Om zeldzame dieren en planten te zien moet je geen verre en dure reizen maken. In Hove komen verschillende zeldzame en beschermde soorten voor. De gemeentelijke milieuraad werkt samen met het gemeentebestuur om deze soorten te beschermen. Hiervoor werd een bio diversiteitcharter opgesteld en een actualisatie van het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan.

dreef in het bos

De hazelworm

Dit is helemaal geen worm maar een hagedis zonder poten. Op het eerste zicht lijkt hij op een slang maar is volstrekt ongevaarlijk. De hazelworm is doorgaans bruin van kleur en bereikt een lichaamslengte van ongeveer 45 centimeter. Jongere dieren zijn lichter van kleur en hebben donkere lengtestrepen, oudere exemplaren zijn soms gevlekt. Hij leeft meestal verborgen tussen bladeren en takken en eet regenwormen en slakken. Door de gewoonte vaak de tong uit te steken wordt de gelijkenis met een slang nog eens versterkt.

Belangrijke verschillen tussen een hazelworm en een slang zijn de relatief stijve voortbeweging, de tong die niet sterk gevorkt is en de beweegbare oogleden van de hazelworm. Net als andere Europese hagedissen is de hazelworm volkomen ongevaarlijk en bovendien erg schuw, bij verstoring vlucht het dier snel weg. De hazelworm is een overwegend schemeractieve soort die maar zelden overdag wordt aangetroffen, soms wordt een zonnebad genomen maar nooit in de felle zon. Tijdens het nemen van een zonnebad schuilt de hazelworm vaak tussen de bladeren en is zo moeilijk te zien. Overdag verstopt de hagedis zich onder stenen, tussen de bladeren of in holle boomstronken. Vaak worden deze door de zon beschenen zodat de schuilplaats relatief warm is. Na regenval op warme dagen kan de hazelworm overdag worden gevonden, omdat zijn favoriete prooien, slakken en wormen, dan massaal tevoorschijn komen. In Hove zijn er al hazelwormen gesignaleerd in het gemeentepark en in het Uilenbos aan de grens met Lint. De hazelworm is een bedreigde diersoort. Zijn grootste bedreigingen zijn het verdwijnen van zijn schuilplaatsen en de aanwezigheid van andere dieren zoals fazanten en kippen.

        
Gemeentepark met hofgracht


De ree

In het landelijke deel van Hove, de oostwijk met de bossen van het domein van Moretus en de Boshoek, leeft er een relatief grote populatie reeën.

De ree heeft een zandgele tot roodbruine zomervacht, ’s winters is deze meer grijsbruin tot zwart van kleur. Volwassen dieren hebben geen vlekken. Duidelijk zichtbaar is de witte tot gelige rompvlek. Bij mannetjes is deze vlek ’s zomers vrij onduidelijk. De neus is zwart, en de kin is wit. De staart is vrij klein (twee tot vier centimeter lang) en enkel zichtbaar tijdens het ontlasten. ’s Winters steekt bij het vrouwtje een bosje witte haren tussen de achterpoten naar achteren, dat op een staart lijkt.

Het volwassen mannetje (reebok) heeft een eenvoudig gewei, bestaande uit maximaal drie punten. Het gewei is maximaal 25 centimeter lang. ’s Winters groeit het gewei, en de basthuid wordt afgeschuurd tussen maart en juni. Tussen oktober en januari wordt het gewei afgeworpen.

De ree is een “knabbelaar”: hij eet bramen, bessen, twijgen, scheuten, knoppen en loten van struiken en bomen als rozenstruiken en coniferen, kruiden, grassen, bladeren, noten, paddenstoelen en landbouwgewassen als tulpen, granen en kroppen. ’s Zomers voedt hij zich ook met jonge blaadjes, en in de herfst ook met eikels, terwijl knoppen en twijgen ’s winters meer worden gegeten. Hij is vrij selectief en eet enkel de meest voedzame delen van een plant. Tussen eten en herkauwen zit meestal zo’n één (in de zomer) tot twee uur (in de winter).

De ree is voornamelijk in de schemering actief. Van september tot april is hij voornamelijk ’s nachts actief. Van mei tot augustus is hij ook meer overdag actief, en in gebieden waar hij niet wordt verstoord laat hij zich ook meer overdag zien.

De havik

De havik is een middelgrote roofvogel uit de familie van de havikachtigen waartoe ook andere dagroofvogels zoals arenden en buizerds behoren. Resideert in Hove vnl. in de Boshoek en de bossen van Moretus.

Een volwassen exemplaar kan een lengte hebben tussen 49 en 66 cm. Een havik heeft korte, brede vleugels en een lange, bijna vierkante staart. Een volwassen havik heeft een witte lijn boven het oog, een zwarte kruin en donkere veren in de oorstreek. Het verenkleed van een mannetje is bovenaan bruin en onderaan vaalwit met dunne grijze strepen. Het vrouwtje is veel groter en een bovenaan een leigrijs verenkleed en is onderaan grijs. Een havik is een stille vogel. Slechts in de broedtijd kan men verschillende soorten gekekker horen. In onze streken wordt de mannetjeshavik gemakkelijk verward met de sperwer , maar is iets groter, zwaarder en heeft iets langere vleugels.

De havik vangt middelgrote vogels en zoogdieren. Hoofdprooien zijn duiven, Vlaamse gaaien en konijnen.. Ook eksters en kraaiachtigen worden verschalkt. In terrein met veel dekking jaagt de havik vanaf een zitplaats of in een lage vlucht, om een prooi te verrassen. Daarbij kan de vogel op korte stukken een relatief grote snelheid (80 km/u) ontwikkelen. Haviken vangen hoofdzakelijk de soorten die in hun leefomgeving talrijk voorkomen. Vaak is te zien hoe haviken zich vanuit een hoge cirkelende vlucht net als een slechtvalk op een prooi duikt.

Kleine bonte specht

De kleine bonte specht is de kleinste uit de familie van in de Lage Landen voorkomende spechten. Spechten zijn geen zangvogels, maar het is wel een uitgesproken bosvogel.

De kleine bonte specht is slechts 14 tot 16,5 centimeter lang. Deze specht heeft een witte bandering op de vleugels en rug. Het mannetje heeft een geheel rode kruin, het vrouwtje een zwarte. Beide geslachten hebben een wit voorhoofd, vaak met een gele tint. De kleine bonte specht broedt in loofbossen, oude boomgaarden, parklandschappen en beekdalen. De vogel hakt zijn nest in zacht, dood hout. Hij eet  alleen insecten.

In Nederland en Vlaanderen is het een vrij talrijke broedvogel in de hogere delen van het land waar bossen zijn. Het is geen bedreigde vogelsoort.