende het parlement zich die bevoegdheid toe.
Juridisch gezien is de situatie in België identiek. Grondwetsartikelen 96 en 104 bepalen alleen dat de koning de ministers en staatssecretarissen benoemt. Over de regeringsformatie wordt niet gesproken. Het is dus mogelijk om zonder grondwetswijziging de formatie toe te vertrouwen aan het parlement. Het volstaat om bij de eerste samenkomst van de Kamer van volksvertegenwoordigers ná de verkiezingen van 2014 een eenvoudige aanpassing van het Kamerreglement goed te keuren. Die wijziging kan zonder bijzondere meerderheden waartegen men geen alarmbelprocedures en belangenconflicten kan inroepen of eindeloze procedures bij het Grondwettelijk Hof kan starten. Er worden immers geen wetten gewijzigd, alleen een intern reglement. Een gewone meerderheid in het parlement beslist, zonder grendels of veto’s. Zoals dat in een democratie hoort.”