Worden politici, nu wel of niet geschaduwd door de Belgische staatsveiligheid? Justitieminister Annemie Turtelboom (Open VLD) en administrateur-generaal Alain Winants ontkennen bij hoog en bij laag dat politici gevolgd worden door geheim agenten. Maar op het eigenste moment dat de baas van de staatsveiligheid dat verklaarde, filmde een ploeg van het RTBF-nieuws op zijn bureel een dik dossier waarop de naam “Dewinter Filip” genoteerd stond.

Er is ook nog het uitgelekte sektedossier waarin politici van verschillende partijen vernoemd worden. En er is de zaak-Debie, de “mol” binnen de partij Vlaams Belang.

Erg tegenstrijdige verklaringen en elementen dus. Dat dit zou ter sprake komen in het parlement stond in de sterren geschreven.

 

Senator Filip Dewinter vroeg in de senaat aan de minister van Justitie “op de man af” hoe het nu eigenlijk zit? Een typisch wollig, nietszeggend antwoord was het enige wat de minister over de lippen kreeg.

Besluit : wij zijn er nog steeds van overtuigd dat de Belgische staatsveiligheid de wat radicalere partijen zoals Vlaams Belang, N-VA, FDF, PVDA, Rood, Personenpartij, Rassemblement Wallonie-France, Wallonie D’Abord, enz … nog steeds blijft schaduwen via allerlei technieken.

Hetzelfde geldt voor de wat radicalere actiegroepen zoals Greenpeace, Gaia, Oxfam Wereldwinkel, Fietsersbond, Natuurpunt, Taal Aktie Komitee, Voorpost, Nation, enz …

In de regimegetrouwe pers van kranten en weekbladen zal men hierover niet veel lezen.  In de Gazet van Hove wel !

VB logo small    PVDA+ logo

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2012-2013
Plenaire vergaderingen
Donderdag 21 februari 2013
Namiddagvergadering

Mondelinge vraag van de heer Filip Dewinter aan de minister van Justitie over «het volgen van politici door de Staatsveiligheid en de controle op deze dienst» (nr. 5-850)

De heer Filip Dewinter (VB). – “Zowel in de Kamer als de Senaat verklaarde de minister van Justitie dat de Staatsveiligheid onder geen enkel beding politici of parlementsleden volgt en dat haar geen dossiers over politici bekend zijn.

Sinds die verklaringen, die in de nasleep van de publicatie van een rapport over het volgen ven sektes werden afgelegd, zijn er alweer nieuwe onthullingen in de pers verschenen. Een gewezen medewerker van mijn partij heeft zich geout als een informant van de Staatsveiligheid en heeft de RTBf beelden uitgezonden waarop mijn eigen dossier als een soort smoking gun op de tafel van de administrateur-generaal van de Staatsveiligheid te zien was.

De administrateur-generaal van de Staatsveiligheid nuanceerde dat achteraf en zegde dat zijn dienst “geen politici volgt vanwege hun parlementaire activiteiten”, maar dat de Staatsveiligheid wel bevoegd is om bedreigingen te onderzoeken, waaronder extremisme en dat in dat kader politici wel kunnen worden gevolgd.

Uit het rapport van het Comité I van 2007 blijkt dat toen 53 actieve politici, onder wie parlementsleden en ministers, een zogenaamd gereserveerd dossier hadden bij de Staatsveiligheid. Alleen de top van de dienst had toegang tot deze dossiers, die overigens werden bewaard in het kantoor van de administrateur-generaal, de heer Albert Raes zelf.

Er is een richtlijn die de administrateur-generaal van de Staatsveiligheid verplicht om de minister van Justitie te informeren wanneer een politicus gevolgd wordt.

Heeft de minister ooit een informatierapport over mij ontvangen ? Bestaan er op het moment nog andere soortgelijke dossiers over politici ?

Wat is het standpunt van de minister betreffende de verklaringen van de administrateur-generaal van de Staatsveiligheid ? De minister heeft immers een audit gevraagd bij het Comité I over de feiten van de voorbije weken.

Kan de minister bevestigen dat, indien geen politici worden gevolgd, er toch politieke partijen die in het parlement zijn vertegenwoordigd, worden gevolgd ? Indien dat zo is, welke initiatieven zal de minister nemen om herhaling te vermijden ? “

P1020111

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – “In de vraag heeft de senator het over een “lijst met te volgen staatsbedreigende organisaties”. Een dergelijk lijst bestaat niet. De lijst waarnaar de senator lijkt te verwijzen, is de lijst met organisaties en groeperingen die, met het oog op de bescherming van de openbare orde, gevolgd worden door de federale politie, meer bepaald door de directie van de operaties inzake de bestuurlijke politie. Die lijst, opgesteld door de federale politie, wordt jaarlijks geëvalueerd en wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken.

