Over het einddoel van de staatshervorming zijn de Vlaamse partijen het niet eens. Wel is een politieke meerderheid – althans op papier – gewonnen voor het confederalisme. Maar die krijgt weinig bijval onder journalisten en academici,integendeel.
Al jaren overheersen onder Vlaamse journalisten en politicologen de oekazes dat ‘de mensen’ niet wakker liggen van de communautaire kwestie en dat het beleid zich beter zou bezig houden met de ‘echte problemen’. Een mens vraagt zich af waarom de V-partijen dan structureel hoog scoren. Het klassieke antwoord is dat kiezers vooral stemmen voor V-partijen om andere dan communautaire redenen, bijvoorbeeld de populariteit van een partijboegbeeld. Nattevingerwerk wordt daarbij niet geschuwd. Toen de N-VA bij de regionale verkiezingen van 2009 in kieskantons zoals Kontich een monsterscore behaalde, was de Antwerpse politicoloog prof. dr. Dave Sinardet er als de kippen bij om zich ter plaatse te vergewissen van de stemmotieven. Ondanks zijn vluchtige aanpak voelde hij zich gesterkt in zijn overtuiging dat communautaire motieven de stemkeuze nauwelijks of helemaal niet hadden bepaald. Het roept ernstige vragen op als academici zich bedienen van pseudowetenschap om hun gelijk te staven, zeker wanneer bereidwillige media de rode loper voor hen uitrollen om hun verhaal voor het grote publiek te brengen. Van die mediabelangstelling mag Sinardet niet klagen.
Het roept ernstige vragen op als academici zich bedienen van pseudowetenschap om hun gelijk te staven
Begin 2012 kwamen dr. Magda Michielsens en Walter Angioletti in een studie naar de beeldvorming over Vlaanderen en de Vlamingen in het RTBf-duidingsprogramma “Mise au point” – de Franstalige tegenhanger van De Zevende dag – tot de conclusie dat het programma een vertekenden negatief beeld van Vlaanderen ophangt. In brede Vlaamse kringen leefde tot op het hoogste niveau al jaren een latent ongenoegen over de ronduit Vlaamsvijandige berichtgeving op de Franstalige openbare omroep. In december 2007 had toenmalig oppositieleider Yves Leterme (CD&V) de kat de bel aangebonden door de RTBf te vergelijken met Radio Mille Collines, de Rwandese radio die tijdens de genocide had opgeroepen tot haat en geweld tegen de Tutsi’s. Franstalig België reageerde ‘geschokt’. Begin dit jaar legden Michielsens en Angioletti echter haarfijn bloot dat er in 2010-11 nog niets was veranderd. Journalisten en andere gasten in de studio van Mise au Point bleven de vrije loop geven aan hatelijkheden tegenover Vlaamse politici met N-VA-voorzitter Bart De Wever als gedoodverfde kop van jut. In tegenstelling tot Sinardets ‘enquête’ in Kontich, ging het niet om een oppervlakkig maar diepgaand onderzoek. Om de degelijkheid van hun aanpak te staven en te anticiperen op weerwerk van sceptici publiceerden Michielsens en Angioletti in januari hun bronnenmateriaal- passages uit Mise au Point – en interpretaties open en bloot op het internet. Michielsens en Angioletti gingen niet over een nacht ijs. Maar hun monnikenwerk kreeg niet de waardering die het verdiende, integendeel.
Bij de RTBf lachten ze in hun vuistje met zoveel slaafse collaboratie
De critici keken nauwelijks naar de beelden, maar reageerden vanuit hun buikgevoel. Bevriende media bedienden hen op hun wenken om hun gal te spuwen. Op de dag van de internetpublicatie vroeg Terzake (VRT) een reactie aan Luc Van der Kelen, politiek commentator van Het Laatste Nieuws, en Sinardet. Die keuze was verre van onschuldig. Van der Keelen is lid van de raad van bestuur van B Plus, de drukkingsgroep voor meer Belgische eenheid. Ook Sinardet behoorde in een vroeger leven tot die Belgicistische club,maar haakte af, allicht af om de schijn van neutraliteit hoogte houden. Terug naar de bewuste aflevering van Terzake. Sinardet en Van der Keelen kregen alle gelegenheid om het werk van Michielsens en Angioletti af te kraken. Sinardet had aan 2 minuten scrollen genoeg gehad om hun onderzoek onwetenschappelijk te verklaren. Het hoeft dan ook niet gezegd dat zowel hij als Van der Kelen niet verder kwamen dan losse flodders. Maar ze schoten vooral om het eigen hachje te redden. Want beide heren behoorden samen met Mark Eyskens tot de meest geliefde Vlaamse gasten in Mise au point, precies omdat ze het spel van de programmamakers kritiekloos meespeelden. Bij de RTBf lachten ze in hun vuistje met zoveel slaafse collaboratie. Het was mooi meegenomen dat Vlamingen vrolijk mee lachten als cartoonist Pierre Kroll (Le Soir), een gepatenteerde Vlamingenhater, met een zoveelste giftige tekenvrucht de Vlamingen bij de bok zette.