De Staatsveiligheid is op de hoogte van het bestaan van die lijst, maar hanteert ze niet voor het bepalen van haar eigen prioriteiten. De prioriteiten van de Staatsveiligheid worden sinds 2009 vastgelegd in een jaarlijks actieplan, dat telkens ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de minister.

De inhoud van de actieplannen van de Staatsveiligheid is vertrouwelijk, maar het spreekt voor zich zelf dat ze nooit kunnen ingaan tegen of in tegenspraak kunnen zijn met de wettelijke opdrachten van de Staatsveiligheid, die zijn vastgelegd in de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De domeinen waarop de inlichtingenopdracht van de Staatsveiligheid betrekking heeft, worden daarin opgesomd en nader toegelicht. Het betreft: spionage, terrorisme, extremisme, proliferatie, schadelijke sektarische organisaties, criminele organisaties en inmenging. De Staatsveiligheid behoort, als een onderdeel van de FOD Justitie, tot de uitvoerende macht.

Daardoor valt ze automatisch ook onder de controle van het parlement, als emanatie van de wetgevende macht. Die controle wordt geconcretiseerd door de Senaatscommissie belast met de parlementaire begeleiding van het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Indien de Staatsveiligheid parlementsleden of hun parlementaire activiteiten tot voorwerp van haar inlichtingenopdracht zou maken, dan zou dit een schending van het principe van de scheiding der machten betekenen.

Concreet heeft dit tot gevolg dat de Staatsveiligheid geen inlichtingen mag verzamelen, verwerken of analyseren over de activiteiten van een parlementslid binnen het parlement zelf en voor alle activiteiten of handelingen van het parlementslid buiten het parlement, voor zover ze deel uitmaken van zijn of haar parlementaire functie. Het valt uiteraard niet uit te sluiten dat een parlementslid benaderd wordt door personen of organisaties die gevolgd worden door de Staatsveiligheid omdat zij activiteiten ontplooien die onder de wettelijke bevoegdheden van de dienst vallen, zoals inmenging en extremisme.

Het louter vermelden van een naam – al dan niet van een politicus – in een informatierapport heeft op zich geen enkele relevantie en houdt ook geen schending in van principes als de parlementaire onschendbaarheid of de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Een naam is een gegeven, maar een gegeven op zich is geen inlichting. Inlichtingen zijn immers gebaseerd op informatie afkomstig uit verschillende bronnen en op een toetsing van de informatie aan het wettelijke kader waarin ze ingewonnen worden en aan de doelstelling”.

P1030847

De heer Filip Dewinter (VB). – “Zoals vaak bij dit soort van antwoorden draait de minister rond de pot. Ze verwijst naar de wet van 1998 die de taken van de Staatsveiligheid bepaalt. De minister slaat en zalft: ze zegt dat een parlementslid niet kan worden gevolgd voor activiteiten binnen het parlement, noch voor alle activiteiten van het parlementslid buiten het parlement voor zover die deel uitmaken van zijn of haar parlementaire functie. Maar in sommige gevallen kunnen parlementsleden dan wel worden gevolgd.Zo moeilijk kan het toch niet zijn om te zeggen of er “gereserveerde” dossiers bestaan over politici die in het federale of in een ander parlement zetelen. We weten dat er in 2007 53 zulke dossiers over politici waren. Hoeveel zijn er vandaag ? Worden politieke partijen die vertegenwoordigd zijn in het parlement, gevolgd, rechtstreeks als partij of onrechtstreeks in het kader van bepaalde fenomenen die de Staatsveiligheid onderzoekt ?Het moet toch mogelijk zijn om daar uitsluitsel over te geven. We hebben het rapport van het Comité I van 2007 over de gereserveerde dossiers, waar die aangelegenheden uitgebreid worden behandeld.De minister draait echter rond de pot. Haar antwoord kan zeer breed worden geïnterpreteerd. Ik betreur dat, want zo blijft de onduidelijkheid over de Staatsveiligheid en hun al dan niet malafide praktijken bestaan en blijft er over de Staatsveiligheid een waas van geheimzinnigheid en gebrek aan democratische controle hangen”.

→ Bijlage brochure uit De Tijd: Veiligheid van de Staat – FOD Justitie
    Bron : De Tijd, dinsdag 3 oktober 2006