In tegenstelling tot Michielsens en Angioletti die geen kanskregen tot een wederwoord op de kritieken, genieten Van der Keelen en Sinardet een bevoorrechte toegang tot de media. De ene als journalist, de andere als ‘expert’. Die privilegies hangen samen met een oud zeer in het medialandschap. Enquêtes waarin werd gepeild naar de partijvoorkeur van journalisten brachten aan het licht dat deze beroepscategorie onevenredig veel stemt voor de sp.a en Groen, niet toevallig de 2 partijen die openlijk het sterkst vasthouden aan het federale België. Bij de federale verkiezingen van 2007 stemde 54% van de journalisten voor sp.a. en Groen, terwijl deze partijen maar 22,1% van de bevolking konden overtuigen. Ook onder de politicologen is het aandeel van de ‘federalisten’ hoger dan dat van de ‘confederalisten’. Prof. dr. Bart Maddens (KU Leuven) is vrijwel de enige bekende politicoloog die zich voor een vergaande nieuwe staatshervorming uit. Moet het gezegd dat Maddens heel wat minder ruimte krijgt dan Sinardet om zijn opinies voor het brede publiek te slijten? Iedereen heeft recht op zijn eigen overtuiging, ook Sinardet. Maar waar het schoentje wringt, is dat veelal een beroep wordt gedaan op dezelfde ‘experts’ als neutrale commentatoren, terwijl deze lievelingen helemaal niet onthecht in het leven staan.
Nog twijfelachtiger wordt het wanneer persoonlijke opinies gaan doorwegen in wetenschappelijke publicaties.Onlangs nog leverde Sinardet daarvan een sprekend staaltje. Samen met Patricia Popelier tekende hij voor het inleidende hoofdstuk in België, quo vadis? Waarheen na dezes de staatshervorming? Het is verdienstelijk de vraag op te werpen welke toekomst België nog heeft op de lange termijn. Specialisten van verschillende disciplines laten in het boek hun licht schijnen op de verbindende en de splijtende krachten in België. De ambitie van de redacteuren,waaronder Sinardet, is hoog: ‘Deze bundel biedt reflecties over deze basisvraag, om uitdagingen en knooppunten te identificeren, taboes te doorbreken en voorstellen te lanceren’. Dergelijke aanspraken vergen een zo neutraal mogelijke benadering. Daarin schiet alvast het inleidende hoofdstuk tekort.
Wie wetenschappelijke aanspraken maakt, moet A en B zeggen en selectiviteit uit zijn argumentatie weren. Daarin falen Sinardet en Popelier schaamteloos. Ze beklagen zich meermaals over het gemis aan een ‘Belgische publieke ruimte’ die ze noodzakelijk achten voor ‘een optimale werking van de democratie’. Dit punt ligt volledig in de lijn van Sinardets voortdurend gehamer op een federale kieskring, een belangrijk programmapunt van B plus.Daarvoor ijvert hij ook al jaren binnen de zogenaamde Paviagroep die academici van beide zijden met dat doel voor ogen groepeert en, niet verwonderlijk, gesteund wordt door topjournalisten zoals … Van der Kelen. Die democratische zorg speelt blijkbaar minder wanneer het gaat om de beoordeling van de 6de staatshervorming. Sinardet en Popelier schrijven weliswaar dat de zuivere splitsing van BHVdoor de Franstaligen langdurig werd geblokkeerd. Dat belet hen niet om uiteindelijk toch positief te staan tegenover de blokkade mechanismen zoals de alarmbelprocedure, want dankzij deze mechanismen werd ‘tijd gekocht om tot een onderhandelde oplossing te komen’. Dat die ‘oplossing’ er uiteindelijk kwam met een minderheid langs Vlaamse zijde,wordt zedig verzwegen.
Ook over de transfers wordt met haast geen woord gerept
Tekenend is ook hun invulling van de hen dierbare federale loyaliteit. Die moet ten dienste worden gesteld van het voorkomen van fiscale concurrentie, het vermijden van dubbele belastingen en het vrijwaren van het vrij verkeer.Geen jota over het gemis van Franstalig respect voor het Vlaamse grondgebied, het Franstalige imperialisme in Vlaams-Brabant en de dagelijkse schendingen van de taalwetgeving in Brussel. Ook over de transfers wordt met haast geen woord gerept. Als het dan toch gebeurt, staat het woord tussen aanhalingstekens. Waarom? Blijkbaar mogen de dingen niet bij hun naam genoemd worden. Er rust een taboe op de €16 miljard – €16.000.000.000 – transfers die jaarlijks vanuit Vlaanderen naar het Franstalige landsgedeelte en Brussel vloeien. Het ‘herverdelingsmechanisme’ ten gunste van de Franstaligen wordt in de ogen van de auteurs gecompenseerd door de zeggenschap van de Vlaamse minderheid in Brussel. Wat die inspraak in realiteit voorstelt,ook daarover blijven Sinardet en Popelier muisstil. Over Franstalige provocaties zoals de toch wel verbluffende eenzijdige oprichting van de Fédération Wallonie-Bruxelles in mei 2011 weerom geen woord… Het zijn maar enkele voorbeelden van de selectieve en tendentieuze ‘wetenschapsbeoefening’ van de auteurs. Franstalige lezers lachen in hun vuistje. Arm Vlaanderen…
Guy Leemans
België, quo vadis ? Waarheen na de zesde staatshervorming ?, Antwerpen en Cambridge, 2012, is een uitgave in de reeks Forum Federalisme van de Universiteit Antwerpen.